Projectvoorstel RAAK-publiek Vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) gedecentraliseerd van het rijk naar gemeenten, waardoor gemeenten verantwoordelijk worden voor ouderen die met begeleiding nog zelfstandig kunnen wonen. De rijksoverheid vindt ook dat de zelfredzaamheid van alle burgers groter moet worden, en ziet hierbij een belangrijke rol weggelegd voor (informatie- en communicatie-) technologie (ICT).
Online wijkplatformen worden op veel plaatsen in het land geïntroduceerd. Deze platformen hebben de potentie om thuiswonende ouderen lokaal meer te laten te participeren en om in wijken vraag en aanbod van inwoners bij elkaar te brengen. De implementatie van dergelijke wijkplatformen verloopt echter niet zonder slag of stoot. Onderzoekers van Zuyd Hogeschool brachten gemeenten, zorg- en welzijnsprofessionals, ondernemers en wijkbewoners van diverse initiatieven bij elkaar om samen de belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van online wijkplatformen in kaart te brengen en aanbevelingen te doen voor een succesvolle implementatie.
Ouderen worden steeds ouder en wonen steeds langer thuis. Een goede voedingstoestand, en de keuze van de juiste eiwitrijke voedingsproducten, dragen bij aan behoud van gezondheid en vitaliteit van thuiswonende ouderen. Uit eerder onderzoek is bekend dat enerzijds de eiwitbehoefte van ouderen verhoogd is, terwijl anderzijds de eiwitinname van thuiswonende ouderen veelal insufficiënt is. Bovendien hebben ouderen onvoldoende kennis over het belang van eiwit voor het behoud van hun vitaliteit. Bij ouderen is daarom onvoldoende bewustzijn dat zij, door voldoende eiwitten te eten, zélf een bijdrage kunnen leveren aan een gezonde en vitale oude dag. Zowel gezondheidsprofessionals als voedingsmiddelenbedrijven zijn zich bewust van de belangrijke rol van eiwit. Deze boodschap heeft de oudere consument echter nog niet bereikt. Intussen zijn voedingsmiddelenbedrijven wel al bezig hun assortiment aan te passen aan de verhoogde eiwitbehoefte van ouderen. Middels dit subsidievoorstel wordt in kaart gebracht wíe de oudere burger is die extra eiwit nodig heeft, welke kennis hij heeft en welke kennislacunes er nog zijn, aan welke informatie en aan welke producten hij behoefte heeft, en via welke communicatiekanalen hij het best geïnformeerd kan worden. Parallel hieraan wordt met producenten en oudere consumenten getest welke producten het best passen bij ‘de eiwitrijke keuze’. In dit onderzoek combineren HAN en HAS Hogeschool hun complementaire disciplines: Voeding & Diëtetiek (HAN) en Marketing & Communicatie (HAS) en werken samen met het voedingsmiddelenbedrijfsleven aan het oplossen van een concreet probleem. Nieuwe communicatiestrategieën worden ontworpen en getoetst om de oudere consument meer bewust te maken van het belang van eiwit. Resultaten worden gedissemineerd via kanalen zoals Platform Patiënt en Voeding, KBO-PCOB, het Voedingscentrum en de Stuurgroep Ondervoeding.
Diëtisten en mondhygiënisten hebben de HAN en de HU benaderd met de vraag hen te helpen bij het tijdig signaleren van problemen op het raakvlak mondgezondheid en voeding. Veel thuiswonende ouderen ervaren problemen met mondgezondheid en voedingsinname. Er is samenhang tussen beide problemen; bijv. pijn bij het kauwen kan leiden tot slechte voedingsinname. Tijdige signalering en aanpak van problemen t.a.v. voeding of mondgezondheid dragen bij aan betere kwaliteit van leven van ouderen en aan betere zorg. Mondhygiënisten en diëtisten zijn zich bewust van de samenhang tussen voeding en mondgezondheid, maar herkennen onvoldoende wanneer doorverwijzing naar de andere discipline wenselijk is en welke informatie deze discipline dan nodig heeft. In een consortium van praktijken van mondhygiënisten en diëtisten en betreffende beroepsverenigingen wordt daarom onderzocht welke vragen mondhygiënisten kunnen stellen aan patiënten om risico’s en/of problemen op het terrein van voedingsinname in kaart te brengen en welke vragen diëtisten kunnen stellen aan patiënten om risico’s en/of problemen met mondgezondheid te signaleren. Hiertoe worden risicofactoren voor slechte mondgezondheid in relatie tot voeding en vice versa in kaart gebracht (wp1), worden vragenlijsten ontwikkeld die de mondhygiënist en de diëtist kunnen toepassen om risico’s te identificeren (wp2), wordt dezelfde vragenlijst landelijk uitgezet om inzicht te krijgen in de prevalentie van risicofactoren op het kruispunt van voedingsproblemen en mondgezondheid (wp3) en wordt middels focusgroepen en interviews onderzocht hoe optimale samenwerking er uit ziet tussen mondhygiënisten en diëtisten en tussen mondhygiënisten/diëtisten en andere zorgprofessionals en hoe optimale zorg rond voeding en mondzorg er volgens ouderen uit zou moeten zien (wp4). Het project sluit af met een symposium (wp5). In dit onderzoek combineren HAN en HU complementaire disciplines: Voeding & Diëtetiek (HAN) en Mondzorgkunde (HU). Resultaten worden gedissemineerd via kanalen zoals het Netwerk Voeding en Mondgezondheid, de beroepsverenigingen van mondhygiënisten en diëtisten en de Stuurgroep Ondervoeding.
Het project richt zich op het ontwikkelen van een lerend zorgsysteem in de wijkverpleging. Door de vergrijzing en de trend om langer thuis te blijven wonen, stijgt de vraag naar zorg en ondersteuning aan huis, terwijl er een tekort is aan zorgprofessionals. Om de zorg van hoge kwaliteit te houden is passende zorg noodzakelijk. Een lerend zorgsysteem kan hierbij helpen.