Visie op beroepsonderwijs van de helaas te vroeg overleden Prof. Dr. Johan van der Sanden, lector PTH Eindhoven. Collega lectoren reageren op door hem uitgebrachte publicaties en leveren zo een verdere bijdrage aan de ontwikkeling daarvan.
DOCUMENT
Het beroepsonderwijs staat voor grote uitdagingen wat betreft de inhoud en de vormgeving van de onderwijsleerprocessen. De overgang van een industriële naar een diensteneconomie dwingt de scholen om niet alleen vakkennis over te dragen en de functiegebonden beroepsvaardigheden van de leerling te ontwikkelen, maar ook persoonlijke vaardigheden tot ontwikkeling te brengen. Een dienst kan immers alleen geleverd worden in direct contact met de klant door een gemotiveerde werknemer. Deze oriëntatie op competentiegericht onderwijs stelt de relatie tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven opnieuw ter discussie. De taakverdeling die in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) is vastgelegd, staat volgens velen de aanpassing van het beroepsonderwijs aan een diensten- of kenniseconomie in de weg. De WEB gaat uit, dat is althans de stelling die in deze bijdrage verdedigd zal worden, van een verdeelde verantwoordelijkheid voor de loopbaan van de leerling ('souvereiniteit in eigen kring'). Om de leerling adequaat voor te bereiden op het functioneren in een diensten- dan wel kenniseconomie is echter een gedeelde verantwoordelijkheid voor deze loopbaan nodig. Inzichten uit de moderne leerpsychologie laten zien dat voor de ontwikkeling van brede competenties een leeromgeving nodig is die het resultaat is van een continue dialoog tussen leerling, school en regionaal bedrijfsleven over welke kennis op welke wijze moet worden overgedragen en getoetst (Meijers & Wardekker, 2002; Law, Meijers & Wijers, 2002). Het realiseren van een gedeelde verantwoordelijkheid is evenwel geen sinecure. Niet alleen voorziet de bestaande wet- en regelgeving er niet in, maar het nemen van een gedeelde verantwoordelijkheid voor de loopbaan van de leerling vereist ook een cultuuromslag in zowel het onderwijs als het bedrijfsleven. Ruim 50 jaar geleden zijn de fundamenten van het huidige beroepsonderwijs gelegd. Op dat moment is een proces gestart waarin het onderwijs steeds autonomer werd en waarin het onderwijs en het bedrijfsleven de facto steeds meer met de rug naar elkaar toe zijn komen te staan. Er ontstond een 'pedagogische reservaat' waarvoor het bedrijfsleven, overigens met zijn volle instemming, vooral het decor vormde.
MULTIFILE
Een leertheoretische visie dient als fundament voor het vormgeven aan krachtige leeromgevingen. Componenten van leerprocessen en het onderscheid tussen extern gestuurd leren, zelfgestuurd leren en ervaringsleren worden besproken. In de leerpsychologie en in de praktijk verschuift de aandacht naar de laatste twee. Leerlingen verschillen in de leerstrategiekn die ze hanteren en de voorkeuren die ze bij het leren hebben (leerstijlen). Kenmerken en kwaliteitscriteria van krachtige leeromgevingen worden ontleend aan leerpsychologische inzichten in ervaringsleren en zelfgestuurd leren. De conclusie is dat in het (beroeps)onderwijs een verschuiving van onderwijzen naar het vormgeven van leeromgevingen gewenst is.
DOCUMENT
Jongeren ouder dan 16 zonder diploma, zoals Aidan, mogen starten op een entreeopleiding. De opleiding biedt jongeren afkomstig uit praktijk-, speciaal en voortgezet onderwijs en de internationale schakelklas een nieuwe kans. Wat hen bindt is dat ze in hun leven al heel wat tegenslagen hebben gekend én graag een mbo-diploma willen halen. Een wezenlijk onderdeel van de opleiding is dan ook dat de student leert omgaan met moeilijkheden, tegenslagen en uitdagingen, kortom: de opleiding dient bij te dragen aan de veerkracht van studenten. Onontbeerlijk hierbij is de steun van school, leraren en klasgenoten om de negatieve invloed op de schoolloopbaan van risicofactoren als drugs, gedragsproblemen of schulden te compenseren. Met behulp van het begrip ‘veerkracht’ beschrijven we wat nodig is om deze jongeren te laten slagen
DOCUMENT
Jonge mensen hebben steeds meer behoefte aan loopbaancompetenties. Dat vraagt van docenten dat ze zich anders gaan opstellen. Want zij praten nog steeds te veel tegen leerlingen in plaats van met leerlingen.
DOCUMENT
Het lectoraat Curriculumvraagstukken beoogt kennis te leveren waar de praktijk iets mee kan. Opbrengsten van onderwijskundig ontwerponderzoek vinden echter vaak maar moeizaam hun weg naar de praktijk. Lector Elwin Savelsbergh laat zien waar het schuurt en zoekt mogelijkheden voor verbetering.
