OBJECTIVE: The objective of this study was to identify the prevalence and development of after burn joint limitation by scar contracture.METHODS: In 2011-2012, consecutive patients were enrolled in this prospective multi center cohort study. Eligible were all patients admitted to the 2 participating Dutch Burn Centers with acute burns across or adjacent to the neck, shoulder, elbow, wrist, hip, knee and ankle. Passive range of motion was measured in week 3 and subsequently every 3 weeks until discharge, on discharge from the hospital and during follow-up at the outpatient clinic at 3-6-9-12 months after burn.RESULTS: Limited range of motion of non-operated burned joints (N = 195) was restored back to normal within 6-9 months. From the operated burned joints (N = 353), 58.6% demonstrated a limited range of motion at 3-6 weeks declining to 20.9% at 12 months. The upper part of the body was affected more often by scar contracture than the lower part. At 12 months, the shoulder was limited most often (51.3%) and the hip least often (0%). Reconstructive surgery was performed in 13.3% of the operated burned joints.CONCLUSIONS: Persistent joint limitations at 12 months were exclusively present in joints that needed skin grafting for rapid wound closure. The upper part of the body was more prone to contracture formation than the lower part, from which the shoulder was most often involved. More than half of the limited range of motion seen in the acute phase, resolved in the long term. The need for reconstructive surgery was less than expected.
RationaleBij bio-elektrische impedantieanalyse (BIA)-metingen wordt doorgaans een paar elektroden dorsaal op de rechterhand geplaatst (positie A) en een paar op de voet. Bij patiënten met kwetsbare huid, littekens of wonden is deze dorsale handplaatsing niet altijd mogelijk. Deze studie vergelijkt de overeenstemming van BIA-metingen bij zeven alternatieve plaatsingen met positie A.MethodeBIA-metingen werden uitgevoerd met de Bodystat-500 met behulp van acht combinaties van handelektroden: op de dorsale zijde van de hand (positie A) of dorsale zijde hand-onderarm (positie B en C); op de palmaire zijde van de hand (positie D) of palmaire zijde hand-onderarm (positie E en F) of gemengd palmair-dorsale zijde van de hand (positie G en H). ICC's werden gebruikt om alle uitkomsten te vergelijken met positie A. Veranderingen in vetmassa ∆FM, vetvrije massa ∆FFM en appendiculaire skeletspiermassa ∆ASMM werden berekend met behulp van de formule van Kyle.ResultatenZeventig gezonde Kaukasische deelnemers werden gemeten: mediane leeftijd 22 jaar, IQR 21-23; gemiddelde BMI 22,8 ± 2,5 kg/m². Elektrodeposities D, G en H toonden een ICC van 0,99-1,00 voor ∆FM, ∆FFM en ∆ASMM, met minimale veranderingen in ∆FFM en ∆FM: 0,1–0,4 kg ± 0,3 kg en ∆ASMM: 0,0–0,2 kg ± 0,2 kg. Metingen op positie B, C, E en F toonden significante en klinisch relevante verschillen met ∆FM en ∆FFM: 3,8–4,0 kg ± 1,1 kg en ∆ASMM: 2,0–2,1 kg ± 0,6 kg, met ICC's van 0,96-0,97.ConclusieAls alternatief voor de typische elektrodeplaatsing op de dorsale zijde van de hand toont deze studie aan dat drie alternatieve plaatsingen uitstekende overeenstemming geven met slechts minimale veranderingen in FFM, FM en ASMM. In de praktijk dient het plaatsen van elektroden op meer proximale posities op de onderarm te worden vermeden. Alternatief bevelen we een gemengde of palmaire elektrodeplaatsing op de hand aan.
