Veel hoger onderwijsinstellingen implementeren flexibelere vormen van onderwijs in hun curriculum vanwege verschillende redenen, zoals a) het bevorderen van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, b) de maatschappelijke noodzaak voor wendbare, zelfregulerende professionals die een Leven Lang Leren, en/of c) om de motivatie van (aanstaande) studenten te verhogen. Deze flexibiliteit uit zich bijvoorbeeld – op zowel curriculumniveau als op moduleniveau – in het zelf kunnen kiezen van de inhoud van het leren, waar het leren plaatsvindt, met wie er wordt geleerd, wanneer en hoe er wordt geleerd. De keuze om flexibelere invullingen van het onderwijs te geven moet echter aansluiten bij de wensen en behoeften van studenten, bij die van het werkveld alsook bij die van de instelling/opleiding. Binnen dit symposium richten we ons op de wensen en behoeften van de studenten en hun keuzeprocessen: In hoeverre willen studenten flexibiliteit in het onderwijs, en welke mate van flexibiliteit ervaren zij? Wat zijn de achterliggende redenen voor deze behoeften? Als zij flexibiliteit hebben, hoe maken ze hier dan gebruik van? Welke keuzes maken studenten als zij inhoudelijke flexibiliteit krijgen en op basis waarvan maken zij deze keuzes? Binnen dit symposium staan drie papers centraal waarin antwoord op deze vragen worden gegeven.
LINK
De Tijdelijke Commissie Leraren onder leiding van Rinnooy Kan (2007) heeft gepleit voor een ster-kere rol van leraren bij het formuleren en bewaken van de professionele kwaliteit. Dat betekent dat (de beroepsgroep van) leraren een standaard moeten formuleren voor de professionele kwaliteit, voor de kennis en vaardigheden die de leden van het ‘gilde’ van leraren dienen te bezitten. Tegelijk moet de eigen professionele kwaliteit afgezet worden tegen die gildekennis.Dat geldt voor leraren, maar ook voor studenten. Ook zij moeten inzicht hebben in wat er aan professionele kwaliteit van leraren verwacht wordt en dat kunnen relateren aan het niveau van professionele kwaliteit dat zij op dat moment bezitten. Lerarenopleiders kunnen een bijdrage leveren aan het leren van studenten als zij bewuster omgaan met het geven van feedback. Door de rol van feedback in het leren van studenten te verkennen, en vragen te stellen over welke proces-sen gaande zijn bij studenten tijdens het ontvangen van feedback en welke kwaliteitseisen gesteld kunnen worden aan feedback, kunnen lerarenopleiders studenten beter ondersteunen in hun ontwikkeling. Dialoog is hierbij van essentieel belang.
MULTIFILE
Studenten ervaren maar beperkt dat ze regie kunnen nemen op hun eigen leerproces. Regie nemen op je leerproces vraagt van studenten dat zij zelfregulerende vaardigheden bezitten. Ontwikkelingsgerichte feedback biedt enorme kansen om de zelfregulatie van studenten te ontwikkelen. De processen die ten grondslag liggen aan feedback en zelfregulatie kennen grote overeenkomsten. Wil feedback bijdragen aan zelfregulatie, dan moet de student een actievere rol krijgen in het feedbackproces. Om het gesignaleerde probleem van te weinig zelfregulatie door studenten en een te weinig actieve rol van studenten in het feedbackproces aan te pakken, zijn in dit project een aantal interventies ingezet gericht op het ontwikkelen van feedbackgeletterdheid bij studenten. De innovatie in dit project bestaat uit een feedbacktraining die wordt uitgevoerd in het propedeusejaar van een hbo opleiding. Met de training leert de student in het feedbackproces vier activiteiten: de student leert (1) de feedback te begrijpen, (2) de feedback te gebruiken, (3) op de feedback te reageren en (4) gericht te vragen naar feedback. Om de invloed van de training te bepalen is de feedbackgeletterdheid en zelfregulatie van studenten gemeten. Deelnemers aan het rondetafelgesprek worden geïnformeerd over de opbrengsten en uitgenodigd kritisch mee te denken om de interventie door te ontwikkelen.
