Intergenerationele armoede en kansenongelijkheid zijn hardnekkige en groeiende problemen, ook in de Veenkoloniën. Huidig beleid slaagt er niet in om de situatie voor mensen in armoede te verbeteren en behaalt haar doelstellingen tot nu toe dus nog niet. Dit essay presenteert de hoofdconclusies en aanbevelingen van het meerjarig onderzoek naar het effectief terugdringen van intergenerationele armoede in de Veenkoloniën, uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen, als onderdeel van het project 'Alliantie van Kracht’ en in opdracht van de provincies Drenthe en Groningen. De belangrijkste conclusie is dat het doorbreken van intergenerationele armoede een benadering vereist die gericht is op families. Iedere familie is anders en heeft te maken met haar eigen manieren van armoede-overdracht. Daarnaast bevelen wij aan om zes randvoorwaarden te creëren die het individu of het gezin in armoede centraal zetten. Dit schept een raamwerk om intergenerationele armoede, in al haar diversiteit, succesvol aan te pakken.
Op Landgoed Sparrenhof in Tilburg wordt met diverse partners uit het brede jeugdveld gewerkt aan pedagogische vrijplaatsen. Jongeren groeien op in een samenleving waar prestatiedruk en kansenongelijkheid hoogtij viert. Als tegenbeweging worden pedagogische vrijplaatsen ontworpen om te ONT-moeten en ONT-wikkkelen. Niet een curriculum of beleidsdoel is het uitgangspunt, maar de dromen, wensen en brede talenten van kinderen en jongeren. In dit Fundament worden de uitgangspunten beschreven op basis waarvan er op Sparrenhof wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een pedagogische vrijplaats, aan de rand van de stad en toch midden in de natuur.
"In Rotterdam staat het streven naar gelijke onderwijskansen voor alle kinderen hoog op de agenda. De kansenongelijkheid in het onderwijs groeit en daar wil de gemeente iets tegen doen, samen met onderwijsinstellingen en ouders. De aanpak richt zich onder meer op kwaliteit en toegankelijkheid van onderwijs. De gemeente wil in het onderwijs kansengelijkheid bevorderen en segregatie verminderen. Daarom verdient het nader onderzoek hoe aanmelden en inschrijven op basisscholen verloopt, aldus de gemeente. In 2022 kreeg het Kenniscentrum Gemengde Scholen de opdracht van de gemeente voor een onderzoek naar bovengenoemde vragen over de toegang tot basisscholen in Rotterdam. Dit onderzoek is kwalitatief van aard en gericht op zowel het beleid als de praktijk van het proces van aanmelden, toelaten, inschrijven en plaatsen van leerlingen. Het doel is om te achterhalen of alle ouders in de praktijk dezelfde kansen hebben om hun kind op de school van hun voorkeur geplaatst te krijgen. Zo’n gelijk speelveld draagt bij aan de kansengelijkheid voor alle kinderen en kan, in combinatie met specifieke voorrangsregels, ook de segregatie verminderen."
Deze top-up subsidie sluit aan op het project ‘Afstemmen op diversiteit in de klas. De ontwikkeling van een passend professionaliseringspalet voor leraren’. De wens en noodzaak om het onderwijs goed af te stemmen op diversiteit onder leerlingen zijn groter dan ooit binnen onze maatschappelijke context van passend onderwijs, kansenongelijkheid en het streven naar inclusie. Professionele ontwikkeling op dit vlak vindt met name plaats in de scholen, wanneer leraren zich ontwikkelen van basisbekwaam tot vakbekwaam. Het vormgeven van effectieve professionalisering op dit thema is complex. De praktijkvraag van de werkveldpartijen was dan ook: ‘Hoe kunnen leraren door voortgezette professionalisering ondersteund worden om beter af te stemmen op diversiteit?’ In drie deelstudies is deze vraag onderzocht. Eerst zijn differentiatiestrategieën, opvattingen, dilemma’s en factoren in verwachtingsvorming van leraren onderzocht. Daarnaast zijn inhouden en vormen van voortgezette professionalisering die leraren als effectief ervaren voor het afstemmen op diversiteit in kaart gebracht. Op basis van de uitkomsten is een professionaliseringspalet ontwikkeld en geïmplementeerd in vijf scholen. De professionalisering was zo opgebouwd dat leraren op basis van de visie van de school en hun individuele leervragen keuzes maakten uit de leeractiviteiten in het palet en hier in leerteams mee aan de slag gingen. Eigen regie op de professionalisering en afstemming op de diversiteit in de teams werd hiermee beoogd. In de praktijk bleek het nemen van professionele ruimte zowel inhoudelijk als organisatorisch nog geen vanzelfsprekendheid is in scholen. Veel leraren hoopten op sturing en concrete aanbevelingen. Hierop zijn trajecten in de scholen aangepast en is er minder met het professionaliseringspalet gewerkt dan beoogd. De doorontwikkeling van het palet op basis van de behoeften en ervaringen van de leraren tijdens de professionalisering is hierdoor minder goed gerealiseerd dan gepland. Gezien de ontwikkelingen in de beroepspraktijk rondom passend onderwijs en inclusie is een goed ontwikkeld professionaliseringspalet wel wenselijk.
