INLEIDING In deze module worden behandeladviezen gegeven voor de Post-COVID-19 ambulante behandeling in de geriatrische revalidatie gericht op somatische-, functionele- en psychische status. Deze module is een onderdeel van het behandeladvies post-COVID-19 (geriatrische) revalidatie-Verenso. Deze module is in een zeer korte tijd tot stand gekomen en heeft de status van groeidocument. Zorgvuldigheid is betracht om zowel de (beperkte) ervaringskennis, als de actuele stand van de wetenschappelijke literatuur hierin te betrekken. Voor dit behandeladvies is gebruik gemaakt van het door GRZPLUS ontwikkeld ambulant revalidatieprogramma CO FIT+. Bij GRZPLUS is een doorontwikkeling gemaakt op basis van de update behandeladvies post-COVID-19 geriatrische revalidatie van Verenso (Verenso, 19-05-2020) welke is gebaseerd op de principes van longrevalidatie zoals vertaald in het Behandelprogramma geriatrische COPD-revalidatie (van Damvan Isselt et al.) en het Behandelprogramma COVID-19 Post IC, van Revalidatiecentrum de Hoogstraat (Brouwers, de Graaf). Dit is aangevuld met behandeladviezen en leidraden vanuit de beroepsverenigingen en kennis uit wetenschappelijk onderzoek (long-revalidatie) en vanuit het REACH netwerk (REhabilitation After Critical illness and Hospital discharge). De komende maanden zullen zowel de nieuwe wetenschappelijke literatuur als de ervaringen uit de praktijk gebruikt worden om de handreiking te verbeteren en zo nodig aan te vullen. Dat zullen wij doen met specialisten ouderengeneeskunde, revalidatieartsen, klinisch-geriaters, paramedici, longartsen, verpleegkundigen, infectie deskundigen, en andere betrokken beroepsgroepen. De revalidatie van ambulante post-COVID-19 patiënten vereist vooral afstemming binnen de multidisciplinaire zorg. De complexiteit en ernst van de problematiek en de interactie van beperkingen op diverse domeinen maakt dat interdisciplinaire behandeling essentieel is.
Introduction: The kinetics of protein oxidation, monitored in breath, and its contribution to the whole body protein status is not well established. Objectives: To analyze protein oxidation in various metabolic conditions we developed/validated a 13C-protein oxidation breath test using low enriched milk proteins. Method/Design: 30 g of naturally labeled 13C-milk proteins were consumed by young healthy volunteers. Breath samples were taken every 10 min and 13CO2 was measured by Isotope Ratio Mass Spectrometry. To calculate the amount of oxidized substrate we used: substrate dose, molecular weight and 13C enrichment of the substrate, number of carbon atoms in a substrate molecule, and estimated CO2-production of the subject based on body surface area. Results: We demonstrated that in 255 min 20% ± 3% (mean ± SD) of the milk protein was oxidized compared to 18% ± 1% of 30 g glucose. Postprandial kinetics of oxidation of whey (rapidly digestible protein) and casein (slowly digestible protein) derived from our breath test were comparable to literature data regarding the kinetics of appearance of amino acids in blood. Oxidation of milk proteins was faster than that of milk lipids (peak oxidation 120 and 290 minutes, respectively). After a 3-day protein restricted diet (~10 g of protein/day) a decrease of 31% ± 18% in milk protein oxidation was observed compared to a normal diet. Conclusions: Protein oxidation, which can be easily monitored in breath, is a significant factor in protein metabolism. With our technique we are able to characterize changes in overall protein oxidation under various meta-bolic conditions such as a protein restricted diet, which could be relevant for defining optimal protein intake under various conditions. Measuring protein oxidation in new-born might be relevant to establish its contribution to the protein status and its age-dependent development.
LINK
De eiwittransitie is de transitie van het gebruik van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten. Naast de groei van de wereldbevolking en de welvaart, zijn duurzaamheid en dierenwelzijn belangrijke drijfveren achter deze transitie. De bovengenoemde definitie van eiwittransitie geeft gelijk de grenzen van mijn lectoraat aan. Het gaat over de eiwittransitie van dierlijk naar plantaardig. Dit sluit het gebruik van insecten als alternatieve eiwitbron uit van het onderzoek binnen het lectoraat. Insecten zijn dieren, wel is waar met een gunstige voederconversie, maar als dierlijk eiwit draagt de consumptie van insecten niet bij aan de eiwittransitie. De tweede afbakening ligt in de toevoeging ‘in voeding’. Hiermee wordt de focus van mijn lectoraat aangegeven. Binnen mijn lectoraat richten wij ons op de toepassing van plantaardige eiwitten in humane voeding en niet op de toepassing van alternatieve of plantaardige eiwitten in diervoeder. Tot slot, richten wij ons op de eiwittransitie in de volle breedte van de voeding, dus op de vervanging van alle dierlijke eiwitten, zoals die uit melk, ei en vlees.
MULTIFILE