Zo worden cliënten burgers beschrijft de uitgangspunten en methodiek van het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH). Deze methodiek biedt professionals in de geestelijke gezondheidszorg, de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg handvatten om cliënten optimale ondersteuning te geven. Het SRH is bedoeld om mensen te ondersteunen in hun persoonlijk en maatschappelijk herstelproces. Zij is gebaseerd op uitgangspunten van psychosociale rehabilitatie, presentie, herstel en empowerment. Het boek bevat veel praktijkvoorbeelden en praktische aanwijzingen. Het is uitermate geschikt voor opleiding en training van professionals op mbo- en hbo-niveau.
LINK
Acne Vulgaris is een veelvoorkomende huidaandoening die naar schatting 85-90% van de wereldbevolking in de leeftijdscategorie 15-24 jaar treft. Alhoewel acne veelal wordt beschouwd als een cosmetisch probleem, kan de ziekte een grote impact hebben op de kwaliteit van leven. Dit vraagt om een gerichte aanpak in acnezorg. Er zijn veel verschillende behandelingen mogelijk om acneklachten te verminderen. Echter blijkt uit onderzoek dat mensen met acne gemiddeld pas na 3,7 jaar een effectieve behandeling vinden, met de kans op levenslange acnelittekens.Doel Het primaire doel van het ACTE-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de meest doelmatige en doeltreffende zorg rondom mensen met acne. Daarbij wordt in het bijzonder gekeken naar de toegevoegde waarde van geïntegreerde ketenzorg en/of zorgpaden. Wat we hiermee willen bereiken? - (Snellere) afname van acne - Betere kwaliteit van leven van mensen met acne - Het vergroten van de patiënttevredenheid met betrekking tot acnezorg - Zinnige en zuinige zorg/de juiste zorg op de juiste plaats Resultaten Er lijken aanwijzingen te zijn dat veel niet-medicamenteuze behandelingen, zoals peelings en licht- en lasertherapieën effect hebben op het verminderen van acne. Eerste resultaten Looptijd 01 december 2015 - 01 september 2020 Aanpak In het ACTE-onderzoek staan de volgende vraagstellingen centraal: • Wat is de effectiviteit van niet-medicamenteuze behandelinterventies in de behandeling van acne vulgaris? (literatuuronderzoek) • Hoe is de Nederlandse acnezorg georganiseerd en wat zijn belemmerende en bevorderende factoren voor het optimaliseren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van acnezorg, volgens acne zorgprofessionals? (kwalitatief onderzoek) • Welke zorg(paden) doorlopen mensen met acne en welke zorg(paden) dragen bij aan het verhogen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van acnezorg, volgens mensen met acne? (survey-onderzoek).
Borstkanker is wereldwijd de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Door betere behandelingen overleven steeds meer vrouwen. Een deel van hen kampt echter met late gevolgen van de behandeling, zoals littekens.
In Nederland krijgt één op de zeven vrouwen borstkanker. Paramedici, waaronder huidtherapeuten, krijgen te maken met vrouwen die last hebben van hun littekens na een borstoperatie. Welke klachten hebben deze vrouwen en hoe kunnen we ze verminderen of voorkomen?Doel We willen de effectiviteit onderzoeken van niet-chirurgische behandelingen bij het voorkomen en herstellen van littekens na borstoperaties. Het gaat hierbij om borstoperaties ten gevolge van borstkanker. Het doel hiervan is de kwaliteit van het litteken verbeteren en daarmee de levenskwaliteit van de vrouwen. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 december 2017 - 01 december 2021 Aanpak We hebben inmiddels 26 vrouwen geïnterviewd die een borstoperatie hebben gehad ten gevolge van borstkanker. We vroegen ze naar hun ervaringen met littekens na de borstoperatie. We onderzoeken hoeveel invloed de littekens hebben op hun kwaliteit van leven. In een tweede studie gebruiken we vragenlijsten om deze inzichten verder te onderzoeken. Tegelijkertijd voeren we een literatuuronderzoek uit naar mogelijke niet- chirurgische behandelingen om littekens te voorkomen of herstellen. Vervolgens ontwikkelen we een behandelprogramma en testen dit in de beroepspraktijk.