Te gast zijn Marije Kesselring en Dorien Graas, onderzoeker en lector bij verschillende jeugdlectoraten, met wie ik spreek over het thema de pedagogische basis. Marije deed promotieonderzoek naar de Pedagogical Civil Society, een begrip dat haar promotor Mischa de Winter eerder al had geïntroduceerd en dat gaandeweg veranderd is in het begrip de pedagogische basis, naar analogie van het begrip de sociale basis. Dorien is als lector en daarvoor onder meer als betrokkene bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling al lange tijd pleitbezorger van dit thema. De pedagogische basis is het idee dat andere mensen dan de ouders vanzelfsprekende medeopvoeders zijn van kinderen. Denk aan informele medeopvoerders zoals buurtgenoten en formele professionals zoals leraren en medewerkers van de kinderopvang. Onderliggend idee is dat opvoeden niet overgelaten wordt aan ouders en als het mis gaat aan pedagogische specialisten, maar dat we 'allemaal opvoeders' zijn. Dat is ook de naam van het overheidsprogramma dat Marije onderzocht heeft op het begrip Pedagogical Civil Society. Omdat Civil Society betekent dat burgers onderling hun zaken regelen, is de geschiktere naam pedagogische basis gekozen. Dat betekent dat andere ouders en professionals rondom kinderen mee opvoeden als onderdeel van hun professie en dat de gemeente hen daarin stimuleert en ondersteunt. Marije en Dorien pleiten ervoor dat de pedagogische relatie en pedagogisch handelen normaal is in school en samenleving en dat we met elkaar spreken en reflecteren over hoe breed ons normaal is, zodat pedagogiek niet alleen aan specialisten wordt overgelaten.
LINK
Wat kunnen we leren van hulpverleningstrajecten die eindigen in specialistische jeugdhulp? Die vraag wilden we beantwoorden met ouders, jeugdigen, professionals en beleidsmakers in het landelijke onderzoek Ketenbreed Leren. Samen hebben we met de ‘kennis van nu’ gekeken welke factoren belemmerend zijn geweest of juist hebben geholpen om de hulp goed te laten verlopen. We hebben met elkaar verbeterpunten besproken en een leer- en verbeterbeweging in de regio proberen te creëren. Binnen het project Ketenbreed Leren wilden we leren van hulpverleningstrajecten waar specialistische of weinig voorkomende jeugdhulp is ingezet met als uiteindelijke doel om: - sneller effectieve jeugdhulp te kunnen inzetten, - steeds beter te kunnen voorkomen dat ernstige problematiek ontstaat en - steeds beter te kunnen voorkomen dat deze vormen van hulp ingezet moeten worden. In vijf regio’s in Nederland verrichtten regionale onderzoekspartners in samenwerking met collega-instellingen casusonderzoeken. Het casusonderzoek werd uitgevoerd bij jeugdigen die verbleven in een justitiële jeugdinrichting, jeugdzorg+-instelling, een orthopedagogisch behandelcentrum (OBC) of in de jeugd-GGZ. In de regio Zuid-Holland Noord werd het onderzoek uitgevoerd door Curium-LUMC en het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van de Haagse Hogeschool. Het onderzoek loopt nog tot half 2022, waarbij de werving van casuïstiek liep tot half januari 2022. In deze factsheet beschrijven we alleen de resultaten van het casusonderzoek in de regio Zuid-Holland Noord, waar de regio Haaglanden onderdeel van is. In de loop van 2022 verschijnt een uitgebreide landelijke rapportage.
MULTIFILE
This study shows how learner initiatives are taken during classroom discussions where the teacher seeks to make room for subjectification. Using Conversation Analysis, subjectification can be observed when students take the freedom to express themselves as subjects through learner initiatives. Drawing on data from classroom discussions in language and literature lessons in the mother tongue, the authors find that learner initiatives can be observed in three different ways: agreement, request for information, counter-response. A learner initiative in the form of an agreement appears to function mostly as a continuer and prompts the previous speaker to reclaim the turn, while the I-R-F structure remains visible. In contrast, making a request for information or giving a counter-response ensures mostly a breakthrough of the I-R-F-structure and leads to a dialogical participation framework in which multiple students participate. Findings illustrate that by making a request for information or giving a counter-response, students not only act as an independent individual, but also encourage his peers to do so.
DOCUMENT
Dit onderzoek levert een bijdrage aan het bestrijden van laaggeletterdheid in de noordelijke provincies door met leerkrachten en pabo-studenten een werkwijze te ontwikkelen om het ontluikend schrijfgedrag van een- en meertalige kinderen te herkennen en te versterken. De voor- en vroegschoolse ontluikende geletterdheidsontwikkeling van jonge kinderen (2-7 jaar) vormt de basis voor latere formele lees- en schrijfinstructie en geletterdheidsontwikkeling. Hoewel ontluikende geletterdheidsontwikkeling vooral zichtbaar wordt in teken- en schrijfactiviteiten, is juist dit ontluikende schrijfgedrag nauwelijks onderzocht bij zowel één- als meertalige leerlingen, leidend tot professionele handelingsverlegenheid. Zo sluiten leerkrachten niet altijd optimaal aan bij ontluikend schrijfgedrag van (meertalige) kleuters en is onduidelijk hoe ze dit gedrag samen met leerzaam taalgebruik (school language) kunnen ontlokken en versterken in thematische spelverhalen. Omdat interactie tussen kinderen, peerinteractie, in spel zowel bevorderlijk kan zijn voor ontluikend schrijfgedrag als school language, luidt de onderzoeksvraag: Hoe kunnen (aankomende) leerkrachten het ontluikend schrijfgedrag en school language van jonge (één- en meertalige) kinderen herkennen en versterken in peerinteractie? Deze vraag wordt beantwoord door ontwerpgericht onderzoek, waarin intensief met (aankomende) leerkrachten wordt samengewerkt. Door (video-)opnames van peerinteracties en schrijfproducten in thematische spelverhalen te analyseren, wordt meer inzicht verkregen in hoe één- en meertalige kleuters overleggen rondom dergelijke schrijfproducten en in voor hun ontluikend schrijfgedrag en school language stimulerende contexten. Door het cyclische onderzoekskarakter worden tegelijkertijd drie betekenisvolle thematische spelverhalen (door)ontwikkeld en wordt bijgedragen aan de professionalisering van (aankomende) leerkrachten. Tenslotte wordt meer inzicht verkregen in elementen van een potentieel professionaliseringstraject. De opbrengsten worden gedissemineerd in wetenschappelijke- en vakpublicaties en presentaties, en gedeeld middels een website waarop kennisclips en de (door)ontwikkelde thematische spelverhalen beschikbaar worden gesteld voor leraren(opleiders) en pabo-studenten. Met dit onderzoek kan de postdoc-kandidaat bijdragen aan de ambities van beide lectoraten, voortbouwen op zijn promotieonderzoek en zich ontwikkelen in het vormgeven van en leiding geven aan een onderzoeksproject.