© 2025 SURF
In nummer 3 van De Nieuwe Meso (september 2014) schrijft lector Marco Snoek over gespreid leiderschap en leiderschap van leraren. Onderzoek naar gespreid leiderschap richt zich vooral op de rol van de schoolleider. Onderzoek vanuit het perspectief van leraren is daarentegen schaars. In de afgelopen 3 jaar heeft Marco Snoek in het kader van zijn promotieonderzoek gesprekken gevoerd met leraren die hun leiderschap ontwikkelden en met hun schoolleiders, over het ontwikkelen en implementeren van gespreid leiderschap in scholen.
Innovaties en veranderingen gaan steeds sneller terwijl de samenleving, met name als gevolg van digitalisering en internationalisering, steeds complexer wordt. Dit stelt hoge eisen aan ons vermogen om met elkaar samen te werken. In onze complexe samenleving zijn wij lid van vele groepen en andere samenwerkingsverbanden met soms grote culturele verschillen. Over de inzet van leiderschap bij innovatieprocessen
Het volbrengen van een innovatieve teamtaak, zoals het herontwerpen van onderwijs, gaat het beste als teamleden hun individuele kennis delen, integreren en bediscussiëren in een proces van teamleren. Uit onderzoek blijkt dat teamleren in docententeams bevorderd wordt door gedeeld leiderschap. Formele leiders kunnen dat stimuleren door hun leiderschapsstijl aan te passen. Ook denkbeelden van teamleden, over bijvoorbeeld teamwerk, leiderschap en innovativiteit van de teamtaak, kunnen invloed hebben op het delen van leiderschap. Omdat denkbeelden vaak onbewust en impliciet zijn, is het lastig voor een formele leider de leiderschapsstijl daaraan aan te passen. Reflecteren en het voeren van een dialoog als team kunnen dan behulpzaam zijn. Deze exploratieve, kwalitatieve studie heeft tot doel inzicht te krijgen in denkbeelden van teamleden die van invloed kunnen zijn op het delen van leiderschap. Het expliciteren van denkbeelden kan de dialoog over leiderschap in teams vereenvoudigen. In dit onderzoek is nagegaan welke individuele denkbeelden leden van docentontwikkelteams hadden ten aanzien van teamwerk, leiderschap en de innovativiteit van de teamtaak en of daar patronen in te herkennen waren. Ook is aandacht besteed aan de mate van overeenstemming over deze denkbeelden in de deelnemende teams. Er werden individuele online semigestructureerde interviews afgenomen met in totaal 15 leden van twee docentontwikkelteams De denkbeelden werden verkend door middel van open vragen en vignetten met behulp van de Post-It®-methode. Uit de kwalitatieve data-analyse bleek dat alle deelnemers een collectieve oriëntatie op teamwerk hadden, onderverdeeld in een groep die gedeelde betekenisgeving als doel van teamwerk had en een groep die vooral de nadruk legde op de resultaatgerichtheid van het teamwerk. Daarnaast waren de deelnemers in te delen naar een formele of informele leiderschapsovertuiging. Op basis van deze data zijn de deelnemers in groepen met een bepaald profiel ingedeeld. De deelnemers die behoorden tot profiel I en II beschikten over deelbeelden die bevorderend zijn voor het ontstaan van gedeeld leiderschap terwijl deelnemers die onder profiel III werden geschaard minder denkbeelden hadden die hier bevorderend voor zijn. Per profiel is tenslotte een persona gecreëerd, een karakterisering van een bepaald type deelnemer De analyse inzake de overeenstemming in de teams liet zien dat de deelnemers van Team A meer gedeelde denkbeelden hadden die vruchtbaar zijn voor het ontstaan van gedeeld leiderschap. Dit kleinschalige exploratieve onderzoek heeft bijgedragen aan nieuwe inzichten over impliciete denkbeelden van teamleden. De persona’s die in dit onderzoek zijn ontwikkeld zijn een bruikbaar instrument voor het expliciteren van denkbeelden in teams. Als teamleden hierop als groep reflecteren, draagt dit bij aan een dialoog over teamwerk en leiderschap.