DOCUMENT
In het kielzog van post-Sputnik curriculumvernieuwing in het middelbaar onderwijs in de Verenigde Staten werd ook ruim aandacht gegeven aan natuurwetenschap in de basisschool. Er werden interessante programma’s ontwikkeld met nadruk op hands-on science en onderzoekend leren (inquiry). Voorbeelden zijn Amerikaanse programma’s als Science:A Process Approach (SAPA), een programma dat een systematische opbouw van cognitieve onderzoeksvaardigheden beoogde, gebaseerd op de leerpsychologie van Robert Gagné die zelf ook actief betrokken was; Science Curriculum Improvement Study (SCIS) dat werd geleid door fysicus Robert Karplus en ontwikkeld vanuit een Piaget achtergrond;Elementary Science Study (ESS) dat in de eerste plaats was ontwikkeld rond succesvolle onderzoekend leren activiteiten zonder een expliciete leertheorie; en Nuffield Science 5/ 13 dat werd ontwikkeld in het Verenigd Koninkrijk. Elk van deze programma’s van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw heeft een moderne opvolger gekregen, respectievelijk STC, FOSS, INSIGHTS, en Nuffield Primary Science. Succesvolle activiteiten zoals Mystery Powders en Batteries and Bulbs van ESS leven nog steeds voort in moderne incarnaties in veel andere methoden.
DOCUMENT
Allereerst worden argumenten voor leren leren in het perspectief van levenslang leren besproken. Nieuwere leerpsychologie geeft inzicht in belangrijke componenten van het leerproces. Bij elk wordt aangegeven wat de consequenties zijn voor activerend en procesgericht onderwijs. Die componenten zijn: zich doelen stellen, zich oriknteren, leeractiviteiten uitvoeren (inclusief directe ervaring opdoen en leren door sociale interactie, naast abstracte informatie verwerken en reflecteren), evalueren en tenslotte reguleren van het leerproces. De rol van de docent in procesgericht onderwijs wordt samengevat onder vier hoofdprincipes: 1) een geleidelijke verschuiving naar onderwijs dat het zelfstandig leren van de leerlingen centraal stelt, zodat leerlingen kunnen leren om zelfstandig te leren; 2) leerlingen laten kennismaken met de manier van denken en doen in het vakgebied; 3) aandacht voor de emotionele aspecten van leren en leerresultaten: zelfstandig leren wordt bevorderd door het opbouwen van een leer- en taakgerichte motivatie, een positieve toeschrijvingsstijl, zelfvertrouwen en onzekerheidstolerantie; 4) de docent behandelt (a) leren als een sociaal proces en (b) leerresultaten (kennis, vaardigheden, houdingen) als sociale constructies. De verschillen tussen overdrachtgericht, activerend en procesgericht lesgeven worden besproken aan de hand van concreet docentgedrag zoals uitleg geven en vragen stellen. Opdrachten voor zelfstandig individueel en samen werken en leren moeten aan bepaalde kenmerken voldoen. Ook de organisatie van de leeromgeving zal veranderen naarmate onderwijs meer procesgericht wordt.
DOCUMENT
Het opleidingsniveau van de jeugd, de onderwijsprestaties van allochtonen en tegenvallende prestaties van jongens hangen nauw samen. Nederland heeft de komende tien jaar een hoger opgeleide beroepsbevolking nodig om economisch in de pas te lopen met de ontwikkelingen. Maar het verhogen van het opleidingsniveau van de Nederlandse jeugd hapert. De allochtone vrouwen doen het nu aanzienlijk beter in onderwijsprestaties dan de mannen. En natuurlijk heeft in het algemeen de doorbraak van vrouwen in het onderwijs een geweldige push gegeven aan het opleidingsniveau van de hele Nederlandse beroepsbevolking. Echter, aansluitend op het begin van mijn verhaal is duidelijk dat deze positieve ontwikkeling in ieder geval deels teniet is gedaan door een slechter presteren van de mannen in het onderwijs. Dit geldt voor zowel allochtone als autochtone mannen. Het is merkwaardig dat over dit recente verschijnsel weinig gepubliceerd wordt. De cijfers geven aan dat het vergaande gevolgen zal hebben. Mijn stelling is dat voor het noodzakelijk opkrikken van het opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking we ons vooral moeten richten op de verborgen talenten bij jongens én allochtone studenten. Daar zit de winst in dit opzicht. Minder jongens naar het speciaal onderwijs, meer jongens naar het hoger onderwijs, minder allochtonen naar het vmbo, meer allochtonen naar mbo-4, havo en vwo. Dat helpt Nederland er boven op.
DOCUMENT
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT