Dit rapport biedt een diepgaand inzicht in de belangrijke rol die de kinderopvang speelt in de eerste 1000 dagen van een kind's leven. Deze periode, die begint vóór de geboorte en duurt tot het kind twee jaar oud is, vormt de essentiële basis voor de biologische, sociale, motorische en cognitieve ontwikkeling van een kind. Het is een tijd waarin de fundamenten worden gelegd voor de toekomst van elk kind. Uit ons onderzoek blijkt het belang van de kinderopvang als een unieke kans om actief bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen. Tijdens hun verblijf in de kinderopvang krijgen kinderen niet alleen een veilige en liefdevolle omgeving, maar worden ze ook gestimuleerd met activiteiten die hun ontwikkeling bevorderen. Daarnaast fungeert de kinderopvang als een waardevolle bron van ondersteuning voor ouders, waar ze advies kunnen vragen en worden doorverwezen naar relevante hulpbronnen en diensten. Tenslotte benadrukt het rapport ook het belang van de kinderopvang als werkgever. Pedagogisch medewerkers hebben behoefte aan een ondersteunende werkomgeving met collega's waarop ze kunnen vertrouwen. Een redelijke werkdruk, kansen voor persoonlijke ontwikkeling en samenwerking met ouders en jeugdgezondheidszorg worden als essentieel beschouwd voor het succes van de kinderopvang.
MULTIFILE
Dit rapport is geschreven door een speciale commissie die een kwaliteitsvisie beschrijft voor de Nederlandse kinderopvang. Aanbevelingen uit het rapport zijn overgenomen door minister Asscher voor toekomstig beleid.
DOCUMENT
Een gezonde leefstijl draagt bij aan een goede ontwikkeling van kinderen. De kinderopvang is een belangrijke plek waar een gezonde leefstijl bij kinderen kan worden bevorderd. Om kinderopvangorganisaties te ondersteunen bij het bieden van een gezonde en veilige omgeving voor kinderen, waar medewerkers zelf een gezond voorbeeld zijn, is het landelijke programma Gezonde Kinderopvang ontwikkeld. Voor de evaluatie van het effect van het programma werd een RCT opgezet met een voor- en nameting bij kinderopvangorganisaties in een interventie- en controlegroep. Om veranderingen omtrent het (on)gezonde aanbod en opvoedpraktijken van medewerkers op de dagopvang (incl. peuteropvang en voorschoolse educatie) en buitenschoolse opvang te evalueren, werden observaties uitgevoerd.Dit rapport beschrijft de methoden en resultaten van het uitgevoerde observatieonderzoek.
DOCUMENT
Ingewikkelde vraagstukken of opgaven in het sociale, pedagogische en educatieve domein beperken zich meestal niet tot één van deze domeinen. Ze vragen om een aanpak waarbij professionals uit meerdere domeinen betrokken zijn: vanuit de verschillende disciplines, organisaties of afdelingen die er elk op hun eigen manier iets mee te maken hebben. Die samenwerking tussen de domeinen is nodig om de complexe vraagstukken rond kinderen met wie deze professionals werken, succesvol op te pakken. Maar de betrokken organisaties en professionals brengen daarbij ieder hun eigen achtergronden, werkwijzen en perspectieven mee. Sociale of culturele verschillen (zoals een andere visie, andere vaktaal, een andere manier van werken) of verschillen die vooral praktisch van aard zijn (zoals verschillende werkschema’s of systemen die niet op elkaar aansluiten) maken het soms een uitdaging om écht integraal aan gezamenlijke uitdagingen werken: vanuit een gedeelde visie, met een gedeelde aanpak, aan een gedeeld doel.
DOCUMENT
Het streven naar huiselijkheid speelt een grote rol in de opvoeding in Nederlandse gezinnen en wordt ook in de kinderopvang nagestreefd. Aan de hand van pedagogische vertogen en empirisch onderzoek naar de wensen van ouders en kinderen met betrekking tot het pedagogisch beleid in de kinderopvang wordt dit aangetoond.
DOCUMENT
Er is recent veel zorg over de zgn. ‘zorgkinderen’ in de reguliere Nederlandse kinderopvang, omdat hun aantal is gestegen en ook hun problematiek ernstiger lijkt te zijn. In een sequentiële mixed-methods-aanpak is een kwantitatieve vragenlijststudie uitgevoerd onder pedagogisch medewerkers, gevolgd door een kwalitatieve analyse van focusgroepen met kinderopvangprofessionals.In Studie 1 zijn, aansluitend op het ‘Job Demands en Resources’-model, in eenvragenlijstonderzoek (N= 446) risicofactoren en protectieve factoren in kaart gebracht voor pedagogisch medewerkers. Een ‘moderated mediation’-model voor welbevinden en voor burnout liet zien dat het aandeel zorgkinderen op de groep, gemedieerd via ervaren werkbelasting en handelingsverlegenheid, een voorspeller is van lager welbevinden en gevoelens van emotionele uitputting van deze professionals. Steun vanuit team en organisatie blijkt een protectieve factor.Aansluitend bij de gevonden relaties uit Studie 1, is in Studie 2 verkend in zesfocusgroepen (N= 20) welke concrete ervaringen van pedagogisch medewerkers en staf hebben op hun werk met kinderen met een extra zorgbehoefte. De uitkomsten uit beide deelstudies zijn ten slotte in een breder kader geplaatst met aandacht voor implicaties voor de praktijk.
DOCUMENT
De Hogeschool van Amsterdam heeft samen met drie andere hogescholen de KindcentrumScan ontwikkeld. Dit instrument is bedoeld om de samenwerking tussen kinderopvang, primair onderwijs en verschillende partners uit welzijn en jeugdhulp in kaart te brengen.
MULTIFILE