Er is binnen de jeugdzorg dringend behoefte aan professionals die in leefgroepen een veilig leefklimaat kunnen garanderen, oog hebben voor de behoeften van individuele bewoners en de ontwikkeling van bewoners ondersteunen en stimuleren. Om studenten goed voor te bereiden op het werken in de 24-uurs zorg voor jeugd heeft de opleiding Social Work van de HvA samen met Levvel een nieuwe manier van begeleiden en lesgeven ontwikkeld voor studenten die stage lopen in leefgroepen voor jongeren. Dat gebeurt in de leerwerkplaats ‘Leren werken in de 24-uurszorg’. In dit e-magazine is meer te lezen over de leerwerkplaats en alles wat daaromheen is gebeurd en ontwikkeld.
LINK
Jeugdformaat biedt residentiële jeugdhulp aan in de regio Haaglanden, bestaande uit logeerhuizen, aanleunwoningen en zelfstandige studio’s (HAT). Jeugdformaat wil weten hoe het met jongeren gaat die de logeerhuizen hebben verlaten. Met dit onderzoek trachten we deze vraag te beantwoorden. In het onderzoek is het sociaal-competentiemodel als kader gebruikt, omdat Jeugdformaat in de logeerhuizen vanuit dit model werkt. Dit model gaat er vanuit dat er voor elke levensfase bepaalde ontwikkelingstaken zijn die een kind dient te volbrengen om zich goed te kunnen ontwikkelen. Jongeren kijken verschillend terug op de begeleiding door Jeugdformaat. De uitdaging voor Jeugdformaat zit vooral in het bieden van maatwerk: wat heeft welke jongere op welk moment aan begeleiding nodig? Jongeren zijn over het algemeen tevreden over de begeleiding bij onderwijs en werk, hun fysieke gezondheid en uiterlijke verzorging. Daarnaast vertellen enkele jongeren spontaan over de aandacht voor hun mentale gezondheid. Daarentegen is er volgens jongeren onvoldoende aandacht voor het onderhouden van vriendschappen en relaties en voor het zinvol invullen van hun vrije tijd. Alle jongeren hadden begeleiding nodig bij het vormgeven van de relaties met hun ouders en familie. Stimulering van het contact, begeleiding bij contactmomenten, reflectie op de contactmomenten en respect voor hun wensen rondom het contact hielpen daarbij. Wat betreft de veiligheid op de groep vinden jongeren het belangrijk dat algemene ruimtes schoon zijn en dat vriendschappen op de groep niet gestimuleerd worden. Daarnaast zeggen ze dat er streng gecontroleerd zou moeten worden op alcohol en drugs op de groep en op (seksuele) relaties tussen groepsgenoten, om zo ongewenste en onveilige situaties te voorkomen. Tenslotte vinden jongeren een goede voorbereiding op zelfstandigheid na hun verblijf bij Jeugdformaat belangrijk. Zij hebben hulp nodig bij het vinden van een geschikte woning, het leren omgaan met hun financiën en bij het vinden van hun weg naar instanties en regelingen die er zijn om hen te ondersteunen.
MULTIFILE
Tweede tussenrapportage In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo locatie Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen-Veilig Midden Nederland en VSO de Sprong. Onder de naam Trajectzorg is gestart met het verbeteren van de zorg opdat jongeren minder vaak tijdens de zorgverlening uitvallen en minder vaak na uitstroom uit geslotenheid opnieuw gesloten geplaatst worden. Hogeschool Utrecht is al in 2012 door dit samenwerkingsverband benaderd. Dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie is in 2014 en 2015 onderzoek gedaan naar deze pilot met als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. Dit rapport beschrijft de stand van zaken van het onderzoek voor Trajectzorg na het eerste jaar (december 2013 - december 2014). Trajectzorg wil jongeren en hun ouders de begeleiding geven die aansluit op hun zoektocht naar een gewoon leven. Maar Trajectzorg is eveneens een zoektocht naar de juiste vorm van begeleiding. Met dit onderzoek proberen we daar een bijdrage aan te leveren. De tekst bevat de aangepaste online versie (juni 2016) voor www.continuiteitinjeugdzorg.hu.nl
DOCUMENT
In voorliggend sectorstudierapport gaat het om geweld jegens minderjarigen die in de periode van 1945 tot heden zijn geplaatst in instellingen voor minderjarigen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Tegenwoordig heten deze instellingen orthopedagogische behandelcentra (OBC). Voorheen werden deze instellingen behandelinstituten, instellingen voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen, zwakzinnigeninrichtingen of ‘debieleninternaten’ genoemd.1 In de periode van 1945 tot heden zijn er ook minderjarigen met een LVB geplaatst in instellingen in andere sectoren, zoals GGZ-instellingen, Justitiële Jeugdinrichtingen en residentiële instellingen die niet specifiek gericht zijn op minderjarigen met een LVB. Geweld jegens minderjarigen met een LVB in die sectoren is onderzocht in de andere sectorstudies van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, verder te noemen commissie. In dit hoofdstuk wordt allereerst de LVB-sector omschreven, net als de doelgroep van jongeren die in instellingen in deze sector geplaatst werden en worden. Daarna volgt een overzicht van de ontwikkelingen in de sector in de periode van 1945 tot heden, met speciale aandacht voor het financiële en wettelijke kader waarbinnen de OBC’s werken en gewerkt hebben. Vervolgens beschrijven we het onderzoeksproces en de specifieke onderzoekskeuzes voor deze sectorstudie en sluiten we af met de opbouw van dit rapport.