Hoewel duidelijk is dat als jongeren ouder worden ze vaker hun eigen voedselkeuzes maken, weten we weinig over hoe jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 20 dat doen, welke rol gezondheid en duurzaamheid daarbij spelen, en hoe jongeren te bewegen zijn tot gezonder en duurzamer voedsel. Dat is daarom de focus van dit onderzoek. Daarbij richten we ons specifiek op plantaardig voedsel omdat dat één van de beste en duidelijkste manieren is om gezondheid en duurzaamheid te verenigen. In de loop der jaren zijn verschillende interventies bedacht en uitgevoerd om jongeren gezonder te laten eten. Die interventies vinden vaak plaats op scholen omdat dat settingen zijn met een relatief afgebakende fysieke en sociale voedselomgeving. Wel mist kennis over gedrag en interventiemogelijkheden gedurende de hele dag (ook buiten schooltijd). Ook weten we niet welke interventies jongeren zelf interessant, nuttig en/of veelbelovend vinden. Voor deze aanvraag richten wij ons specifiek op mbo-studenten, omdat deze groep niet alleen goed overeenkomt met de doelgroep van 16 tot en met 20 jaar oud, maar ook minder in beeld is en slechter bereikt wordt dan bijvoorbeeld middelbare scholieren en studenten aan hbo of wo instellingen. Doel van dit project is om, in co-creatie met jongeren (16-20 jaar, mbo student), hun voedselkeuzegedrag te onderzoeken en interventies te ontwerpen die op deze doelgroep aansluiten en plantaardig voedselkeuzegedrag stimuleren. We maken gebruik van de expertise van 7 deelnemende hogescholen - zoals psychologie, actieonderzoek, design thinking en challenge-based learning - om het gedrag van mbo-studenten van 8 mbo-instellingen in 4 regio’s in Nederland in kaart te brengen, en hen binnen hun eigen curricula te inspireren tot het creëren van interventies die het eten van plantaardig voedsel voor de eigen doelgroep stimuleren. Hbo studenten en docent-onderzoekers begeleiden dit proces, analyseren de uitkomsten en organiseren de doorwerking naar de praktijk.
Hoewel duidelijk is dat als jongeren ouder worden ze vaker hun eigen voedselkeuzes maken, weten we weinig over hoe jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 20 dat doen, welke rol gezondheid en duurzaamheid daarbij spelen, en hoe jongeren te bewegen zijn tot gezonder en duurzamer voedsel. Dat is daarom de focus van dit onderzoek. Daarbij richten we ons specifiek op plantaardig voedsel omdat dat één van de beste en duidelijkste manieren is om gezondheid en duurzaamheid te verenigen. In de loop der jaren zijn verschillende interventies bedacht en uitgevoerd om jongeren gezonder te laten eten. Die interventies vinden vaak plaats op scholen omdat dat settingen zijn met een relatief afgebakende fysieke en sociale voedselomgeving. Wel mist kennis over gedrag en interventiemogelijkheden gedurende de hele dag (ook buiten schooltijd). Ook weten we niet welke interventies jongeren zelf interessant, nuttig en/of veelbelovend vinden. Voor deze aanvraag richten wij ons specifiek op mbo-studenten, omdat deze groep niet alleen goed overeenkomt met de doelgroep van 16 tot en met 20 jaar oud, maar ook minder in beeld is en slechter bereikt wordt dan bijvoorbeeld middelbare scholieren en studenten aan hbo of wo instellingen. Doel van dit project is om, in co-creatie met jongeren (16-20 jaar, mbo student), hun voedselkeuzegedrag te onderzoeken en interventies te ontwerpen die op deze doelgroep aansluiten en plantaardig voedselkeuzegedrag stimuleren. We maken gebruik van de expertise van 7 deelnemende hogescholen - zoals psychologie, actieonderzoek, design thinking en challenge-based learning - om het gedrag van mbo-studenten van 8 mbo-instellingen in 4 regio’s in Nederland in kaart te brengen, en hen binnen hun eigen curricula te inspireren tot het creëren van interventies die het eten van plantaardig voedsel voor de eigen doelgroep stimuleren. Hbo-studenten en docent-onderzoekers begeleiden dit proces, analyseren de uitkomsten en organiseren de doorwerking naar de praktijk.