Eén van de doelstellingen van de HBO-I stichting is het hbo ict-onderwijs dusdanig profileren dat toekomstige studenten alsmede de arbeidsmarkt een helder en herkenbaar beeld verkrijgen van hbo ict-onderwijs. In 1994 heeft het HBO-I een onderzoek laten uitvoeren onder scholieren uit het middelbaar onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs en onder studenten uit het hoger beroepsonderwijs. Aanleiding voor dat onderzoek was de dalende instroom van informaticastudenten aan hogescholen en de lage instroom van vrouwelijke studenten. Doel van het onderzoek was tweeledig: inzicht verwerven in de beeldvorming omtrent hbo-informaticaopleidingen bij de potentiële instroom en aanknopingspunten vinden voor het beleids- en activiteitenplan teneinde de potentiële instroom zo effectief mogelijk te bereiken. Op basis van de resultaten zijn aanbevelingen gedaan ten aanzien van de voorlichting. Mede op basis hiervan heeft het HBO-I voorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Na jaren van groei stabiliseerde eind jaren negentig de instroom van informaticastudenten aan de hogescholen. De instroom van vrouwelijke kandidaten is al die tijd laag gebleven. De vraag hoe het HBO-I de potentiële instroom zo goed mogelijk kon informeren en zo effectief mogelijk kon bereiken, vormde de aanleiding voor een herhaling van het onderzoek in 2001. In het kader van het Europese Equalproject Ict-STER is in studiejaar 2005-2006 het onderzoek - in aangepaste vorm - voor de derde maal gehouden. Het onderzoek geeft inzicht in keuzemotieven van scholieren (v/m) en het beeld dat zij van ict (studeren). Ook biedt het aanknopingspunten om de activiteiten in het kader van Ict-STER zo effectief mogelijk te laten zijn. De resultaten zijn vergeleken met die uit 1994 en 2001.
DOCUMENT
Het vakgebied ict blijft kampen met een technisch imago en daardoor komt een ict-opleiding niet in aanmerking bij meisjes. Dit is één van de conclusies uit het derde imago-onderzoek door het HBO-I. Net als in 1994 en 2001 zijn de keuzemotieven van scholieren in het voortgezet onderwijs onderzocht en het beeld dat zij hebben van ict-opleidingen.
DOCUMENT
Onderwijs is een belangrijke veroorzaker van kansenongelijkheid en segregatie. Rotterdams onderzoek naar schoolkeuzemotieven biedt aanknopingspunten voor beleid om een van de urgentste sociale vraagstukken van onze samenleving aan te pakken.
LINK
Welke motieven spelen bij Rotterdamse ouders met verschillende achtergrondkenmerken een rol bij de keuze voor een school in het basisonderwijs en voor ouders en leerlingen in het voortgezet onderwijs?
LINK
"In Rotterdam staat het streven naar gelijke onderwijskansen voor alle kinderen hoog op de agenda. De kansenongelijkheid in het onderwijs groeit en daar wil de gemeente iets tegen doen, samen met onderwijsinstellingen en ouders. De aanpak richt zich onder meer op kwaliteit en toegankelijkheid van onderwijs. De gemeente wil in het onderwijs kansengelijkheid bevorderen en segregatie verminderen. Daarom verdient het nader onderzoek hoe aanmelden en inschrijven op basisscholen verloopt, aldus de gemeente. In 2022 kreeg het Kenniscentrum Gemengde Scholen de opdracht van de gemeente voor een onderzoek naar bovengenoemde vragen over de toegang tot basisscholen in Rotterdam. Dit onderzoek is kwalitatief van aard en gericht op zowel het beleid als de praktijk van het proces van aanmelden, toelaten, inschrijven en plaatsen van leerlingen. Het doel is om te achterhalen of alle ouders in de praktijk dezelfde kansen hebben om hun kind op de school van hun voorkeur geplaatst te krijgen. Zo’n gelijk speelveld draagt bij aan de kansengelijkheid voor alle kinderen en kan, in combinatie met specifieke voorrangsregels, ook de segregatie verminderen."
