In het meerlagige bestuur van de Europese Unie (EU) hebben gemeenten veel te maken met fondsen, wetgeving, beleidskaders en netwerken. Hetzelfde geldt voor provincies; een bestuursniveau hoger. Wat is de verhouding tussen EU, provincies en gemeenten en hoe zijn deze met elkaar verbonden? En specifiek: Hoe ondersteunen de twaalf provincies de gemeenten in hun regio als het gaat om hun verhouding tot de Europese Unie (EU)? Dit is de centrale vraag van het onderzoek dat in dit rapport wordt gepresenteerd. Dit onderzoek vond plaats in het kader van een verkenning door het lectoraat European Impact van De Haagse Hogeschool in samenwerking met Platform31, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Kenniscentrum Europa Decentraal (KED), over de manier waarop de Nederlandse medeoverheden kunnen worden geëquipeerd met de kennis en kunde om effectief Europese kansen te verzilveren. Het doel is om de Nederlandse gemeenten, provincies en waterschappen van praktische handvatten te voorzien. De bevindingen van dit rapport zijn gebaseerd op interviews met EU-contactpersonen in alle twaalf Nederlandse provincies, aangevuld met deskresearch. Daarbij is gebruik gemaakt van EU-gerelateerde informatie die door elke provincie op haar website is gepubliceerd. Verschillende gesprekspartners toonden interesse in de resultaten van dit onderzoek. Zo verklaarde een geïnterviewde EU-coördinator: "We willen graag de resultaten van dit onderzoek delen, niet alleen omdat het ons een spiegel voorhoudt en inzicht geeft in onze eigen praktijken, maar ook om te ontdekken wat anderen doen en van elkaar te leren." We komen aan deze wens graag tegemoet met dit beknopte verslag. Na deze inleiding geeft dit rapport een beknopt overzicht van de institutionele verhoudingen tussen provincies en gemeentes en vormen van ondersteuning om onze onderzoeksvragen toe te lichten (Hoofdstuk 2). Op basis van de methodologie voor deze verkenning (Hoofdstuk 3) presenteren we een overzicht van relevante bevindingen per provincie (Hoofdstuk 4). De kern van het rapport voor de praktijk zijn de analyse, gebaseerd op de onderlinge vergelijking van provinciale praktijk, en onze hoofdconclusies (Hoofdstuk 5).