Het succes van onderwijsinnovaties wordt medebepaald door het vrijkomen van veranderenergie. Onderwijskundig leiders spelen hierin een belangrijke rol en hanteren daarbij een vijftal leiderschapsdimensies. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de manier waarop onderwijskundig leiders de veranderenergie binnen een grootschalige onderwijsinnovatie beïnvloeden. In een casestudie zijn 24 onderwijskundig leiders geïnterviewd. Uit de interviews is een reconstructie gemaakt van de veranderenergie binnen de verschillende fasen van de innovatie. Wat opvalt is dat onderwijskundig leiders weliswaar een mix aan dimensies hanteren om veranderenergie vrij te maken, maar dat de structuur–en in mindere mate de ontwikkelingsgerichte dimensie dominant zijn. Daarbij zien we veel uitingen van veranderenergie in de eerst efase, maar juist een terugval als gevolg van meer wrijving in het innovatieproces in de synergie-en ontwikkelfase. Opvallend is dat de verhouding in de dimensies over de fases in onderwijsinnovaties nauwelijks verandert, ondanks dat de aard van de processen tussen de fases daar wel aanleiding toe geeft. We concluderen dat – om veranderenergie vrij te maken in verschillende fases van onderwijsinnovatie – leiders hun inzet moeten verschuiven van de structurele dimensie, via desociale dimensie naar de ontwikkelingsgerichte dimensie. Kortom, het voorkeursrepertoire van leiders sluit wel aan bij de dynamiek in de oriëntatiefase, maar een verschuiving in het repertoire naar andere dimensies lijkt nodig om ook veranderenergie vrij te maken in de synergie- en ontwikkelfase van onderwijsinnovaties. Vervolgonderzoek zal moeten aantonen of het eenzijdige repertoire het gevolg is van opvattingen over leiderschap of het ontbreken van handelingsalternatieven op de sociale dimensie.
LINK
Het succes van onderwijsinnovaties wordt mede bepaald door het vrijkomen van veranderenergie. Onderwijskundig leiders spelen hierin een belangrijke rol en hanteren daarbij een vijftal leiderschapsdimensies. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de manier waarop onderwijskundig leiders de veranderenergie binnen een grootschalige onderwijsinnovatie beïnvloeden. In een casestudie zijn 24 onderwijskundig leiders geïnterviewd. Uit de interviews is een reconstructie gemaakt van de veranderenergie binnen de verschillende fasen van de innovatie. Wat opvalt is dat onderwijskundig leiders weliswaar een mix aan dimensies hanteren om veranderenergie vrij te maken, maar dat de structuur – en in mindere mate de ontwikkelingsgerichte dimensie dominant zijn. Daarbij zien we veel uitingen van veranderenergie in de eerste fase, maar juist een terugval als gevolg van meer wrijving in het innovatieproces in de synergie- en ontwikkelfase. Opvallend is dat de verhouding in de dimensies over de fases in onderwijsinnovaties nauwelijks verandert, ondanks dat de aard van de processen tussen de fases daar wel aanleiding toe geeft. We concluderen dat – om veranderenergie vrij te maken in verschillende fases van onderwijsinnovatie – leiders hun inzet moeten verschuiven van de structurele dimensie, via de sociale dimensie naar de ontwikkelingsgerichte dimensie. Kortom, het voorkeursrepertoire van leiders sluit wel aan bij de dynamiek in de oriëntatiefase, maar een verschuiving in het repertoire naar andere dimensies lijkt nodig om ook veranderenergie vrij te maken in de synergie- en ontwikkelfase van onderwijsinnovaties. Vervolgonderzoek zal moeten aantonen of het eenzijdige repertoire het gevolg is van opvattingen over leiderschap of het ontbreken van handelingsalternatieven op de sociale dimensie.
MULTIFILE
Dit onderzoek gaat over leiderschap in zorgorganisaties die werken met zelforganiserende teams. Het is uitgevoerd binnen een organisatie die zorg biedt aan mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. De organisatie wilde haar zorg vernieuwen: cliënten moesten meer regie krijgen over hun leven, en medewerkers meer vrijheid in hun werk. Dat vroeg om een andere manier van leidinggeven.Leiderschap wordt in dit onderzoek gezien als een vorm van communicatie, waarbij zowel formele als informele leiders een rol spelen. Deze communicatie wordt beïnvloed door gewoontes, regels en machtsverhoudingen. Goossens ontwikkelde een model om leiderschap in veranderende situaties beter te begrijpen. Daarbij gebruikte ze ideeën van de filosofen Habermas en Giddens.Het onderzoek duurde twaalf jaar en bestond onder andere uit actieonderzoek en etnografisch onderzoek. Daaruit kwamen drie belangrijke inzichten naar voren die leiders kunnen helpen om de dagelijkse praktijk van zorgmedewerkers te versterken:• Wederzijdse verantwoordelijkheid – medewerkers en organisatie werken samen aan gezamenlijke doelen.• Continuïteit – duidelijke principes geven richting en vertrouwen, zonder alles voor te schrijven.• Omgevingsbewustzijn – leiders en teams kijken ook buiten de organisatie en zoeken samenwerking.Als deze factoren aanwezig zijn, ontstaat er ruimte voor overleg, zelfstandigheid en goede zorgrelaties. Tegelijkertijd kunnen machtsverschillen en beperkte invloed op middelen dit proces tegenwerken.Het proefschrift geeft praktische adviezen, zoals het verkleinen van machtsverschillen, werken met gedeelde waarden en het inzetten van onderzoek als hulpmiddel bij verandering. Dit vergroot de betrokkenheid van medewerkers.Tot slot biedt het onderzoek een nieuw model dat gebruikt kan worden voor verder onderzoek naar leiderschap en organisatieontwikkeling.
DOCUMENT