DOCUMENT
Het onderzoek beschreven in dit rapport is een samenwerking tussen Flevo Campus en WFBR. Flevo Campus wil dat de consumentenkeuze voor frisdranken een meer bewuste en gezondere keuze wordt, niet alleen gedreven door nutriënteninformatie en prijs, maar ook gedreven door smaakbeleving en fun. Dit onderzoek belicht een aantal verschillende aspecten van frisdrankconsumptie door consumenten, gebaseerd op een: 1. inventarisatie van smaakprofielen in gebruik bij andere dranken, 2. literatuurstudie over de perceptie van verschillende soorten frisdrank, 3. historisch onderzoek 'frisdrank als cultureel symbool', 4. consumentenstudie onder 30 consumenten in Almere naar de groepering van verschillende soorten frisdrank, 5. online consumentenstudie naar de groepering van verschillende soorten frisdrank onder 164 consumenten.
DOCUMENT
Aranka Dol doet onderzoek naar virtual personalized coachingssystemenvoor o.a. emotie eters. Emotie eten wordt beschouwd als een risicofactorvoor gewichtstoename, obesitas en eetstoornissen en wordt gezien als eenbelangrijk symptoom van overeten en eetbuien. Het onderzoek richt zich ophet tegengaan van emotioneel eten, hier gedefinieerd als de drang tot (over)eten als reactie op negatieve emoties. Er wordt onderzocht hoe emotie eterskunnen worden bijgestaan als zorgverlening niet beschikbaar is, door onderandere het aanbieden van bij de probleemsituaties (het ervaren van cravings,en het hebben toegegeven aan een eetbui) passende coaching.
DOCUMENT
Vaktherapie werkt aan tekorten/problemen met betrekking tot vier kerngebieden:zelfbeeld, emoties, cognitie en interactie. De vaktherapie richt zich op het opheffen of verminderen van tekorten met betrekking tot dynamisch criminogene factoren, anders gezegd: op risicofactoren uit de SAVRY (12‐18 jarigen) die een relatie hebben met de vier kerngebieden: ? voor het kerngebied zelfbeeld betreft dit de risicofactoren omgang met delinquente leeftijdsgenoten en negatieve opvattingen; ? voor het kerngebied emotie gaat het om de risicofactoren ervaren stress en copingvaardigheden, riskant gedrag/impulsiviteit en problemen bij omgaan met boosheid; ? voor het kerngebied interactie betreft het de risicofactoren omgang met delinquente leeftijdsgenoten, afwijzing door leeftijdsgenoten en gebrek aan berouw/empathie; ? voor het kerngebeid cognitie tenslotte gaat het om de risicofactoren afwijzing door leeftijdsgenoten, negatieve opvattingen en aandachtstekort hyperactiviteitprobleem
DOCUMENT
Het doel van reclasseringswerk is voorkomen en verminderen van crimineel gedrag en vanuit veiligheid en zorg bijdragen aan duurzame re-integratie en resocialisatie van delinquenten. Reclasseringswerkers worden in het werken daaraan geconfronteerd met emoties van cliënten en die van zichzelf. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar hoe reclasseringswerkers omgaan met emoties in hun werk en hoe ze deze uiten in cliëntencontact. De aandacht gaat tot nu toe vooral uit naar het uiten van emoties als empathie of humor die belangrijk zijn in effectieve werkwijzen in het reclasseringswerk zoals prosociaal modelleren of motivational interviewing. Maar wat doe je als je die emoties niet direct voelt en hoe ga je om met emoties als boosheid, walging, ergernis? Dat vraagt om emotional labour, zoals Hochschild dat noemt: werken om een emotie te uiten die bijdraagt aan het doel dat je als reclasseringswerker voor ogen hebt. En dat betekent soms iets maskeren of juist veinzen. In dit artikel doen we verslag van een kleinschalig verkennend onderzoek onder reclasseringswerkers van Inforsa Amsterdam (verslavingsreclassering) naar emoties die zij ervaren in hun werk, de wijze waarop zij emoties uiten in de interactie met hun cliënten en wat er volgens hen nodig is om ondanks de emotionele ballast van hun werk, hun veerkracht te behouden. We gaan allereerst in op emoties en schetsen vervolgens hoe emoties een rol kunnen spelen in de reclasseringspraktijk en wat voor emotional labour dat vraagt van de reclasseringswerkers in de interactie met hun cliënten. We sluiten af met enkele conclusies en implicaties voor de praktijk.
DOCUMENT
Januari en februari zijn drukke maanden. U heeft veel te doen binnen weinig tijd. Beslissingen neemt u waarschijnlijk al voordat u beseft dat u een keuze heeft. Op intuïtie en emotie baant u zich door de werkdag heen en pas achteraf bedenkt u de argumenten voor uw gedrag.
DOCUMENT