In de publieke dienstverlening gericht op de aanpak van schulden, werkloosheid en de inning van de eigen bijdrage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de wanbetalersregeling zijn lager opgeleiden oververtegenwoordigd. Publieke dienstverleners hebben aandacht voor deze groep maar zijn ook zoekend wat zij nodig heeft om haar weg in de verschillende voorzieningen beter te vinden. Om daar meer beelden bij te krijgen heeft het lectoraat Schulden en Incasso van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht onderzoek gedaan. De onderzoeksvraag luidt: Welke belemmeringen ervaren specifiek lager opgeleiden bij het gebruik van publieke dienstverlening op het terrein van sociale zekerheid en de financiële kant van het gebruik van zorg en wat is de doorwerking van deze belemmeringen?
DOCUMENT
Lager opgeleiden vinden niet zonder meer hun weg in de publieke dienstverlening. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd om dit te verbeteren. Proceselementen zoals brieven, online omgevingen en gesprekstechnieken zijn aangepast en verbeterd. Toch is de samenwerking tussen lager opgeleide cliënten en professionals nog lang niet optimaal. Onderzoek naar de oorzaak hiervan wijst op het bestaan van drie cruciale factoren die in samenspel met de proceselementen een effectieve samenwerking tussen cliënten en professionals onder druk zetten. Deze drie factoren zijn samengevoegd in drie pijlers. Dit zijn: begrijpen, willen en kunnen. Begrijpen we de ander, willen en kunnen we hem écht helpen? Deze pijlers komen uitgebreid aan bod in de animatie behorend bij stap 1. Voorliggend assessment is bedoeld om na te gaan wat jouw ervaringen zijn in de samenwerking met lager opgeleiden als het gaat om het begrijpen van de ander en het willen en kunnen helpen van de ander. Dit assessment wil jou ondersteunen bij het onderzoeken van de mogelijkheden om de hulp- en dienstverlening aan lager opgeleiden te verbeteren.
DOCUMENT
Veel zorginstellingen streven een lerende organisatie na om in te kunnen spelen op een veranderende omgeving. Deze literatuurstudie onderzoekt de haalbaarheid van dit concept binnen zorgorganisaties waar hoofdzakelijk lager opgeleide medewerkers werken, door de leerstrategie van lager opgeleiden te belichten. Daarnaast is het doel enkele begrippen te verduidelijken als voorbereiding op vervolgonderzoek. De resultaten tonen een veelheid aan definities van vaak abstracte begrippen omtrent leren binnen een organisatie. Verder kan geconcludeerd worden dat lager opgeleiden een concrete en actieve leerstrategie hanteren en dat zij bepaalde leervermogens onvoldoende ontwikkelen. Dit belemmert de ontwikkeling naar een lerende organisatie. Enkele aanbevelingen worden gedaan om het leren op de werkplek te stimuleren en voor vervolgonderzoek.
DOCUMENT
Onderdeel van het project ‘Drempels slechten’. In Drempels slechten worden begrijpen, willen en kunnen beschreven vanuit het perspectief van zowel de professional als de cliënt. In het tweede deel van het project is de focus versmald naar de bijdrage van de professional en gericht op de ontwikkeling van een instrument dat de professional verder kan helpen om belemmeringen op begrijpen, willen en kunnen te slechten. In dit kader zijn er 25 interviews uitgevoerd met schuldhulpverleners en professionals die uitvoering geven aan de Participatiewet. De interviews zijn gebruikt om in de context van de begrippen begrijpen, willen en kunnen verder te doordenken en zo uit te werken dat ze vertaald kunnen worden in een concreet instrument. Het resultaat van het doordenken en operationaliseren is het bij deze rapportage opgeleverde zelf-assessment dat professionals zelfstandig of in teamverband kunnen gebruiken om het eigen handelen te onderzoeken op begrijpen, willen en kunnen en op basis van de opgedane inzichten te versterken. Het assessment is uitgeprobeerd door negen professionals uit het sociale domein. Voorliggende rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 is de onderzoeksvraag beschreven die ten grondslag lag aan het tweede deel van het project en de deelvragen die in dat kader zijn opgesteld. Ook wordt op die plek beschrevenwelke activiteiten zijn verricht om deze vragen te beantwoorden. Hoofdstuk 2 bevat vervolgens een uitwerking van de wijze waarop de begrippen begrijpen, willen en kunnen zijn geoperationaliseerd. In dat hoofdstuk wordt ook beschreven hoe de eerste fase van de coronapandemie in de beleving van de respondenten doorwerkt op deze begrippen. Hoofdstuk 3 bevat vervolgens een korte beschrijving van ondersteuningsmiddelen die er al zijn om zaken als begrijpen, willen en kunnen te verbeteren. In hoofdstuk 4 wordt ten slotte toegelicht wat het zelf-assessment inhoudt en hoe professionals het – al dan niet in teamverband – kunnen inzetten. Bijlage 1 bevat een verantwoording van het project, bijlage 2 de topiclijst die als leidraad heeft gediend bij de interviews, bijlage 3 bevat de reacties op de eerste versie van het assessment en bijlage 4 geeft tot slot een overzicht van de leden van de begeleidingscommissie.
