Er wordt een 'state of the art' gegeven van de discussie over het nieuwe leren, de praktijk van het nieuwe leren en de bewijzen voor het nieuwe leren. Het lijkt erop dat momenteel sprake is van een keerpunt in het denken over het nieuwe leren. De discussie had voorheen vooral een ideologisch karakter, terwijl deze nu steeds meer een praktisch en professioneel karakter krijgt. In de scholen lag eerst de nadruk vooral op het proces, nu zien we signalen dat er daarnaast meer aandacht naar het kennisaspect uitgaat. Daarbij staat de vraag centraal welke kennis voor leerlingen belangrijk is om te verwerven in onze moderne (kennis)maatschappij. Deze ontwikkeling juich ik toe en daarom wordt aan het kennisaspect in deze oratie nadrukkelijk aandacht besteed. Het lectoraat heeft als doel om innovatieve scholen te ondersteunen met praktijkgericht onderzoek, aansluitend bij de ontwikkeling van scholen, gekoppeld aan de onderzoeksthema’s. Daarmee wil het lectoraat bijdragen aan de kennisbasis over nieuwe leervormen. Een belangrijke vraag is ook hoe de opleidingen toekomstige leerkrachten op hun nieuwe rollen en taken kunnen voorbereiden.
DOCUMENT
Het project "werkplaats Oud-Oost" is opgezet om verkokering tussen organisaties te verkleinen, versnippering van aanpak en projecten te voorkomen en kennis die in het werkveld wordt ontwikkeld vast te houden. Het project beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan ontschotting, professionalisering en de ontwikkeling van een gedeelde visie voor de aanpak van het gebied Oud-Oost. In dit plan van aanpak wordt de opzet van deze werkplaats verder uitgewerkt
DOCUMENT
Gymleerkrachten zijn als beweegprofessional dagelijks bezig om bij te dragen aan een leven lang bewegen van de leerlingen. Omdat kinderen steeds minder en minder goed bewegen is het ’leren bewegen’ hier ook onderdeel van. In het boek ‘Leer Bewegen!’ wordt op basis van de laatste inzichten rondom motorisch leren handvatten gegeven voor beweegprofessionals om het leren bewegen zo goed mogelijk te begeleiden en stimuleren.
DOCUMENT
Aanleiding: Voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (door bijvoorbeeld een beroerte of dementie) is het opnieuw aanleren en uitvoeren van dagelijkse bewegingen, zoals lopen, complex. Dat deze bewegingsproblematiek vaak vergezeld gaat van cognitieve problematiek (zoals geheugenstoornissen) maakt het nog eens extra moeilijk. Therapeuten constateren dat de huidige, meestal verbale aanpak onvoldoende resultaat bij deze doelgroep oplevert. Bovendien moeten ze door de verwachte toename van het aantal cliënten en de kortere behandeltijd op zoek gaan naar betere oplossingen. Nieuwe wetenschappelijke inzichten geven aan dat impliciet (onbewust) motorisch leren juist voor deze cliënten een oplossing kan zijn. Doelstelling In dit RAAK-project onderzoekt het projectteam welke kennis therapeuten nodig hebben om de onbewuste motorische leerstrategieën 'analogieleren', 'foutloos leren' en 'observationeel leren' toe te passen. Ook kijken zij hoe therapeuten ondersteunende technologieën in kunnen zetten om het effectief en efficiënt aanleren en zelfstandig oefenen van het lopen bij cliënten na een beroerte mogelijk te maken. Het programma omvat verschillende onderzoeksmethoden (mixed methods), variërend van meer fundamenteel onderzoek in het bewegingslaboratorium tot kwalitatief onderzoek. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit onderzoek zijn onder andere: " leerboekje met voorbeelden en effecten voor zorgprofessionals en studenten fysiotherapie en ergotherapie; " modules voor onbewuste motorische leerstrategieën voor zorgprofessionals; " modules voor zorgprofessionals over inzet van innovatie technologieën; " workshops/leseenheden rondom (on)bewuste motorische leerstrategieën voor professionals en studenten (o.a. fysiotherapie en ergotherapie); " wetenschappelijke artikelen in een (inter)nationaal peer-reviewed tijdschrift.
Dit project richt zich op het ontwikkelen van een tweeledig instrumentarium op het gebied van Leven Lang Ontwikkelen in het domein van energie- en grondstoffentransitie. Enerzijds focust de aanvraag zich op intensieve samenwerking met voornamelijk MKB-bedrijven in regionale clusters: Leeuwarden, Assen, en Emmen. Anderzijds richt de aanvraag zich op het ontwikkelen van plaatsonafhankelijke leervormen toegespitst op waterstof middels online en hybride modules. Deze modules zijn in wezen met zorg doordachte en ontworpen informatieve filmpjes die de bouwstenen (kunnen) vormen voor een reeks leervormen. Onder deze leervormen vallen de zogenoemde MOOC's waar al dan niet onderwijscertificaten voor behaald kunnen worden.
Inclusief onderwijs wordt internationaal gezien als onderwijs dat recht doet aan kansengelijkheid voor álle leerlingen (Ainscow, 2020). In nederland zijn er, op weg naar inclusief onderwijs, diverse initiatieven en experimenten te vinden in scholen en samenwerkingsverbanden. Het rapport “Werkagenda Route naar Inclusief Onderwijs” van maart 2023 geeft aan dat, omdat de diversiteit onder leerlingen groot is, scholen meer tegemoet moeten komen aan de diverse ontwikkelbehoeften van leerlingen door bijvoorbeeld leerpaden en lessen te flexibiliseren. De flexibiliteit zit onder meer in variatie in leervormen, tempo, duur en individueel of samen werken. Ook de plaats waar de leerling leert varieert, van school, af en toe op een speciale plek of af en toe thuis. Van den Berg (2020) stelt dat de principes van gelijkheid (zoals doelen, leerstof, toetsing) en gelijktijdigheid (zoals tijdstippen en duur van de lessen) moeten worden afgebouwd bij het werken aan inclusief onderwijs. De route naar inclusief onderwijs wordt steeds meer gezien als een proces van onderwijs- én schoolontwikkeling (Schuman in Sardes, 2020). Leerkrachten lopen aan tegen de grenzen van het eigen onderwijs in tijd, ruimte, toetsen en doelen. Ze lopen tegen een systeem aan dat georganiseerd is in jaarklassen of units en gericht is op het nivelleren van verschillen door standaardisering en het meten van gelijke uitkomsten. Leerkrachten willen bijdragen aan inclusief onderwijs maar zijn nog onvoldoende toegerust om flexibel om te gaan met de barrières die het onderwijssysteem zichzelf heeft opgelegd.De uitdaging zit erin hoe te komen tot het inclusief organiseren van het onderwijs. Dit PD traject bij aan het grote systemische vraagstuk naar het “hoe” van inclusief onderwijs. Door het werken aan en het delen van effectieve praktijken wordt samen met medewerkers, schoolleiders en bestuurders een antwoord gevonden op de vraag hoe inclusiever onderwijs ingebed, geborgd en in leven gehouden kan worden in de organisatie.