Self-efficacy is een belangrijk begrip uit de sociaal cognitieve theory van Bandura (1997) en duidt op het geloof dat mensen hebben in hun kunnen om een bepaalde taak in een toekomstige situatie succesvol uit te voeren. Self-efficacy van leraren duidt op het geloof van leraren in hun kunnen om het leren van studenten positief te beïnvloeden. Leraren met een hoge mate van self-efficacy hebben een sterkere positieve invloed op de prestaties, de motivatie en schoolattitude van leerlingen, dan leraren met een lage mate van self-efficacy. Daarom is het van belang dat lerarenopleidingen aandacht besteden aan het ontwikkelen van self-efficacy bij hun studenten. Omdat binnen het competentiegerichte opleiden van leraren assessments een belangrijke plaats innemen, wordt in deze dissertatie onderzocht hoe assessment de self-efficacy van studenten beïnvloedt en hoe vervolgens de lerarencompetenties worden beïnvloed. Allereerst is onderzocht van welke factoren binnen het hoger onderwijs is gebleken dat deze de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Hieruit bleek dat de self-efficacy van studenten wordt verhoogd als zij succeservaringen opdoen en als zij verbaal worden ondersteund door hun omgeving. Van deze bevindingen zijn 2 factoren afgeleid die van kenmerkend zijn voor een competentie assessment en die in deze dissertatie nader worden onderzocht. De eerste factor is de authenticiteit van een assessment, dit duidt op de mate waarin tijdens een assessment zaken worden getoetst die belang zijn voor het beroep van leraar. De tweede factor is de feedback die aan studenten wordt verstrekt tijdens het assessment. Om de invloed van deze factoren op de self-efficacy van studenten te kunnen meten, is er een self-efficacy vragenlijst ontwikkeld, specifiek gericht op 1e jaarstudenten van een lerarenopleiding. Omdat studenten in het 1e jaar werken aan de ontwikkeling van 6 competenties, is het instrument bedoeld om de self-efficacy van studenten met betrekking tot de zes lerarencompetenties (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerking met collega’s en reflectie en ontwikkeling) te diagnosticeren. Uit studie twee bleek dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is om het diagnostisch instrument te gebruiken tijdens de begeleiding van studenten. Tevens kwam uit deze studie enig bewijs voor de stelling dat studenten aan een lerarenopleiding beginnen met een globale ongedifferentieerde self-efficacy, en dat als zij ervaringen opdoen met lesgeven er een verdere differentiatie van hun self-efficacy plaatsvindt. In de derde studie werd de kernvraag van deze dissertatie onderzocht. Hieruit bleek dat naarmate de studenten, de prestatie die zij bij het assessment moeten leveren als authentieker ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy van de 6 competenties beïnvloedt. Verder bleek dat naarmate studenten de kwaliteit van de verstrekte feedback als hoger ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy op 4 van deze 6 competenties beïnvloedt. Tenslotte bleek uit deze studie dat de genoemde assessment-factoren de leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties indirect beïnvloeden, dit houdt in dat de assessmentfactoren de self-efficacy van studenten beïnvloeden en dat de self-efficacy van studenten vervolgens van invloed is op leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties. In de vierde studie zijn enkele resultaten uit de derde studie diepgaand onder de loep genomen. Door een aantal studenten te interviewen is onderzocht hoe de ervaringen die studenten opdoen tijdens een assessment bijdragen aan hun self-efficacy. Hieruit bleek dat de genoemde assessmentfactoren tijdens zowel de voorbereidingsfase, de interviewfase als de feedbackfase van het portfolio competentie assessment, de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Voortkomend uit de onderzoeksresultaten, worden op het einde van de dissertatie enkele adviezen voor lerarenopleidingen beschreven.
During the last decade, the relationship between university and non-university higher education institutions has changed. As a contribution to the knowledge economy, non-university higher education institutions are expected to educate their students in research activities. Previously, teaching was the main responsibility of lecturers in non-university higher education, while research hardly played a role. This paper is about the belief of lecturers in non-university higher education in their own research ability (research self-efficacy). In a survey study conducted among Dutch lecturers (N = 790), the research self-efficacy has been measured. A structural equation model shows the effects of personal aspects, mastery experience and organisational context on the research self-efficacy of lecturers. Research self-efficacy is also modelled in relation to lecturers’ need to work on professional development in research skills. Results show that research self-efficacy is mostly affected by aspects of mastery experience, in which the context is similar to the given task. Implications are discussed.
This thesis presents an exploration of ‘how entrepreneurship education pedagogy can enhance undergraduate business students’ autonomous motivation for self-directed learning’. It has twin, equally valuable, purposes: to make an original theoretical contribution and to improve professional practice in this area. The work addresses the lack of pedagogical research in entrepreneurship education that focuses on learner development, with a specific aim at development of self-directed learning skills for lifelong learning. The research is approached with a concurrent, mixed methods design, comparing pre- and a post-EE, self-assessment survey results from 245 students, enrolled in a Young Enterprise venture creation programme, and a control group at a Dutch university. With the use of open-question surveys among the same population, during and after the EE modules, as well as from focus group discussions with a selection of participating students and teachers, explanation was sought for the observations drawn from the quantitative study. Significant relationships were found between students’ self-reported maturity of autonomy, self-efficacy, and motivation for learning, and in how these relate to self-directed learning readiness. Entrepreneurship education was found to significantly moderate the relationship between the learning characteristics and self-directed learning, and to strengthen of the students’ perceived readiness for self-directed learning. Explanation for the impact of EE were found to be related to the stage-wise, mixed pedagogy approach to learning, that combines authentic learning with a hierarchical approach to competence development, and supportive team dynamics. The research contributes to practice with a proposed conceptual framework for understanding how to prepare for self-directed learning readiness and a teaching-learning framework for its development in formal educational settings. It contributes to knowledge with its deeper understanding of how students experience learning in EE and how that affects their willingness to pursue learning opportunities.