The research examined the ways in which Student Generated Video supported the learning process on the course ‘Levensbeschouwing’ (Life Philosophy) on the third year on the teacher training course at Inholland in Amsterdam. The central question examined was: In which ways does the student generated video on the Inholland course ‘Life Philosophy’ contribute to students gaining insight, developing deeper knowledge, and achieving the course learning goals? The 30 students on the course participated in the research. During the course, they were involved in creating three video interviews per project group that examined the question of life philosophy from the perspective of personal life, life philosophy traditions and school life. Video production was segmented into four phases; pre-production, production, post-production and reflection. At each phase, students answered short open questions online, and on the final day completed a survey. A group of seven students participated in a group interview on the final day.
DOCUMENT
De kwaliteit van het onderwijs ligt onder een vergrootglas. De professionele ontwikkeling van leraren wordt daarbij gezien als belangrijk -misschien zelfs het belangrijkste - instrument. De vraag is echter waar die professionele ontwikkeling toe moet leiden. Wanneer noemen we het onderwijs goed, op grond van welk criterium? En wie bepaalt zo’n criterium? Leraren hebben soms het gevoel in een spagaat te zitten. Ze voelen de druk van alles wat er van ze verwacht wordt, de extern opgelegde normen waar ze aan moeten voldoen. Tegelijkertijd kunnen ze die normen slecht rijmen met de complexiteit waar ze in hun klas, met hun leerlingen, dagelijks voor staan. Goed onderwijs ontstaat als leraren niet alleen de juiste competenties hebben, maar ook als persoon leraar zijn. De kennis, vaardigheden en protocollen krijgen pas betekenis door de persoonlijke gekleurde afwegingen in de dagelijkse praktijk die leraren maken. Die afwegingen hebben vaak een morele dimensie. Een leraar zal zich hier bewust van moeten zijn en ook de persoonlijke, moreel geladen dimensie van het leraarsvak moeten kunnen ontwikkelen.
DOCUMENT
Deze publicatie beschrijft het proces van praktijkgericht onderzoek zoals dat is verricht in de studiejaren 2010-2012 in het kader van het lectoraat 'Onderwijs en Levensbeschouwing' van Hogeschool Inholland. Het overkoepelende thema van het lectoraat 'Onderwijs en Levensbeschouwing' is 'samen leren werken en leven'. De kenniskring van het lectoraat richt zich in deze publicatie onder meer op de rol van levensbeschouwing in de studievoortgang van de student, het Meesterschap van de docent en de identiteit van de (onderwijs-) instelling waarbinnen het leerproces plaatsvindt. Daarnaast presenteren de promovendi van het lectoraat hun onderzoek(sopzet). Met deze onderzoeksactiviteiten levert het lectoraat een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het Inhollandse hbo-proof onderwijs aan studenten/aankomende normatieve professionals voor diverse beroepenvelden in de Nederlandse multiculturele samenleving.
LINK
Al op jonge leeftijd herkennen kinderen verschillen tussen mensen, vanaf de kleuterleeftijd beginnen ze daar ook oordelen aan te koppelen. Juist daarom is het belangrijk dat kinderen op de basisschool begeleid worden in het bespreken en verkennen van verschil. Die opdracht voor scholen wordt versterkt door de recent aangescherpte wettelijke kaders voor het burgerschapsonderwijs, wat ‘kennis over’ en ‘respect voor’ een breed scala aan maatschappelijk relevante verschillen voorschrijft als leerdoel. Hoewel leerkrachten en schoolleiders dit leerdoel over het algemeen lijken te onderschrijven, is er sprake van handelingsverlegenheid mede door een gebrek aan zicht op geschikte onderwijsmethoden voor de doelgroep. Dat geldt in het bijzonder voor verschil in afkomst, levensbeschouwing en seksuele oriëntatie. Binnen dit project is het doel om op basis van wetenschappelijke literatuur een praktisch bruikbaar overzicht te ontwikkelen van onderwijsmethoden om de genoemde verschillen met leerlingen te bespreken en te verkennen. Om goed aan te kunnen sluiten bij de leeftijd en behoeften van leerlingen, zullen aan het overzicht ook methoden om de houdingen van leerlingen rondom deze verschillen in kaart te brengen worden toegevoegd. De bruikbaarheid van het ontwikkelde overzicht zal zowel op de Pabo als op twee basisscholen worden getoetst. Het project is een samenwerking tussen het Lectoraat Burgerschapsonderwijs, de Pabo, twee Amsterdamse basisscholen, Bureau Common Ground (CG) en de Universiteit Utrecht.