Dit onderzoek richt zich op de vraag wat de effecten zijn van een niet-hiërarchische werkomgeving op leiderschap. Onderzocht wordt of niet-hiërarchisch leiderschap (in een matrix-, project- en netwerkorganisatie, of bij zelfsturende teams zoals bij projectmanagement) leiderschapskwaliteiten aantrekt, selecteert en behoudt. Het onderzoek toont aan, dat niet-hiërarchisch leidinggevenden hoger scoren op het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme, vooral bij de subschalen angsten/nervositeit, ergernis, depressie, kritiekgevoeligheid en stressgevoeligheid, en lager scoren op extraversie, vooral bij de subschalen hartelijkheid, sociabiliteit en dominantie/assertiviteit. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat leiderschapskwaliteiten die samenhangen met neuroticisme en extraversie ondervertegenwoordigd lijken te zijn in een matrix-, project- en netwerk georiënteerde werkomgevingen, als ook bij innovatieprojecten en projectmanagement in het algemeen. Deze twee persoonlijkheidskenmerken hangen sterk samen met transformationeel leiderschap. De volgende kwaliteiten lijken bij niet-hiërarchisch leiderschap minder sterk ontwikkeld te zijn dan bij hiërarchisch leidinggevenden: inspirerend en enthousiasmerend vermogen, leiderschapscharisma, effectieve conflicthantering, het geven van feedback, assertiviteit, het vermogen tot het versterken van groepscohesie, bevorderen van een groeps- of teamontwikkeling richting meer autonomie en sterkere performance, initiatief met betrekking tot ondernemerschap, synergie tussen teamleden op het gebied van innovatie, kennisproductiviteit en reflectieve vaardigheden, als ook 'performance' in het algemeen in werkomgevingen met veel sociale interactie. Aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot werving en selectie, als ook voor het opleiden en ontwikkelen van niet-hiërarchisch leidinggevenden. ABSTRACT This paper is devoted to answer the question whether nonhierarchical leadership (in a matrix, process, network structure, or in a project based work environment) attracts, selects and attains leadership qualities related to transformational (charismatic, inspiring & empowering) leadership. More in particular, we would expect leaders with lower scores concerning neuroticism, and with higher scores concerning extraversion and agreeableness. Enhancement of innovational capacities and knowledge productivity are the main motives for applying the structuring principles of a matrix, process, network organization, or of project management. The indicated personality traits are closely related to transformational leadership. Transformational leadership is needed to effectuate innovational and adaptive capacities, as well as for the enhancement of knowledge productivity in organizations. We analyzed whether significant differences could be found when personality traits of non-hierarchical (project) leaders and hierarchical operating managers are compared. Our study revealed, that non-hierarchical (project) leaders had indeed higher averages concerning neuroticism, and lower averages concerning extraversion. Neuroticism is negatively related to leadership charisma. Neuroticism, extraversion and agreeableness are related to transformational leadership in general. The overall conclusion of this study is that leadership qualities related to neuroticism and extraversion, tend to be underrepresented in the group of nonhierarchical leaders in a matrix, process or network structure, or in a project based work environment. Analyzing significant differences of the sub scales of neuroticism and extraversion revealed that these leadership qualities are specifically related to learning/adaptive capacities, feedback and conflict solving processes, knowledge productivity in teams, enhancement of group cohesion and coping with stressful situations. Furthermore, these qualities are closely related to several dimensions of transformational leadership: idealized influence, inspirational motivation and intellectual stimulation. Implications for training and development, and for selection processes are discussed. Also, some recommendations are put forward, related to the enhancement of the effectiveness of applying the structuring principles of a matrix, process, network or project based work environment.
In een poging om leraren nieuwe ontwikkelmogelijkheden te bieden en daarmee bij te dragen aan de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar, startte in het najaar van 2019 in Amsterdam een aantal leergangen1. Een van die leergangen was de leergang Gedeeld Leiderschap voor Leraren, waarbij de focus lag op het versterken van het leiderschap van leraren met als doel bij te dragen aan meer ruimte voor gedeeld leiderschap in scholen. Die leergang was ontworpen op basis van een aantal uitgangspunten en veronderstellingen over leiderschap in scholen, over hoe leraren daar kwaliteiten voor konden ontwikkelen en over hoe vervolgens een leergang er uit zou moeten zien. In dit artikel staan we stil bij die uitgangspunten op basis van de gesprekken die we als opleiders met elkaar en met de deelnemers voerden en formuleren we de lessen die we geleerd hebben.Na een korte toelichting op de opzet van de leergang beschrijven we de opbrengst van de leergang voor de deelnemers en hun scholen. Vervolgens gaan we in op inzichten die het traject ons hebben opgeleverd t.a.v. het ontwikkelen van persoonlijk en gedeeld leiderschap door leraren en op de implicaties hiervan voor scholen.
Marco Snoek beschouwt leraren als sleutelfiguren in processen van verandering en ontwikkeling. Hun vermogen om richting te geven aan en invloed uit te oefenen op veranderingen op de eigen school en op hun collega’s noemt hij ‘leiderschap van leraren’. Het tijdschrift Van Twaalf tot Achttien sprak met hem.
Introductie van de meest voorkomende leiderschapstheorieën en -modellen. Een korte geschiedenis van het denken over leiderschap en management, en een uitnodiging aan de lezer om hetzelfde te doen. Wat betekent verpleegkundig leiderschap voor de patiënt en zijn familie, voor collega-verpleegkundigen en andere professionals binnen de organisatie?
In oktober kwam deel 2 van het Alternatief met als subtitel ‘De ladder naar autonomie’. In dit boek laten René Kneyber en Jelmer Evers verschillende leraren en andere experts aan het woord over de vraag hoe de rol van leraren in het onderwijs versterkt kan worden. Marco Snoek heeft een bijdrage geleverd in de vorm van een hoofdstuk waarin het begrip leiderschap van leraren verder verkend wordt. In de discussies over professionele ruimte wordt immers steeds vaker een pleidooi gehouden voor het ‘leiderschap van leraren’. Dit begrip is komen overwaaien uit de Angelsaksische context, waar al langer bewegingen rond teacher leadership bestaan, vaak gekoppeld aan contexten waar sprake is van gedeeld of gespreid leiderschap. Als we het begrip ‘leiderschap van leraren’ ook in de Nederlandse context willen gebruiken om de rol van leraren te versterken, dan is het wenselijk en noodzakelijk om helder te krijgen wat we met dit begrip precies bedoelen. Het hoofdstuk is bedoeld om meer invulling te geven aan het begrip ‘leiderschap van leraren’, waarbij leiderschap van leraren gezien wordt als een kenmerk en kwaliteit van zowel leraren als van een schoolorganisatie. Succesvol leiderschap van leraren stelt eisen aan beide. Aan de hand van die eisen kun je als leraar inschatten in welke mate het lonend is om binnen jouw school aan de slag te gaan met leiderschap van leraren. Dit leiderschap van leraren kan vorm krijgen door het erkennen van de kwaliteit en rol van individuele leraren die leiderschap naar zich toe trekken, en daarin erkend worden door middel van het creëren van posities en structuren door het schoolbestuur. Leiderschap van leraren kan echter ook los van formele posities vorm krijgen, in een schoolcultuur waarin leiderschap niet gebonden is aan individuen, maar aan het docententeam als geheel, en waarin rollen wisselen over de tijd