DOCUMENT
Deze rapportage bevat een analyse van het maatschappelijk debat over de terreinen onderwijs, cultuur, wetenschap en media. De analyses zijn in de periode 2010-2015 gemaakt. De analyses van het maatschappelijk debat zijn bedoeld om het beleid beter te doen aansluiten bij de maatschappelijke vraag. De analyse van het media-debat is van de hand van Andra Leurdijk en Saskia Welchen.
DOCUMENT
Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking boven 18 jaar is bereid zich te laten vaccineren tegen het coronavirus en velen van hen zijn inmiddels gevaccineerd. Schattingen van het aandeel mensen dat niet gevaccineerd wil worden of nog twijfelt, variëren. Volgens sommige studies is dit slechts 2%, volgens andere bijna 25%.2 In het onderzoek De maatschappelijke impact van COVID-19, uitgevoerd in maart 2021, ligt het aandeel daartussenin: 15%.3 Snel e.a. laten zien dat de bereidheid tot vaccineren tegen corona samenhangt met diverse achtergrondkenmerken. Zo zijn jongeren minder bereid zich te laten vaccineren dan ouderen, gezonden minder dan mensen met een zwakkere gezondheid, lager opgeleiden minder dan hoger opgeleiden, en mensen met een migratieachtergrond minder dan mensen zonder migratieachtergrond.4 Over de beweegredenen van mensen die niet gevaccineerdwillen worden tegen corona wordt vooral in de media geschreven. Complottheorieën over de oorsprong en de gevolgen van de coronavaccins krijgen veel aandacht.5 Uit onderzoek van het RIVM6 blijkt dat van de vaccinatietwijfelaars of -weigeraars een groot deel bang is voor eventuele bijwerkingen. In dit paper, onderdeel van het maatschappelijke impact-project, gaan we dieper in op de motieven en de variatie daarin. We doen dat op basis van een systematische kwalitatieve analyse van antwoorden op de open vraag waarom respondenten indien van toepassing, niet bereid zijn zich te laten vaccineren. In de media is ook aandacht voor campagnes om de vaccinatiebereidheid te vergroten en de ‘vaccinatiekloof’ te verkleinen, bijvoorbeeld door huisartsen die op markten, bij verenigingen en in gebedshuizen informatie verstrekken en welwillenden ter plekke de mogelijkheid bieden zich te laten vaccineren.7 Omdat huisartsen over het algemeen veel vertrouwen genieten onder de bevolking8 vervullen zij in deze campagnes een sleutelpositie. We zijn daarom in gesprek gegaan met een groep van huisartsen uit Den Haag en Rotterdam. We hebben hun gevraagd hoe zij omgaan met de verschillende motieven van patiënten om zich niet te laten vaccineren en wat volgens hen wel en niet werkt om de vaccinatiebereidheid te vergroten. In dit paper bespreken we de belangrijkste bevindingen. We sluiten af met handelingsperspectieven voor verschillende partijen betrokken bij het vaccinatiebeleid en bij publieke gezondheidszorg in bredere zin, zowel op de korte als langere termijn. Uitgever: Kenniswerkplaats Leefbare Wijken & Erasmus School of Social and Behavioural Sciences
MULTIFILE
In ons onderzoek hebben wij vastgesteld wat de werkvoorkeuren zijn van jonge baanzoekers op het gebied van werkinhoud, werkomgeving en imago. We constateren dat ze conservatiever zijn dan blijkt uit veel publicaties over deze generatie. Bovendien zijn er aanzienlijke verschillen tussen lager en hoger opgeleide baanzoekers.
MULTIFILE
DOCUMENT
Research into automatic text simplification aims to promote access to information for all members of society. To facilitate generalizability, simplification research often abstracts away from specific use cases, and targets a prototypical reader and an underspecified content creator. In this paper, we consider a real-world use case – simplification technology for use in Dutch municipalities – and identify the needs of the content creators and the target audiences in this scenario. The stakeholders envision a system that (a) assists the human writer without taking over the task; (b) provides diverse outputs, tailored for specific target audiences; and (c) explains the suggestions that it outputs. These requirements call for technology that is characterized by modularity, explainability, and variability. We argue that these are important research directions that require further exploration
MULTIFILE
In Nederland heeft 22% van de lager en middelbaar opgeleiden tussen 18 en 34 jaar betaalproblemen, zo blijkt uit onderzoek van GGN (2014). De Stichting Weet Wat je Besteedt (WWJB) heeft daarom de Budget Challenge ontwikkeld, gericht op het mbo. In de Budget Challenge worden twee workhops gegeven, onder andere over het kostenbewust gebruik van de mobiele telefoon. De uitkomsten wijzen op een positieve impact van de Budget Challenge ten aanzien van de financiële zelfredzaamheid van studenten van het mbo. De studenten hebben na afloop meer inzicht in de oorzaken, gevolgen en aanpak van financiële problemen. De Budget Challenge lijkt minder impact te hebben op het mobieletelefoongedrag van de studenten.
DOCUMENT