Vanuit de professionals in de strafrechtketen is er een grote behoefte aan snelle en betrouwbare DNA-analyses die buiten de laboratoria op of nabij een plaats delict kunnen worden uitgevoerd. Een sneller opsporingsproces draagt bij aan een betere aanpak van criminaliteit. Met nieuwe forensische DNA-technieken kunnen snel analyseresultaten worden gegenereerd die de opsporing verder kunnen helpen. Het is echter een complexe uitdaging om deze technieken daadwerkelijk in te zetten in de huidige opsporingspraktijk. Hoe werkt deze techniek, wanneer kan de techniek wel of juist niet worden ingezet, wat zijn de kosten en de baten, en welke resultaten kunnen ermee worden behaald? Bij het starten van een DNA-onderzoek op locatie spelen allerlei kwaliteitseisen en juridische waarborgen waarmee DNA-onderzoek is omgeven. Ook gaat het gebruik van deze techniek gepaard met nieuwe taken, rollen en verantwoordelijkheden van de professionals die betrokken zijn bij het proces van opsporing en vervolging, en met een nieuwe wijze van samenwerking tussen ketenpartners. In dit project is een nieuwe werkwijze – de LocalDNA-procedure – ontwikkeld en getoetst. Deze procedure is gericht op het effectief gebruik van een snelle mobiele DNA-analyse techniek door forensische rechercheurs en een snelle informatiestroom tussen de ketenpartners van de politie, het Nederlands Forensisch Instituut en het Openbaar Ministerie. Uit het onderzoek is gebleken dat de LocalDNA-procedure kan worden ingezet binnen een beperkt aantal zaken en voornamelijk geschikt is voor bloedsporen. Wanneer de procedure kan worden ingezet is deze belovend. Het DNA-onderzoek leidt relatief vaak tot een bruikbaar DNA-profiel waarmee verder kan worden gerechercheerd. Gemiddeld zorgt de inzet van de LocalDNA-procedure voor een grote versnelling in het algehele opsporingsproces bij zaken die hebben geleid tot snelle identificatie en opsporing van verdachten. Naast de belovende resultaten laat het onderzoek ook zien dat de procedure nog niet geschikt is voor onmiddellijke inzet in de praktijk. Belangrijke knelpunten zijn onder andere dat de gebruikte DNA- analyseapparatuur momenteel nog niet los van een aanvullende kwaliteitscontrole kan worden uitgevoerd, dat het (beslissings-) ondersteunend systeem voor het selecteren van zaken en sporen nog verder moet worden ontwikkeld en de opvolging van een snel resultaat verdere uitwerkt moet worden. Ten behoeve van implementatie in de praktijk heeft het onderzoek mogelijkheden inzichtelijk gemaakt waarmee geconstateerde knelpunten kunnen worden ondervangen en aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwikkelen van de toekomstige procedure en de mogelijke inrichting hiervan. Onder andere zal aanvullend onderzocht moeten worden of andere apparatuur en bemonsteringsmethoden betere resultaten opleveren, of scherpere keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de sporen die voor snelle DNAprocedure in aanmerking komen, hoe de ondersteuningstool verder geoptimaliseerd en geïmplementeerd kan worden en wat de invloed is als de LocalDNA-procedure niet op een vaste locatie maar op de plaats delict zelf wordt ingezet.Nader onderzoek en opvolging van de aanbevelingen die zijn voortgevloeid uit dit onderzoek zullen inzichtelijker maken hoe een snelle DNA-onderzoeksroute en een snelle informatieoverdracht tussen ketenpartners optimaal kan worden ingezet voor het versnellen van de opsporingspraktijk.
In Nederland staat het traditionele aanbod aan hulpverlening, dienstverlening en maatschappelijke ondersteuning onder druk. Onder invloed van maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen in Nederland lijken de hulpverlenings-, welzijns- en zorginstellingen steeds meer naar elkaar toe te groeien. Er ontstaan samenwerkingsverbanden waarin elke participant vanuit eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid zijn eigen bijdrage levert. Dergelijke samenwerkingsverbanden worden “ketens” genoemd. Om het ontstaan van deze ketens goed te kunnen begrijpen worden in dit artikel eerst de belangrijkste maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen beschreven, die van invloed zijn op de praktijk van hulpverlening, dienstverlening en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Vervolgens worden verschillende manieren van multiprofessionele samenwerking in Nederland op het gebied zorg, hulp- en dienstverlening met elkaar vergeleken. Tenslotte wordt de ketenbenadering geïllustreerd met een good-practice-voorbeeld: de ketenbenadering van voetbalvandalisme bij SportClub Cambuur te Leeuwarden. Het artikel wordt besloten met enkele kritische kanttekeningen.
