Veranderingen in de samenleving vragen om aanpassingen in de manier waarop mensen willen wonen. De gemeente Houten streeft naar een inclusieve samenleving, waarin we het belangrijk vinden dat iedereen de kans krijgt om mee te doen in de maatschappij en erbij te horen. Gemengde woonvormen, zoals De Molen, sluiten goed aan bij deze koers. In deze woonvormen krijgen kwetsbare mensen de mogelijkheid om, onder begeleiding, te wonen met mensen die er bewust voor kiezen om hen in het dagelijks leven een handje te helpen. Dit gebeurt op basis van gelijkwaardigheid vanuit ieders kwaliteiten en bijdrage. Lectoraat Innovatie Maatschappelijke Dienstverlening, onderdeel van het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht, voerde het onderzoek ter evaluatie van dit gemengd wonen project waarvan deze rapportage verslag doet uit.
Nederland staat voor een omvangrijke opgaaf op het gebied van bouwen en wonen. Velehonderdduizenden nieuwe woningen zullen de komende tientallen jaren gebouwd moetenworden, zowel in bestaand stedelijk gebied als in nu nog landelijk gebied. Daarnaast vindenomvangrijke herstructureringen plaats in bestaande wijken. Keuzes op het gebied van bouwen en wonen hebben omvangrijke consequenties voor diverse maatschappelijke vraagstukken. Bijvoorbeeld voor milieu- en ruimtelijke vraagstukken zoals klimaatverandering en het verloren gaan van open ruimte. Verder voor sociale vraagstukken, zoals problemen op het gebied van leefbaarheid, betrokkenheid bij de woonomgeving en sociale cohesie. Ten slotte voor economische vraagstukken, zoals het betaalbaar houden van goede woningen, het beheersen van overheidsinvesteringen en de verdeling van kosten en baten van investeringen in bouwen en wonen. Het is de kunst om zodanige keuzes te maken dat gebruikers tevreden zijn en geen problemen worden afgewenteld naar gebieden elders, naar andere actoren of naar toekomstige generaties. Kortom: het gaat om duurzaam wonen.
MULTIFILE
Ouderen worden steeds ouder en wonen steeds langer thuis. Een goede voedingstoestand, en de keuze van de juiste eiwitrijke voedingsproducten, dragen bij aan behoud van gezondheid en vitaliteit van thuiswonende ouderen. Uit eerder onderzoek is bekend dat enerzijds de eiwitbehoefte van ouderen verhoogd is, terwijl anderzijds de eiwitinname van thuiswonende ouderen veelal insufficiënt is. Bovendien hebben ouderen onvoldoende kennis over het belang van eiwit voor het behoud van hun vitaliteit. Bij ouderen is daarom onvoldoende bewustzijn dat zij, door voldoende eiwitten te eten, zélf een bijdrage kunnen leveren aan een gezonde en vitale oude dag. Zowel gezondheidsprofessionals als voedingsmiddelenbedrijven zijn zich bewust van de belangrijke rol van eiwit. Deze boodschap heeft de oudere consument echter nog niet bereikt. Intussen zijn voedingsmiddelenbedrijven wel al bezig hun assortiment aan te passen aan de verhoogde eiwitbehoefte van ouderen. Middels dit subsidievoorstel wordt in kaart gebracht wíe de oudere burger is die extra eiwit nodig heeft, welke kennis hij heeft en welke kennislacunes er nog zijn, aan welke informatie en aan welke producten hij behoefte heeft, en via welke communicatiekanalen hij het best geïnformeerd kan worden. Parallel hieraan wordt met producenten en oudere consumenten getest welke producten het best passen bij ‘de eiwitrijke keuze’. In dit onderzoek combineren HAN en HAS Hogeschool hun complementaire disciplines: Voeding & Diëtetiek (HAN) en Marketing & Communicatie (HAS) en werken samen met het voedingsmiddelenbedrijfsleven aan het oplossen van een concreet probleem. Nieuwe communicatiestrategieën worden ontworpen en getoetst om de oudere consument meer bewust te maken van het belang van eiwit. Resultaten worden gedissemineerd via kanalen zoals Platform Patiënt en Voeding, KBO-PCOB, het Voedingscentrum en de Stuurgroep Ondervoeding.