Jaarlijks worden in Nederland meer dan 85.000 mensen opgenomen op een Intensive Care (IC). Twintig procent van de opgenomen IC-patiënten overlijdt volgend op deze opname. Bij 90% van de patiënten die komen te overlijden op een IC moeten besluiten worden genomen rondom het beperken of beëindigen van een behandeling. Deze situatie komt dus zeer regelmatig voor en vele IC-verpleegkundigen en andere professionals krijgen hiermee te maken, evenals met de impact die dit heeft op vele patiënten en hun naasten (Curtis, 2005; Meinders 2006; Nelson, 2006). Het is dan ook maatschappelijke relevant en noodzakelijk dat er goede ‘zorg rond het levenseinde’ op de IC is. Door de toename van het aantal ernstig zieke patiënten dat wordt opgenomen op een IC, de dubbele vergrijzing, en de verbeterde medisch technologische mogelijkheden, zal het aantal zorgvragen op de IC, en daarmee het aantal beslissingen over het beperken of stoppen van medisch zinloze behandelingen naar verwachting nog meer toenemen. De zorg rond het levenseinde bij IC-patiënten is complex, en verschillende disciplines zijn hierbij betrokken, waaronder IC-verpleegkundigen. In 2014 is daarom de richtlijn ‘End-of-life care bij IC-patiënten, de verpleegkundige zorg’ ontwikkeld. Onder leiding van het Lectoraat Acute Intensieve Zorg van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen werkten professionals, docenten, onderzoekers, beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) IC en ervaringsdeskundigen/naasten samen aan de richtlijn. Deze richtlijn, inclusief implementatieplan en checklist) heeft betrekking op de rollen en verantwoordelijkheden van IC-verpleegkundigen tijdens zorgverlening rond het levenseinde. (http://blog.han.nl/acute-intensieve-zorg/files/2014/02/Richtlijn-EOLC-bij-IC-patiënten.pdf) In een vervolgproject zijn aanvullende aanbevelingen gedaan voor IC-verpleegkundigen ter verbetering van de zorg rond het levenseinde op de IC, gericht op patiënten en naasten met een eigen cultuur, levensbeschouwing of religie. (http://blog.han.nl/acute-intensieve-zorg/files/2009/07/Aanvulling-op-richtlijn-End-of-life-care-bij-IC-patienten-de-verpleegkundige-zorg.pdf) Uit ons onderzoek bleek dat implementatie en verdere verspreiding onder professionals positief gestimuleerd werd door samenwerking met de beroepsvereniging en het opgebouwde netwerk. Top-up is nodig voor een verdere structurele inbedding van de kennis uit de richtlijn in zowel onderwijs (initieel en vervolgonderwijs) én in de praktijk. Daarnaast zal Top-up bijdragen deze kennis beter toegankelijk te maken en te borgen en ondersteunen het precaire thema levenseinde en bijpassende zorg bespreekbaar te maken. Top-up wordt gebruikt om een kennisclip en verdiepingsopdrachten te ontwikkelen samen met toekomstige gebruikers (studenten, docenten en professionals uit praktijk) en ervaringsdeskundigen. Deze kennistool vult een hiaat om kennis laagdrempelig bekend en bespreekbaar te maken en te houden. De kennisclip sluit aan bij de gedachtegang van ‘flip-the-classroom’ en bij ontwikkelingen in onderwijsmethodieken, onderwijs op maat en op afstand, technologische mogelijkheden, nieuwe media en transitie van kennis naar onderwijs en praktijk. Gebruikers kunnen zich middels de kennisclip zelf verdiepen in de basiskennis. In het onderwijs, op afdelingen en in kennisnetwerken kan de kennisclip gebruikt worden als voorbereiding om vervolgens het gesprek aan te gaan, verdieping aan te brengen en te bespreken wat de aanbevelingen uit de richtlijn betekenen voor de eigen (toekomstige) beroepspraktijk. Het TOP-up programma zou een extra boost geven om de kennis uit het project ‘zorg voor levenseinde’ te verspreiden, te implementeren en borgen en een structurele plek te bieden in onderwijs en praktijk.