DOCUMENT
Onderwijsmateriaal (vragen en opdrachten) behorend bij 'De brede basis van het sociaal werk'.
DOCUMENT
In dit onderzoek staan de ervaringen van cliënten met jeugdhulp in de regio Haaglanden centraal. Daarbij is specifiek gevraagd naar tevredenheid, samenwerking, aansluiting op de hulpvraag en de alliantie cliënt-professional. De hoofdvraag luidt: "Wat zijn de ervaringen met jeugdhulp van ouders en jongeren die in 2019 en/of 2020 jeugdhulp ontvingen in de regio Haaglanden? In deze rapportage doen we verslag van het onderzoek. Achtereenvolgens bespreken we de opzet en vraagstelling en de resultaten. We ronden af met conclusies en aanbevelingen Met medewerking van Bianca Prins, Judith Zweers van de gemeente Leidschendam-Voorburg en studenten Pedagogiek van de HHs
MULTIFILE
Derde tussenrapportage (aangepaste online versie (juni 2016) voor www.continuiteitinjeugdzorg.hu.nl) In 2013 zijn alle jeugdzorgplusinstellingen op verzoek van het ministerie van VWS gestart met een pilot Trajectzorg. In de regio Utrecht is jeugdzorgplusinstelling Intermetzo locatie Zeist (voorheen Lindenhorst-Almata) hiervoor een samenwerkingsverband aangegaan met De Rading, Lijn 5, Youké, Samen-Veilig Midden Nederland en VSO de Sprong. Onder de naam Trajectzorg is gestart met het verbeteren van de zorg opdat jongeren minder vaak tijdens de zorgverlening uitvallen en minder vaak na uitstroom uit geslotenheid opnieuw gesloten geplaatst worden. Hogeschool Utrecht is al in 2012 door dit samenwerkingsverband benaderd. Dankzij een SIA-Raak Publiek subsidie is in 2014 en 2015 onderzoek gedaan naar deze pilot met als doel de realisatie van Trajectzorg in deze regio te faciliteren en te stimuleren via een combinatie van beschrijvend onderzoek en de methode van actieonderzoek. In dit rapport wordt een overzicht gegeven van de onderzoeksactiviteiten in het laatste half jaar van dit onderzoek voor Trajectzorg (januari 2015 - augustus 2015). Trajectzorg wil jongeren en hun ouders de begeleiding geven die aansluit op hun zoektocht naar een gewoon leven. Maar Trajectzorg is eveneens een zoektocht naar de juiste vorm van begeleiding. Dit onderzoek wil daar een bijdrage aan leveren.
DOCUMENT
Het doel van de klinische forensische zorg, of meer specifiek de tbs-maatregel, is het beveiligen van de maatschappij; op korte termijn door iemand uit de maatschappij te halen en op langere termijn door behandeling gericht op het verlagen van risicofactoren en het opbouwen of versterken van beschermende factoren. In de media verschijnen met enige regelmaat kritische verhalen over de forensische zorg, meestal naar aanleiding van een ernstig incident, zoals een delict gepleegd door een tbs-patiënt op verlof. De vraag die daarbij steeds wordt opgeworpen, is hoe effectief de tbs-maatregel en behandeling in de forensische zorg is. Het is logisch dat er maatschappelijke onrust ontstaat bij ernstige incidenten en de opgeworpen vragen vanuit de maatschappij zijn terecht. Toch is enige nuancering hier op zijn plaats, aangezien recidive tijdens forensische behandeling uitzonderlijk is. Zo werd in een recent onderzoek met gegevens van het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVT) gevonden dat slechts bij 0,15% van de 15.050 positief beoordeelde verlofaanvragen sprake was van een ongeoorloofde afwezigheid met recidive. Verder blijkt al jaren uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) dat ernstige recidive na ontslag uit de forensische zorg, met name de tbs, relatief laag is, in ieder geval aanzienlijk lager dan na een gevangenisstraf. Hierbij dient aangetekend te worden dat de cijfers lastig te vergelijken zijn vanwege belangrijke verschillen tussen de groepen. De recidivecijfers tijdens en na forensische zorg zijn dus relatief gunstig, maar een delict kan enorme impact hebben en het zo veel mogelijk voorkomen van recidive blijft het ultieme doel van de behandeling in de forensische zorg. Het is nog onduidelijk wat precies bijdraagt aan recidivereductie en hoe behandeleffectiviteit of behandelsucces gedefinieerd kan worden.
DOCUMENT