Continuïteit in de forensische zorg versterkt beschermende structuren voor een cliënt en verkleint de kans op terugval. De afgelopen jaren zijn diverse (beleids)programma’s en initiatieven ontplooid om continuïteit in de forensische zorg te verbeteren. Een belangrijke vraag is of professionals en cliënten hier voldoende mee bekend zijn en welke behoeften zij hebben om continuïteit te kunnen verbeteren.
Dit rapport beschrijft de achtergrond en bevindingen van een studie naar de bijdrage van job crafting aan duurzame inzetbaarheid. Job crafting gaat uit van het principe dat werknemers zelf bewust (en soms minder bewust) aanpassingen doen aan de taakinhoud en –uitvoering, zodat het werk beter aansluit bij veranderende behoeftes, sterktes en (cognitieve of fysieke) vermogens. In het kader van een TNO-onderzoeksprogramma1 gericht op de bevordering van duurzame inzetbaarheid onder oudere werknemers in de context van lagergeschoold werk zijn de mogelijkheden van job crafting binnen 3 pilotorganisaties verkend.
"In het kader van het Programma Samenwerking DJI-3RO zijn zomer 2019 onder de noemer ‘Effectieve Praktijken’ experimenten gestart in negen verschillende Penitentiaire Inrichtingen (Heerhugowaard, Nieuwegein, Roermond, Schiphol, Veenhuizen, Vught, Zaanstad, Zutphen, Zwolle). Daarnaast startte in januari 2020 het project ‘Selectie Ondersteunend Model (SOM)’ in twee andere Penitentiaire Inrichtingen (Arnhem, Sittard). Doel van beide initiatieven is het betrekken van de specifieke expertise van de reclassering om re-integratietrajecten voor gedetineerden te versterken en terugval in delinquent gedrag te helpen voorkomen. Het (intensiveren van het) samenwerken met gemeenten en met andere ketenpartners ligt hierbij voor de hand. Hogeschool Utrecht (HU) heeft van september 2019 tot en met juni 2021 onderzoek gedaan naar de experimenten binnen het project Effectieve Praktijken en van februari 2020 tot en met juni 2021 naar de ontwikkeling van het SOM. Dit rapport (deel 2 van ‘Binnen beginnen om buiten te blijven’) bevat een uitgebreide beschrijving van de experimenten in alle elf PI’s. Er is zoveel als mogelijk dezelfde structuur aangehouden in het beschrijven van de wijze waarop de experimenten zijn georganiseerd en de wijze waarop ze vorm hebben gegeven aan het gezamenlijk werken aan re-integratietrajecten voor gedetineerden."
Zorg voor mensen met autisme is vaak zeer complex. De begeleiding en behandeling van een aanzienlijk deel van deze mensen verloopt over verschillende echelons en maakt levensloopbenadering binnen netwerkzorg noodzakelijk. Nog te vaak is er sprake van stagnatie van behandeling en begeleiding, omdat er te weinig aansluiting werd gevonden bij de actuele leefwereld van de persoon met autisme. De hoogspecialistische zorg wordt hier veelvuldig mee geconfronteerd. Vooral bij de hbo-professionals in de hoogspecialistische zorg (sociotherapeuten, maatschappelijk werkers, verpleegkundigen) is er daarom een grote behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwde werkwijze om vanuit de belevingswereld van de persoon met autisme te kunnen werken. Een dergelijke werkwijze zou de handelingsbekwaamheid beduidend vergroten door o.a. het niet-normatief bespreken van moeilijkheden bij het functioneren in de maatschappij en het samen zoeken naar oplossingen en toekomstperspectief. De persoon met autisme zal door beter begrip van zijn belevingswereld bovendien meer gemotiveerd zijn voor het volgen van de behandel- en trainingsprogramma’s, en daarmee het behandelresultaat verbeteren. Vanuit hun expertise is het juist aan hoogspecialistische centra om deze werkwijze te ontwikkelen, in samenspraak met hun netwerkpartners. Met de methodieken Appreciative Inquiry en Realistische Impact Evaluatie ontwikkelt het lectoraat Volwaardig Leven met Autisme samen met drie hoogspecialistische instellingen voor autisme (Leo Kannerhuis, Dimence, Karakter) en hun zorgnetwerken een werkwijze die is gebaseerd op de Enactive Mind (EM) theorie. De kern van het huidige project is gebaseerd op een alternatieve benadering van autisme, een benadering die de problematiek niet binnen de persoon met autisme legt maar tussen de persoon met autisme en zijn omgeving. Het beschouwt autisme als een interactiefenomeen. Centraal in het onderzoek staat de vraag welke procedures, methodieken en instrumenten de hbo-professionals daarbij kunnen ondersteunen, zodat de persoon met autisme na de behandeling beter functioneert in een voor hem betekenisvol en beter afgestemd (zorg)netwerk.