Sociale zorg neemt langzaamaan en onvermijdelijk belangrijke delen van de institutionele zorg over. Zorg die dicht bij de (leef)wereld van de hulpvrager kan worden georganiseerd, vaak met inzet van de eigen omgeving. Hierbij lijken alle vingers in eenzelfde richting te wijzen: meer nadruk op eigen kracht van burgers, minder technocratische en bureaucratische regelgeving, met een centrale rol voor cliënten en hun netwerken. Met de vergrijzing van de samenleving valt ook een flinke toename van de zorgvraag te verwachten. Hoe gaan we dat oplossen met elkaar?
DOCUMENT
De zorgen om het risico van het COVID19-virus voor de volksgezondheid nopen tot hernieuwde aandacht voor zorg. Elke dag komt in het journaal wel een arts of de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of een deskundige van het RIVM aan het woord. In de media kan iedereen de – vaak schrijnende – verhalen van verpleegkundigen, verzorgenden en professionals uit het sociaal werk lezen. Wij (werkzaam in kenniscentra van hogescholen waar verpleegkundigen, paramedici en sociale professionals worden opgeleid) juichen het toe dat er meer aandacht is voor zorg. We willen echter een aantal kanttekeningen plaatsen bij de manier waarop deze aandacht wordt ingevuld. We doen dit vanuit een zorgethisch perspectief, geïnspireerd door het werk van María Puig de la Bellacasa.
DOCUMENT
Aan patiënten opgenomen in de forensische zorg zit een steekje los. Maar volgens de publieke opinie ook aan de professionals, en in de processen hapert ook het een en ander. In haar oratie ging Vivienne de Vogel in op deze losse steekjes en hoe deze te herstellen zijn. Ze benadrukt daarbij het belang van onderzoek vanuit drie perspectieven: patiënten, professionals en processen. ‘Een geïntegreerd perspectief is nodig om de kwaliteit van de forensische zorg verder te verbeteren.’
DOCUMENT
Kinderpalliatieve zorg (KPZ) richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van leven van kinderen met levensbedreigende of levensduur verkortende aandoeningen, en hun gezinnen. KPZ omvat meer dan zorg in de stervensfase en kan soms jaren duren, zelfs tot in de volwassenheid. Kinderen blijven zich in de palliatieve fase vaak cognitief, sociaal en motorisch ontwikkelen. De afgelopen decennia is veel kennis opgedaan over medische, verpleegkundige en psychosociale aspecten van KPZ. Deze kennis is vertaald naar een richtlijn palliatieve zorg voor kinderen, waarin een sterke aanbeveling wordt gegeven om beweging te faciliteren. Beweging stimuleert fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling, kan symptomen verlichten en draagt bij aan kwaliteit van leven. Het helpt kinderen om regie te houden en sociale contacten aan te gaan. Uit vraagarticulatie en state-of-the-art blijkt echter een duidelijke lacune in de KPZ t.a.v. aandacht, kennis en vaardigheden betreffende faciliteren van beweging bij deze kinderen. De focus ligt veelal op 'zorg voor en verzorgen'. Eerstelijns kinderfysio- en ergotherapeuten (kindertherapeuten) hebben de benodigde expertise om bewegen bij kinderen met ziekte of beperkingen te faciliteren, maar geven vaak aan specifieke kennis over de KPZ te missen. Kinderverpleegkundigen, pedagogisch medewerkers en vrijwilligers (overige betrokkenen) ervaren onvoldoende inzicht in mogelijkheden en het belang van beweging voor deze kinderen. Daardoor worden eerstelijns kindertherapeuten onvoldoende betrokken binnen de KPZ. In dit project brengen we bestaande kennis uit de KPZ en kindertherapie samen en ontwikkelen we nieuwe kennis voor bewegen bij kinderen in de KPZ. Samen met een consortium van praktijk-, onderzoek- en onderwijspartners uit de kinderpalliatieve en kindertherapeutische zorg analyseren we allereerst barrières en facilitators betreffende bewegen bij kinderen binnen de KPZ, vanuit het perspectief kinderen, ouders, kindertherapeuten en overige betrokkenen. Aansluitend ontwikkelen we, in co-creatie met stakeholders, nascholingsprogramma’s en identificeren en herontwerpen we bestaande tools om beweging te ondersteunen bij kinderen binnen de KPZ.
Het project 'In Beweging voor Kwaliteit van Leven' richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van leven van kinderen met levensbedreigende of levensduurverkortende aandoeningen en hun gezinnen binnen de kinderpalliatieve zorg (KPZ). Beweging is essentieel voor deze kinderen; het stimuleert fysieke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling, kan symptomen verlichten, en draagt bij aan hun eigen regie en sociale contacten. Ondanks een sterke aanbeveling in de richtlijn palliatieve zorg voor kinderen om beweging te faciliteren, bestaat er een duidelijke lacune in kennis en vaardigheden hieromtrent binnen de KPZ. Eerstelijns kinderfysio- en ergotherapeuten (kindertherapeuten) beschikken over de benodigde expertise, maar ervaren een gebrek aan specifieke KPZ-kennis, terwijl andere betrokkenen – zoals kinderverpleegkundigen, pedagogisch medewerkers en vrijwilligers – onvoldoende inzicht hebben in de mogelijkheden en het belang van bewegen voor deze kinderen. Dit resulteert in een onderbenutting van kindertherapeuten binnen de KPZ. Binnen dit project wordt bestaande kennis uit de KPZ en kindertherapie samengebracht, en nieuwe kennis, nascholingsprogramma's en (herontworpen) tools ontwikkeld om beweging te ondersteunen, in nauwe co-creatie met kinderen, ouders, kindertherapeuten en andere betrokkenen.