Leven lang ontwikkelen en een leercultuur worden gezien als belangrijk voor mensen en organisaties om in de toekomst competitief te blijven. Ze zijn nodig om te kunnen innoveren en zorgen ervoor dat mensen en organisaties zich kunnen aanpassen aan de snel veranderende eisen op de arbeidsmarkt door digitale en technologische veranderingen. Hoe leven lang ontwikkelen en leercultuur zich tot el- kaar verhouden is echter onduidelijk. In dit artikel kijken we naar de samenhang tussen de leercultuur in een organisatie en de scholingsinspanningen van werknemers in een organisatie aan de hand van een enquête uitgezet bij alle werkgevers met meer dan vijf werknemers in de provincies Groningen en Drenthe. Scholingsinspanningen definiëren we op twee manieren: het percentage deelnemers dat in de afgelopen 12 maanden scholing heeft gevolgd en de intensiteit van de scholingsdeelname aan de hand van het gemiddelde aantal uren. Uit de resultaten blijkt dat een sterke leercultuur een positieve relatie heeft met het aantal deelnemers van een organisatie dat scholing heeft gevolgd. We vinden daarente- gen geen bewijs voor een relatie tussen de leercultuur en de intensiteit van de scholing. Daarvoor telt vooral of werkgevers voor de scholingsinspanningen moeten betalen en of de scholing onder werktijd plaatsvindt. Beiden hebben een negatieve invloed op de scholingsintensiteit.
In Nederland wordt op grote schaal gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Tegelijkertijd is er zowel onduidelijkheid als zorg over de verspreiding van deze stoffen in onze leefomgeving en de gevolgen voor de volksgezondheid. De maatschappelijke druk om ten aanzien van bestrijdingsmiddelen het voorzorgsbeginsel toe te passen groeit. Om effecten te kunnen bestuderen is het noodzakelijk om te weten in hoeverre bestrijdingsmiddelen in onze directe leefomgeving voorkomen. De koolmees kan ons hierbij helpen. Deze vogel komt vrijwel overal voor in natuur, platteland en stad. Gedurende het broedseizoen verzamelt een koolmees in zijn directe omgeving, die ook vaak onze directe leefomgeving is, nestmateriaal en duizenden rupsen. Hierbij komen lokaal aanwezige bestrijdingsmiddelen in de koolmezen, hun eieren en jongen terecht. Dit maakt de koolmees een uitermate geschikte soort om de verspreiding van bestrijdingsmiddelen in heel Nederland in kaart te brengen. In ‘Meet de Mees - de koolmees als biomonitoring tool voor de verspreiding van bestrijdingsmiddelen (MdM)’ verzamelen we met behulp van een citizen science approach niet-uitgekomen eieren en dode jonge koolmezen die na afloop van het broedseizoen achterblijven. De hierin aanwezige bestrijdingsmiddelen worden geanalyseerd met een speciaal hiervoor ontwikkelde methode gebaseerd op vloeistofchromatografie gekoppeld aan massaspectrometrie (LC-MS). We zullen onze data vergelijken met de Bestrijdingsmiddelenatlas om te beoordelen of koolmeesgegevens kunnen bijdragen aan een beter inzicht in de bestrijdingsmiddelenverspreiding. Overheden, zoals de gemeente Leiden, kunnen de projectresultaten inzetten om beleid te ontwikkelen gericht op het verminderen van bestrijdingsmiddelgebruik, het bevorderen van biodiversiteit en het ondersteunen van een gezondere leefomgeving. Vogelbescherming Nederland zal dit op landelijk niveau coördineren via haar uitgebreide netwerk en publieke betrokkenheid. Om duurzaam gebruik van de onderzoeksresultaten te garanderen zal het MdM-consortium een biobank voor eieren en nestjongen van koolmezen aanleggen ten behoeve van toekomstig onderzoek naar de aanwezigheid, transmissieroutes en effecten van bestrijdingsmiddelen in relatie met biodiversiteit en volksgezondheid.