Op dit moment wordt op vele plaatsen gezocht naar nieuw middelbaar beroepsonderwijs. Een drietal zaken vormt hiervoor de aanleiding. In de eerste plaats sluit het middelbaar beroepsonderwijs onvoldoende aan op de zich wijzigende behoeften van individuen en bedrijven. Gezien een aantal bijzondere problemen, zoals de terugloop van het leerlingaantal, de sterk gedifferentieerde behoeften van het bedrijfsleven en snelle veroudering van kennis, geldt dit in het bijzonder voor de technische opleidingen (Geurts en Van Oosterom, 2000). In de tweede plaats speelt dat de kennismaatschappij van tegenwoordig vraagt om een herziening van de taak en de positie van de school. Een volgende en reactieve rol is onvoldoende. Verwacht wordt dat de school als kenniscentrum kan optreden waarbij naast overdracht, ook ontwikkeling van nieuwe kennis aan de orde is (Ministerie van OC&W, 2000). Dit vereist een actieve (meedenkende) en initiërende opstelling zowel binnen de school (tussen leerlingen, docenten en management) als naar buiten (relatie van school met de omgeving). In de derde plaats vormt de inzet tot versterking van de beroepskolom, een belangrijke aanleiding tot vernieuwing. Onlangs is de ambitie geformuleerd dat het beroepsonderwijs in relatief korte tijd moet uitgroeien tot een volwaardig alternatief voor het meer theoretisch onderwijs (avo/universiteit). Hiervoor is een "doorstroomagenda beroepsonderwijs" opgesteld (Ministerie van OC&W, maart 2001). De aard en cumulatie van eisen zijn volgens mij zodanig dat ze vragen om een integraal herontwerp van het middelbaar beroepsonderwijs. De school dient te veranderen van een opleidingenfabriek in een loopbaancentrum. Er kan niet worden volstaan met partiële bijstellingen. Idealiter zorgen de peilers van het stelsel dat met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in januari 1996 van kracht werd, ervoor dat het systeem zichzelf tijdig vernieuwt. De Stuurgroep Evaluatie WEB (juni 2000) levert allerlei aanwijzingen dat dit nog veel te weinig het geval is. Zo lijkt de kwalificatiestructuur, de peiler als het gaat om de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, noodzakelijke vernieuwingen eerder te belemmeren dan te bevorderen. De vormgeving blijkt vooral geënt te zijn op de redelijk stabiele industriële maatschappij en prikkelt actoren te weinig tot een eigen dynamiek waarmee tijdig aangesloten zou worden op nieuwe ontwikkelingen. Voorop staat nog steeds de idee van een school als opleidingenfabriek. Volgens de commissie Boekhoud moeten echter niet langer standaardprogramma's en diploma's centraal staan in het beroepsonderwijs, maar de school- en beroepsloopbaan van de deelnemers. De huidige kennismaatschappij vraagt om een school als centrum voor loopbaanontwikkeling. In dit artikel sta ik in paragraaf 2 kort stil bij de huidige kwalificatiestructuur van het middelbare beroepsonderwijs en haar bijdrage aan de afstemming tussen de wensen en talenten van leerlingen en de behoefte aan gekwalificeerd personeel. Duidelijk wordt gemaakt dat er nogal wat onvolkomenheden zijn die een effectief en efficiënt functioneren in de weg staan. Vervolgens wordt in paragraaf 3 een nieuw kader voor beroepsgericht leren gepresenteerd dat houvast moet bieden bij het herontwerpen. Hoe kan het middelbare beroepsonderwijs de juiste weg vinden, die loopt van opleidingenfabriek naar loopbaancentrum? Ter illustratie van de mogelijkheden die er zijn, ga ik in paragraaf 4 in op de hoofddimensies die Axis hanteert voor herontwerp van het technische beroepsonderwijs. Technische scholen voor mbo, maar ook voor hbo en vmbo, tonen zich op dit moment enthousiast om op basis hiervan aan de slag te gaan met een ingrijpende vernieuwing van hun onderwijs. Het Ministerie van OC&W heeft hiervoor inmiddels de nodige experimenteerruimte gegeven. De projecten die zijn op te vatten als creatieve netwerken waarin scholen en hun omgeving het beroepsonderwijs van de nabije toekomst zelf maken, worden beknopt besproken in paragraaf 5. Na deze uitstap naar het werk van Axis, plaats ik in paragraaf 6 vanuit de ontwikkelde kijk op herontwerp van het beroepsonderwijs enkele kanttekeningen bij het onlangs door het COLO - de vereniging van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (voorheen landelijke organen) - uitgebrachte plan voor een nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur. Daarna wijs ik in paragraaf 7 op het vanuit innovatieoogpunt meer dan interessante experimenteerplatform dat de herontwerpprojecten mbo kortgeleden hebben opgericht. Dit platform kan als een overgangsgebied tussen oud en nieuw onderwijs worden gezien. Tot slot, pleit ik in paragraaf 8 voor een nieuw innovatiebeleid dat goed aansluit op het uitgewerkte pleidooi voor een integraal herontwerp van het middelbaar beroepsonderwijs. Essentieel voor succes is volgens mij dat het vernieuwen niet wordt opgezet als een proces van veranderd worden, maar als een proces van zelf veranderen.
DOCUMENT
‘De docent in het beroepsonderwijs opent de deuren naar de kennis, zienswijzen, vaardigheid, opvattingen en houdingen die horen bij de toekomstige beroepspraktijk van de student en draagt zorg voor de verwerving van een startpositie daarbinnen. Dat vraagt van docenten om de kleur en geur van een sector of functiedomein te verweven in het eigen zijn, denken en doen’(de Bruijn, 2009, pagina 40, op citaat).
DOCUMENT
In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
In het vmbo zien we een toenemende interesse voor nieuwe activerende, motiverende en op competentieontwikkeling gerichte werkvormen. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de taken, rollen en competenties van docenten. Van hen wordt verwacht dat zij gezamenlijk met hun collega's nieuwe programma's en onderwijsarrangementen ontwerpen. Het is van belang docenten-in-opleiding, lerarenopleiders en onderzoekers bij dit proces te betrekken. Door sterkere relaties tot stand te brengen tussen Schoolontwikkeling, Opleiding van leraren, Onderwijskundig onderzoek en Professionele ontwikkeling van leraren (SOOP) kunnen individuele leerprocessen worden ingebed in en bijdragen aan collectieve leerprocessen. In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek dat vanuit een SOOP-perspectief is opgezet bij docenten die betrokken zijn bij het vormgeven van competentiegericht voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Het Cognitive Apprenticeship Model (Collins, Brown, & Newman, 1989) lijkt een goed kader te bieden voor het vormgeven van competentiegericht vmbo. We hebben onderzocht in hoeverre de praktijktheorieën van de betrokken docenten kunnen worden getypeerd met behulp van concepten en principes uit dit model. Daarnaast vroegen we ons af in hoeverre en op welke wijze zich daarbij een (eventuele) spanning tussen het door Sfard (1998) onderscheiden acquisitie- en participatieperspectief manifesteert. Uit de met behulp van concept maps, cued en semigestructureerde interviews verzamelde resultaten blijkt dat de vier dimensies van het Cognitive Apprenticeship Model een rol spelen in de praktijktheorieën, hoewel didactische maatregelen en sociologische aspecten van de leeromgeving duidelijk meer naar voren kwamen dan aandacht voor leerinhouden en opbouw van het onderwijsprogramma. Verder waren bij zes docenten passages te identificeren die duiden op een spanning tussen acquisitie en participatie, bij zeven docenten konden geen voorbeelden gevonden worden.
