Het doel van dit pilotonderzoek is om een beschrijving te geven van de neuropsychologische en LVB-kenmerken van jongvolwassen reclassanten. Daarnaast wordt, op basis daarvan, een aanzet geboden tot handvatten voor de bejegening en behandeling in de reclasseringspraktijk en voor vervolgonderzoek. Hieruit volgen de onderzoeksvragen: 1 Hoe ziet de groep onder reclasseringstoezicht-gestelde jongvolwassenen er uit betreffende LVB-kenmerken als intellectuele en adaptieve beperkingen? 2 Hoe ziet de groep onder reclasseringstoezicht-gestelde jongvolwassenen er uit betreffende neuropsychologische kenmerken? 3 Welke handvatten voor de praktijk en adviezen voor onderzoek kunnen worden geformuleerd op basis van de bevindingen uit vraag 1 en 2?
MULTIFILE
Dit rapport is de opbrengst van een onderzoeksproject dat de twee lectoraten van de Hogeschool van Amsterdam (Lectoraat Management van Cultuurverandering) en van Hogeschool Inholland (Lectoraat Diversiteitvraagstukken) het afgelopen half jaar hebben uitgevoerd. De opzet van dit onderzoek was tweeledig. Enerzijds had het als doel om een specifieke onderzoeksvraag te beantwoorden ten aanzien van de zorgbehoefte van Licht Verstandelijk Beperkten (hierna ‘LVB’ genoemd). Anderzijds kende het onderzoek in zijn opzet een experimenteel karakter, waarin we verkenden in hoeverre we het onderwijs van beide hogescholen aan een onderzoeksproject als dit konden verbinden. Het was daarom ook een experiment naar onderzoek doen, in het kader van stage-, project en afstudeeropdrachten, samen met studenten van beide hogescholen.
De lvb-pilot in Rotterdam-Zuid heeft tot doel om te voorkomen dat mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb) in aanraking komen met justitie en om recidive te verminderen. Dit doel hoopte men te bereiken door vroegsignalering en betere bejegening van mensen met een lvb. In de pilot is langs twee sporen gewerkt.
MULTIFILE
Een substantiële groep jongeren en jongvolwassenen ondervindt ernstige problemen vanwege hun licht verstandelijke beperking (LVB). Naast een laag IQ en beperkt aanpassingsvermogen betekent het hebben van een LVB vaak ook dat er op andere leefgebieden beperkingen zijn. Beperkte impulscontrole is een centraal kenmerk van LVB, en vandaaruit – in combinatie met andere factoren – ontwikkelen zich problemen zoals verslaving of agressief gedrag. Dit heeft gevolgen voor de veiligheid van cliënten en medewerkers in de residentiele (jeugd)zorg en het heeft daarnaast een negatief effect op de behandeling en participatie in de maatschappij. Met name de gevoeligheid van deze jongeren en jongvolwassenen voor sociale druk (peer pressure) draagt bij aan deze problematiek. Beschikbare trainingen en therapieën gericht op het vergroten van sociale weerbaarheid tegen peer pressure sluiten vaak onvoldoende aan op de beleving, motivatie, leermethoden en informatieverwerking van jongeren en jongvolwassenen met een LVB en hebben daardoor niet altijd het gewenste resultaat. Daarnaast laat de generalisatie van het geleerde naar het dagelijks leven vaak te wensen over. De residentiële jeugdzorg ziet de samenwerking met de creatieve industrie als noodzakelijk om innovatieve therapeutische interventies te ontwikkelen die beter aansluiten op de beperkingen van deze doelgroep. Dit project zet daarvoor een eerste stap om Virtual Reality (VR) in te zetten om weerbaarheid tegen peer pressure bij jongeren/jongvolwassenen te verbeteren en uiteindelijk een effectieve behandelmethode te ontwikkelen. Doel van het project is tweeledig: enerzijds een participatief ontwerptraject voor een VR-film die ingezet kan worden binnen de bestaande behandeling, gebaseerd op wensen, ervaringen en input van de doelgroep; ook een kleinschalige evaluatie van de haalbaarheid van de VR-film als therapeutisch interventiemiddel maakt deel uit van dit project. De VR-film en de pilot dienen als onderbouwing voor de aanvraag van verdere onderzoeksgelden. Anderzijds dient dit project als verkenning van de mogelijkheden voor samenwerking in ontwerpend onderzoek in een nieuw netwerk, waarvan de kern bestaat uit de Hogeschool Utrecht, Pluryn / Intermetzo, en ontwerpbureau Coolminds.
Met een groeiende aandacht voor seksueel trauma en de verstrekkende gevolgen is ook duidelijk geworden dat seksueel misbruik, ook in de jeugd, vaker voor komt bij mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB; IQ 50-85) terwijl de signalering en begeleiding en behandeling bemoeilijkt wordt door de cognitieve problematiek. Zo kan het voor hen extra lastig zijn hun ervaringen te verwoorden, emoties een plaats te geven en herhaling te voorkomen. Denk hierbij aan vroegkinderlijk misbruik dat zich later doorzet in volwassenheid en bij mannen soms leidt tot daderschap maar ook aan bijvoorbeeld aan seksueel geweld of misbruik van minder begaafde jonge meisjes door contact met zogenaamde ‘loverboys’. Vanuit de instellingen verantwoordelijk voor de begeleiding van jongeren en volwassenen met LVB wordt aangegeven dat er behoefte is aan een aan de doelgroep aangepaste aanpak van seksueel trauma en daaruit voortvloeiende problematiek. Binnen de instelling zijn het de psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) die meer ervaringsgerichte behandelingen aan kunnen bieden: door deze invalshoek en tevens hun deskundigheid ook waar het gaat om interventies gericht op lichamelijkheid en contact kunnen zij een belangrijke bijdrage leveren. Daarbij kan voorgebouwd worden op inzichten vanuit de diagnostiek en de bredere traumagerichte behandelingen ontwikkeld in de GGZ waarbij echter specifieke aanpassingen, gericht op de specifieke problematiek van de doelgroep noodzakelijk zijn. Doelstelling van dit project is het verwerven van nieuwe kennis op het gebied van psychomotorische diagnostiek en behandeling die ingezet kan worden bij problematiek door seksueel trauma bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Hiermee beoogt het consortium een nieuw behandelaanbod (diagnostisch observatie-instrument en psychomotorische interventie) te ontwikkelen. De psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) kunnen deze kennis inzetten in hun werk binnen de instellingen en via de onderzoekspartners in het project komt de kennis ten goede aan een breder werkveld en aan het onderwijs binnen en buiten de hogescholen.