Waarom dit onderzoek? In de gemeente Den Haag lopen verschillende programma’s die tot doel hebben de sociale en fysieke leefbaarheid en veiligheid van wijken en straten te verbeteren. De Wijkagenda’s en de Aanpak Prioritaire Gebieden zijn in dit kader twee belangrijke, elkaar deels overlappende, programma’s. Beide gemeentelijke programma’s hebben samenwerking met bewoners, ondernemers en partnerorganisaties als uitgangspunt. Bewonersparticipatie speelt een belangrijke rol. De Wijkagenda’s worden in alle Haagse wijken ontwikkeld. Hierin staat wat voor een periode van vier jaar de belangrijkste verbeterpunten zijn. De Aanpak Prioritaire Gebieden richt zich op specifieke straten en pleinen waar ‘wicked problems’ spelen: ingewikkelde vraagstukken waarbij veel verschillende partijen betrokken zijn, er geen eenduidige probleemdefinitie bestaat, en er geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Dit is in eerste instantie een tweejarig programma. Het onderzoek heeft als doel de voortgang van deze programma’s te monitoren en evalueren, en aanbevelingen te doen voor structurele monitoring.
Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek dat is uitgevoerd in de eerste fase van de Wmo-werkplaats (Wester, 2012; Wester en Van Biene, 2013). In dit vervolgonderzoek ligt de focus op de sturing van sociale wijkteams of degebiedsgerichte aanpak. Aanleiding daartoe is het feit dat gemeenten massaal aan de slag zijn gegaan met het opzetten van gebiedsgericht werken.
In Nederland streven het ministerie van VWS en het ZonMw ondersteuningsprogramma Gezonde Slagkracht bij overgewichtpreventie op lokaal niveau naar een samenhangend en integraal beleid, bij voorkeur volgens de beginselen van de EPODE aanpak. In dit onderzoek is gekeken hoe de EPODE aanpak zich verhoudt tot de praktijk, met als voorbeeld de via Gezonde Slagkracht gesubsidieerde gemeente Raalte. De EPODE aanpak is gestoeld op vier pijlers: politiek draagvlak, stevige wetenschappelijke steun, sociale marketing en publiek-privaat partnerschap. De gemeente Raalte heeft, met de ondersteuning van GGD IJsselland, een goede stap gezet om aansluiting te vinden bij EPODE. De pijlers bestuurlijk draagvlak en publiek-privaat partnerschap blijken relatief eenvoudig ingevuld te kunnen worden. De gemeente is bewust van het belang van deze pijlers en heeft er concrete ideeën voor. De moeilijkste pijlers om te realiseren, blijken wetenschappelijke steun en sociale marketing. Daar heeft de gemeente dan ook extra ondersteuning nodig. De EPODE aanpak biedt via de vier pijlers een nuttig framework om initiatieven te ordenen en mogelijkheden te signaleren. Maar om de aanpak ten volle te kunnen benutten, is een betere en concretere beschrijving van de pijlers nodig, en meer ondersteuning bij de praktische invulling. Voor de ontwikkeling van een succesvolle, lokale, integrale aanpak en het daarvoor benodigde ondersteuningsaanbod is het waardevol om meer te weten over de ontwikkelingen in verschillende gemeenten die met de EPODE aanpak (of de Nederlandse variant: JOGG) bezig gaan met het bevorderen van een gezonde leefstijl.
MULTIFILE
Mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals die hen ondersteunen binnen zorgorganisaties en daarbuiten, onderkennen het grote belang van leefstijlondersteuning. Hoewel mensen met een verstandelijke beperking steeds ouder worden, gaat deze veroudering vaak gepaard met een hoge mate van inactiviteit, ongezonde voedingsgewoonten en gezondheidsproblemen die al op jonge leeftijd ontstaan. Hierdoor heeft deze groep een groter risico op leeftijds- en leefstijl gerelateerde aandoeningen dan de algemene bevolking. Het is daarom noodzakelijk om voor mensen met een verstandelijke beperking, conform de missie van de Kennis en Innovatieagenda Gezondheid en Zorg ‘20-’23, het risico op ziektelast als gevolg van ongezonde leefstijl- en leefomgeving te verminderen en gezondheidsverschillen te verkleinen. Het vormgeven en borgen van effectieve en gepersonaliseerde leefstijlondersteuning bij deze doelgroep blijkt echter complex door het grote aantal multidisciplinair betrokken zorgprofessionals, afwezigheid van een integrale aanpak en onvoldoende randvoorwaarden zoals beleid en digitale ondersteuning. Om mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en professionals te ondersteunen bij leefstijlverbetering, hebben de kennisinstellingen en praktijkpartners van het LEEV!-consortium elk in het afgelopen decennium binnen verschillende, elkaar aanvullende projecten, kennis en producten ontwikkeld. Echter, deze kennis en producten zijn nog niet geïntegreerd en ontwikkeld tot een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie specifiek voor mensen met een verstandelijke beperking. Het LEEV!-consortium heeft expertise om dit te realiseren. Het doel van dit project is het opleveren van een gepersonaliseerde integrale leefstijlinterventie (LEEV! GLI-VB) waarmee zorgprofessionals zoals fysiotherapeuten, diëtisten, verpleegkundigen en leefstijlcoaches ondersteund worden om effectieve leefstijlondersteuning te bieden aan mensen met een verstandelijke beperking, hun naasten en begeleiders. Binnen 4 werkpakketten wordt LEEV! GLI-VB ontwikkeld en getoetst op haalbaarheid en effectiviteit, waarbij één werkpakket zich expliciet richt op de benodigde randvoorwaarden. Daarmee beogen we de leefstijl gerelateerde gezondheid van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren en wordt kennis ontwikkeld over haalbare en effectieve gepersonaliseerde leefstijlondersteuning.