LINK
In het middelbaar beroepsonderwijs is regelmatig tijd en geld beschikbaar voor onderwijsinnovatieprojecten, bijvoorbeeld in het Regionaal Investeringsfonds mbo (RIF). Het RIF stelt sinds 2014 subsidie beschikbaar voor duurzame private samenwerking in het middelbaar beroepsonderwijs en is bedoeld als katalysator voor vernieuwing in het mbo. Zolang er geld en aandacht voor onderwijsinnovatie is, staan vernieuwingen hoog op de agenda. Maar wat blijft er over als het geld wegvalt?
MULTIFILE
Studenten in het beroepsonderwijs hebben vaak problemen met recontextualiseren. Door recontextualisatie verbinden studenten verschillende type kennis tot beroepskennis. Beroepskennis wordt opgevat als verborgen, situationele, episodische maar ook expliciete en gecodificeerde kennis. Dit artikel gaat in op de vraag hoe recontextualiseren door studenten in het beroepsonderwijs gestimuleerd kan worden. Twee gevalsstudies in het voorbereidend- en het middelbaar beroepsonderwijs zijn uitgevoerd, waar de eerste gevalsstudie ontwerptekeningen en de tweede gevalsstudie beroepsdilemma’s gebruikt om recontextualisatie van studenten te stimuleren. De eerste gevalsstudie laat zien dat ontwerptekeningen het recontextualiseren van studenten in het technische voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs kan ondersteunen. De ontwerptekeningen zetten studenten aan tot het verbinden van verschillende type kennis, waarbij docenten actief hun eigen beroepskennis expliciteerden. De resultaten van de tweede gevalsstudie laten zien dat het bespreken van beroepsdilemma’s studenten in het middelbaar beroepsonderwijs aanzet tot reflectie. Er werden geen verschillen gevonden in interacties tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling. Wel werden er verschillen gevonden voor het beroep (ICT en Pedagogisch Werk). De twee gevalsstudies laten zien dat begeleiding van de docent ertoe doet bij het recontextualiseren van beroepskennis
DOCUMENT
Het onderwijsbeleid is erop gericht te bevorderen dat scholen kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen en dat meer leerlingen met gedragsproblemen, opvoedingsmoeilijkheden, ontwikkelingsproblemen en beperkingen kunnen profiteren van goede onderwijsondersteuning in het regulier onderwijs. Scholen, samenwerkingsverbanden en hun besturen richten zich, ook vanuit dit streven, op verdere professionalisering van leerkrachten, goede leergerichte voorzieningen en passende ondersteuning voor leerlingen en leerkrachten.De afgelopen jaren is de leerlingenzorg en zorgstructuur van scholen en samenwerkingsverbanden verder versterkt door de samenwerking van het onderwijs met vooral de jeugdzorg, het speciaal onderwijs, het welzijnswerk, de (geestelijke) gezondheidszorg, de Leerplicht/RMC en de politie in zorg- en adviesteams (ZAT’s) te verbeteren. Het gaat daarbij onder meer om het verbeteren van condities voor leren en onderwijzen, de inzet van preventieve en ondersteunende programma’s in en om de school, en om afstemming en waar nodig integratie van diagnostiek en zorgverlening. Het overheidsbeleid is erop gericht dat scholen voor basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs kunnen beschikken over een goed werkend ZAT waarin de structurele samenwerking van het onderwijs met relevante partijen is geborgd.
DOCUMENT
Voorstel voor symposium ORD 2014 Dit symposium wil een beeld geven van de ontwikkelingen in de praktijk van het beroepsonderwijs sinds het begin van deze eeuw. Onder beroepsonderwijs wordt al het onderwijs verstaan dat opleidt tot beroepsuitoefening zowel beroepsonderwijs voor laaggekwalificeerde functies als studies in het hoger onderwijs die opleiden tot arts, fysiotherapeut of accountant (Billett, 2011). In dit symposium beperken we ons tot het middelbaar en hoger beroepsonderwijs (mbo en hbo) waarbij de meeste aandacht uitgaat naar het mbo.
DOCUMENT