Kansenongelijkheid in het onderwijs is een grote maatschappelijke uitdaging. Soms hebben kinderen - door allerlei verschillende oorzaken - minder kansen om hun talenten goed te ontwikkelen. Een van de bepalende momenten voor die ontwikkelkansen is de overstap van het basisonderwijs (PO) naar het voortgezet onderwijs (VO). In dit onderzoek kijken we daarom, met professionals uit de Amersfoortse praktijk, wat er nodig is om tijdens die ‘grote oversteek’ het verschil te maken en te zorgen dat alle kinderen gelijke kansen krijgen om hun talent te ontplooien.
Het kennisnetwerk “Leren en Ontwikkelen voor Toekomstgericht Onderwijs” richt zich op onderwijsvernieuwingsvraagstukken. Scholen staan voor complexe uitdagingen waaronder een toename in diversiteit aan leerlingen die maatwerk vragen, de hardnekkige kansenongelijkheidsproblematiek, de noodzaak nieuwe technologieën adequaat in te zetten, en de opdracht leerlingen nieuwe leerinhouden maar vooral nieuwe leervaardigheden aan te leren. Voor scholen leidt dit tot aanpassingen zoals afstappen van klassikaal werken, focussen op leerprocessen in plaats van leerproducten en inzetten op autonomievergroting bij leerlingen. Onafhankelijk van de sector kampen scholen met vergelijkbare (ontwikkel)vraagstukken zoals nieuwe (meer ontwerpende en coachende) rollen van leraren, het anders beoordelen en monitoren van leerlingen en nieuwe samenwerkingsvormen binnen teams. Ons kennisnetwerk omvat bestaande samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen en scholenclusters die ervaring hebben met gezamenlijk onderzoek doen, opleiden en professionaliseren. De lectoren kennen elkaar van gemeenschappelijke (praktijkgerichte) onderzoeksprojecten, professionaliseringsactiviteiten en onderwijsontwikkeling. In het kennisnetwerk brengen we de verschillende samenwerkingsverbanden fysiek samen doordat onderzoekers, (toekomstige) leraren en lerarenopleiders in kennislabs op een onderzoeksmatige manier werken aan praktische oplossingen voor eerdergenoemde vraagstukken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een methodiek voor hybride kennislabs, ontwikkeld door een van de lectoraten, samen met de OU. Binnen het netwerk is een kernteam verantwoordelijk voor enerzijds destillatie van prangende onderzoeksvragen en het doen van onderzoeksaanvragen en anderzijds de monitoring van zowel de leeropbrengsten als praktische opbrengsten (werkzame principes) van de kennislabs en de verfijning van de werkwijze binnen de kennislabs. Het uiteindelijke doel zijn kennislabs die zodanig regionaal verankerd zijn wat betreft de professionalisering van betrokkenen, kennisdeling, inspiratie en ondersteuning bij het ontwikkelen van toekomstgericht onderwijs en het aanvragen en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek dat deze na vier jaar zonder subsidie kunnen worden voortgezet. Daarnaast vormen ze een onmisbaar onderdeel van een landelijke kennisinfrastructuur. We beogen een open netwerkorganisatie waarbij lerarenopleidingen, scholen en kennisinstellingen zich op basis van hun expertise kunnen aansluiten