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
De kunstgrasberg in Nederland is groeiende. In april 2019 hebben een aantal bedrijven, zijnde ketenpartners, de handen in een geslagen om dit te doen veranderen, en hebben GBN Artificial Grass Recycling (GBN-AGR) opgericht. Dit heeft in juni 2020 geresulteerd in een fabriek voor de recycling van de kunstgrasmatten. De eindproducten van deze fabriek zijn circulair grondstoffen zoals circulair zand, circulair SBR, circulair TPE en RTA. Deze grondstoffen worden op traditionele productiewijze in mallen geperst en waaruit rubbertegels, kantplanken, picknicksets worden vervaardigd. Gezien de hoeveelheid aan kunstgrasmatten is er behoefte vanuit de ketenpartners om meer en hoogwaardige producten te realiseren. In dit onderzoek wordt een verkenning gedaan naar de mogelijkheid om gerecycled kunstgras te gaan 3D printen. Zo dat er in de toekomst hoogwaardige en vernieuwde producten uit te vaardigen zijn. Ook zijn de huidige 3D printbedrijven nog niet bekend zijn met circulaire grondstoffen uit gerecycled kunstgras, aangezien het 3D printfilament daarvan nog niet voor handen is. Via materiaalonderzoek, ontwikkeling van 3D printfilament, testen van het filament wordt de eerste aanzet gegeven om tot een grondstof te komen die voor hoogwaardige producten kan worden ingezet. Tevens wordt een productontwerp voor een product gecreëerd. En wordt er een prototype, eventueel op schaal gefabriceerd met het 3D printfilament afkomst van de circulaire grondstoffen van het gerecycled kunstgras. Het einddoel is om de kunstgrasberg in Nederland te doen krimpen, door: - Aantoonbaar te maken aan de maakindustrie dat gerecycled kunstgras een basisgrondstof kan zijn voor producten. - 3D printen een productiemethode is dat voor bepaalde toepassingen voordelen kan hebben om hoogwaardige producten van gerecycled kunstgras mee te maken, naast de al bestaande traditionele productiemethoden.
Het ‘Living Lab, Eerst een Thuis’ van gemeente Utrecht en regiogemeenten geeft dakloze mensen directe toegang tot stabiele huisvesting met ambulante begeleiding. De Hogeschool Utrecht voert actieonderzoek uit. We achterhalen kritische succes- en faalfactoren bij huisvesting, begeleiding en landen in de wijk en zorgen ervoor dat we tussentijds samen kunnen leren en experimenteren. Doel Door dit project krijgen we inzicht in wat werkt bij het huisvesten, begeleiden en helpen landen in de wijk van dakloze mensen. Daarmee willen we de kans op duurzaam herstel van de bewoners vergroten. Leergang Housing First Housing First is bekend als model en systeemaanpak voor het beëindigen van dakloosheid. Wil je weten waar dit precies over gaat? Ben je benieuwd naar wat er bij de implementatie en doorontwikkeling komt kijken? Wil jij met Housing First een effectieve bijdrage leveren aan het beëindigen van dakloosheid? Meld je dan aan voor onze nieuwe Leergang Housing First die in januari '23 van start gaat en wordt verzorgd door Housing First Nederland en Hogeschool Utrecht. Resultaten Inzicht in de kritische succes- en faalfactoren op de thema’s begeleiding, huisvesting en landen in de wijk; Het vergroten van de kans op duurzaam herstel van mensen die na een periode van dakloosheid weer zelfstandig gaan wonen. Looptijd 01 april 2021 - 31 augustus 2023 Aanpak We organiseren groepssessies met bewoners, begeleiders en ketenpartners bij de verschillende projecten die onder het Living Lab vallen. Daarbij kijken wat goed gaat en wat beter kan en vertalen we de opgehaalde informatie naar interventies of actiepunten.