Er vindt een grootschalige technologische transformatie plaats, waarbij gebouwen en gebouwonderdelen steeds ‘slimmer’ gemaakt kunnen worden. Echter, deze technologische vooruitgang gaat gepaard met een verandering, niet alleen in de manier waarop gebouwen functioneren, maar ook in de manier waarop deze ontwikkeld en gebouwd worden. Naast grote technologische veranderingen vinden er ook invloedrijke maatschappelijke veranderingen plaats, vergrijzing en een grotere grijze druk zijn daar twee van. Dit project wil een interactief bouwdeel ontwikkelen wat mensen met dementie helpt langer zelfstandig thuis te wonen. Hiervoor is het ondersteunen van de zelfstandigheid belangrijk voor de quality of life van deze groep. De te ontwikkelen interactieve woonkamer heeft als doel om te ondersteunen en stimuleren bij ADL, mobiliteit en oriëntatie. Deze interactieve woonkamer wordt ontwikkeld door verschillende MKB partijen die technologie hebben die op een of andere manier een bijdrage kan leveren aan het bovenstaande doel. Daarnaast zijn de HAN, HvA en TU/e betrokken als kennispartners bij het project. Het doel is om een aanpak voor de ontwikkeling van interactieve bouwonderdelen en één innovatieve en interactieve ruimte (de interactieve woonkamer) in twee living labs te testen. Het eerste living lab zal als technische test dienen waarin het eerste prototype verbeterd kan worden. Het tweede living lab zal zijn in DrieGasthuizenGroep, waar een tweede prototype geïnstalleerd wordt en waar de reactie, acceptatie en effect op bewoners, zorg en mantelzorg bekeken kan worden. Deze publieke partner wordt betrokken bij het gehele design proces, zodat de input en behoeften van deze verschillende stakeholders al vroeg in het proces ingebracht worden. Dit iteratieve proces zal uiteindelijk niet alleen leiden tot een interactieve woonkamer die beter bij de behoefte van de gebruiker aansluit, maar ook tot een betere acceptatie bij implementatie in de praktijk.
De respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap zijn over het geheel genomen (nog) tevredener dan de respondenten van de andere wooncomplexen. Zij maken meer gebruik van de ontmoetingsruimte, hebben meer sociale contacten en minder last van eenzaamheid. Ook nemen zij vaker deel aan gezamenlijke activiteiten. Verder ontvangen zij vaker hulp van medebewoners en bieden zij ook vaker hulp aan. Tot slot vertrouwen zij er meer op dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.Nederland vergrijst in hoog tempo. Dit levert verschillende maatschappelijke vraagstukken op, waaronder het realiseren van passende woon- en zorgvormen voor senioren. Zo kiezen steeds meer groepen ouderen ervoor om samen met gelijkgestemden te gaan samenwonen. Dit gebeurt bijvoorbeeld binnen wooncomplexen zoals Knarrenhof, of het Groningse Ebbingehof.erondersteld wordt dat ouderen binnen deze wooncomplexen vaker samen activiteiten ondernemen en meer naar elkaar omkijken, ook wel noaberschap geheten. Hierdoor zouden zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, formele zorg nodig hebben. Dit zou betekenen dat zij meer welzijn ervaren dan bewoners van een “standaard” geclusterde woonvorm voor ouderen, zoals een seniorenappartement met ontmoetingsruimte. Het lectoraat Gezonde Stad heeft deze aanname onderzocht.De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen niet actief voor noaberschap. De interviews zijn afgenomen door studenten van de Hanzehogeschool en Hogeschool Rotterdam.Doel van het onderzoek is na te gaan of bewoners van een wooncomplex voor senioren waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap, meer samen doen en meer naar elkaar omkijken dan bewoners van een wooncomplex waar noaberschap geen bewuste keuze is.Dit onderzoek is onderdeel van een langjarig onderzoek vanuit het Netwerk Vitaliteit.