Het lectoraat Armoede Interventies heeft in 2018 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de eerste fase van de schuldhulpverlening in Amsterdam. We hebben in dit onderzoek specifiek gekeken in welke mate de dienstverlening methodisch, klantgericht en professional is opgezet en wordt uitgevoerd en dit vergeleken met de bevindingen uit de nulmeting die in 2015 is uitgevoerd. Daarnaast hebben we gekeken in welke mate er gebruik wordt gemaakt van de meest recente inzichten uit de wetenschap. Een belangrijke hoofdconclusie in dit vervolgonderzoek is dat het klantgericht en methodisch werken veel meer uitgangspunt vormen dan in 2014-2015 en dat er meer aandacht is voor evidence based werken.
DOCUMENT
Met subsidie vanuit het programma Vakkundig aan het werk van ZonMw deed het lectoraat Armoede Interventies in de afgelopen jaren onderzoek naar de Frontlijnbenadering, een outreachende werkwijze ontwikkeld door PPMO Frontlijn, een projectenbureau en innovatieplatform van de gemeente Rotterdam dat ongeveer vijftien jaar bestaat. Het rapport heet ‘Wanneer je uitvoerders de ruimte geeft’.Frontlijn werkt als organisatie met coaches die zichzelf plaatsen tussen de wereld van de burger en het systeem vanuit waar ze werken: een systeem dat doorgaans sterk inzet op afgebakende kaders zoals protocollen, richtlijnen en checklists. Tussen deze leef- en systeemwereld bevindt zich de ‘frontlijn’. Frontlijncoaches onderscheiden zich doordat ze met brede uitvoeringskaders werken. Outreachend werken kan bijvoorbeeld worden opgevat als het simpelweg verplaatsen van een gemeentelijk loket dichter naar de burger, maar het kan ook worden gezien als het actief benaderen van de burger, ongevraagd, om te kijken hoe het met hem of haar gaat.Projecten die Frontlijn geïmplementeerd heeft zijn bijvoorbeeld vroegsignaleringsprojecten voor kwetsbare burgers met financiële problemen, Moeders van Rotterdam, Samen Leren, het Administratief Juridisch Team en de Children’s Zone. Het lectoraat vervaardigde een interventie-beschrijving van de Frontlijn-benadering voor vroegsignalering en integrale hulpverlening en onderzocht de effecten.
DOCUMENT
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.
Met deze postdocaanvraag wordt beoogd Virtual Reality (VR) in te bedden in het methodisch handelen van professionals in de jeugdhulp. Dit wordt gedaan binnen het thema hulpverlening bij conflictscheidingen dat als casus fungeert. Bij conflictscheidingen hebben ouders ernstige, vaak langdurige conflicten, waardoor kinderen (blijvend) kunnen worden beschadigd. Kenmerkend voor conflictscheidingen is dat ouders het belang van hun kinderen uit het oog verliezen en nauwelijks zien hoe kun kinderen lijden onder de situatie. Empathie is een belangrijke voorwaarde voor sociaal gedrag en dus een belangrijk element in de hulpverlening aan ouders in conflictscheidingen. Met de komst van technologie, waaronder VR, zijn er mogelijkheden om de hulpverlening te versterken. Jeugdbescherming Overijssel heeft samen met jeugdhulpaanbieders en Enliven Social Enterprise een VR simulatie ontwikkeld waarin ouders vanuit het perspectief van het kind naar de conflictsituatie kunnen kijken om vanuit daar te leren voelen, denken en handelen. VR als een krachtige vorm van ‘Perspectiefwisseling’ kan op deze manier bijdragen aan bewustwording, zelfreflectie en empathisch vermogen van ouders en (aanzetten tot) gedragsverandering. Het lukt nog niet goed om technologische tools structureel in te bedden in hulptrajecten. Dit project heeft als doel om VR te integreren in de methodische werkwijze van professionals. Ook wordt effectiviteit onderzocht en worden de voorwaarden voor implementatie in kaart gebracht. Dit onderzoeksplan is in multidisciplinair samenwerkingsverband tot stand gekomen en wordt in dit verband uitgevoerd. Deze postdoc valt binnen het strategische zwaartepunt ‘Gezondheid en Welzijn’ van Saxion, en maakt een verbinding tussen de Academies Mens & Maatschappij, Mens & Arbeid en Creatieve Technologie. In de opleiding Social Work en in de Master Health Care & Social Work wordt dit thema in modules verwerkt. Een ambitie van deze postdoc is om technologie en methodisch werken in de jeugdhulp als speerpunt in te bedden in de onderzoekslijn Jeugd van het lectoraat Social Work.