Aanleiding Pedagogisch medewerkers in de kinderdagopvang nemen een actieve, stimulerende en ontwikkelingsgerichte rol in wanneer ze binnen zijn met de kinderen. Maar eenmaal buiten verandert dat in een meer passieve, toezichthoudende rol. Een mogelijke oplossing om het gebruik van de buitenruimte als pedagogische ruimte te verbeteren, is de inzet van 'groene experts'. Dit zijn mensen met een rijke ervaring op het vlak van natuur. Verder hebben zij ervaring met jonge kinderen als ouder of door (vrijwilligers)werk. Doelstelling Het project beoogt het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers in de buitenruimte te professionaliseren, door de inzet van getrainde vrijwilligers die als 'groene experts' de pedagogisch medewerkers ondersteunen. De samenwerking met 'groene experts' moet de veranderingen in denken en doen bij pedagogisch medewerkers in kaart brengen ten aanzien van risicovermijding en exploratiemogelijkheden voor kinderen in de buitenruimte. Het project wil bovendien de inzet van 'groene experts' optimaliseren door succeservaringen en knelpunten te identificeren en zo tot een goed werkend format voor kinderdagverblijven komen. Beoogde resultaten Het concrete resultaat van dit project is een handboek voor kinderdagverblijven met daarin een model, praktijkverhalen en aanbevelingen. Verder levert het project voor de kinderdagverblijven kennis, inzicht en handelingsbekwaamheid op. Voor het lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind van Hogeschool Leiden en het Instituut voor Ecologische Pedagogiek van Hogeschool Utrecht biedt het project wetenschappelijke en beroepsmatige kennisontwikkeling. Er worden vier voorbeeldlocaties ingericht die worden beschreven in een vakpublicatie en zijn te bezoeken door professionals in de kinderdagopvang. Het traject levert minimaal één wetenschappelijke publicatie en/of presentatie op.
Mondzorg bij de jongste kinderen in Nederland is de laatste 30 jaar niet significant verbeterd. 41% van de vijfjarige kinderen heeft al één of meerderde gaatjes in de mond en bij 10% van deze kinderen is het gebit zodanig aangetast dat er vaak onder algehele narcose melktanden getrokken moeten worden. De oorzaak van dit probleem ligt in het onvoldoende mondzorggedrag en slechte eetgewoonten. Voor mondzorgprofessionals is het inmiddels duidelijk dat de preventieve maatregelen niet vroeg genoeg kunnen starten, het liefst vanaf het doorbreken van het eerste melktandje en die moeten vooral gericht zijn op het aanleren van een gezond mondzorg-/ en eetgedrag. Maar lang niet alle kinderen bezoeken een tandarts/mondhygiënist tijdig. Veel mondzorgprofessionals ondernemen daarom preventieve activiteiten voor kinderen van 0- 4 jaar binnen maar ook buiten de mondzorgpraktijken, bijvoorbeeld op consultatiebureaus, kinderdagverblijven en/of peuterspeelzalen. Deze activiteiten/interventies zijn meestal niet ontwikkeld op basis van het Intervention Mapping Protocol en worden vaak niet of nauwelijks geëvalueerd. Individuele mondzorgprofessional ontbreekt vaak aan kennis, ervaring en middelen om dergelijke evaluaties uit te voeren. Dit project speelt in op de behoefte van de mondzorgprofessionals naar de eenvoudige meetinstrumenten om de effecten van hun interventies te meten. Het probleem van de bestaande (vaak klinische en complexe) methoden is dat ze veel training, standaardisatie en tijd voor verzameling vergen, en dat ze voornamelijk ontwikkeld zijn voor epidemiologische doeleinden en niet voor evaluatie/ implementatie in de praktijk. Om de evaluaties van de ontplooide praktijkinitiatieven te bevorderen willen wij een netwerk vormen waarin we een eenvoudig, voor de mondzorgprofessionals hanteerbaar meetinstrument ontwikkelen en testen die de effecten van hun preventieve interventies evalueert. Hierbij maken we onderscheid in een meetinstrument om de mondgezondheid van 4-jarige kinderen te meten en een instrument om de procesuitkomsten van een preventieve interventie te evalueren.