In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) worden vooral voor de beroepsgerichte vakken zij-instromers ingezet als docent omdat zij actuele kennis en vaardigheden uit het werkveld hebben. Veel van deze zij-instromers verlaten het onderwijs alweer binnen drie tot vijf jaar wat bijdraagt aan het actuele lerarentekort. Inductietrajecten ondersteunen startende docenten bij de spanningen die zij ervaren in hun nieuwe beroep en kunnen zorgen voor meer welzijn en minder uitval. Deze interviewstudie heeft als vraagstelling: hoe ervaren zij-instromers staande inductietrajecten wat betreft hun beroepsidentiteitsontwikkeling, leerprocessen, passende begeleiding en co-creatie? Vier mogelijk werkzame elementen in inductietrajecten geïdentificeerd in eerder onderzoek, zijn benut als startpunt voor interviews met acht zij-instromers in het mbo. Deze elementen zijn: 1) de ontwikkeling van de beroepsidentiteit van de zij-instromer, 2) leerprocessen van volwassenen, 3) co-creatie van inductietrajecten en 4) begeleiding op maat. De interviewdata zijn thematisch geanalyseerd volgens de directed content analysis aanpak. In deze ronde tafel vragen we de deelnemers kritisch mee te kijken naar de interpretatie van de data.
MULTIFILE
Geen samenvatting beschikbaar
In deze publicatie vindt u het verslag van het jaarlijkse onderzoek naar de leerlingenzorg en zorg- en adviesteams (ZAT’s) in het middelbaar beroepsonderwijs in Nederland. Het onderzoek is verricht door de afdeling Onderwijs & Jeugdzorg van het Nederlands Jeugdinstituut in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De nadruk van het onderzoek ligt op de samenwerking van de leerlingenzorg van scholen voor middelbaar beroepsonderwijs en (externe) instellingen op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, jeugdzorg, veiligheid en leerplicht in ZAT’s, als ook op de bestuurlijke afspraken over de deelname van deze partijen in de ZAT’s. In de Monitor Deelnemerszorg en ZAT’s in het middelbaar beroepsonderwijs 2010 zijn de belangrijkste bevindingen samengevat.
Democratieonderwijs wordt steeds belangrijker in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ervaringsleren, waarbij studenten door sociale interactie bekend raken met democratische concepten, is hiervoor een goede benadering. Binnen die benadering zijn democratiesimulaties een potentieel effectieve manier van werken waar nog beperkt onderzoek naar is gedaan. Simulaties maken de lesstof levendig en stimuleren studenten om verschillende perspectieven te ontdekken en gezamenlijk problemen op te lossen. Mbo-burgerschapsdocenten onderschrijven de meerwaarde van democratiesimulaties, maar voelen zich vaak niet bekwaam om ermee les te geven, vanwege gebrek aan scholing. Docenten gebruiken de werkvorm dus relatief weinig. Met dit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de pedagogisch-didactische competenties die docenten nodig hebben voor het uitvoeren van democratiesimulaties en in de manieren waarop docenten hierin kunnen worden geprofessionaliseerd. Een consortium bestaande uit Hogeschool van Amsterdam (HvA), Universiteit van Amsterdam (UvA), Noorderpoort Practoraat Burgerschap en tien mbo-scholen zal het onderzoek uitvoeren, samen werkveldpartijen: Expertisepunt Burgerschap, ProDemos, Nederlandse Vereniging Leraren Maatschappijleer, Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken en JOB-mbo. Het levert twee producten op. Ten eerste een overzicht van concrete pedagogisch-didactische competenties die nodig zijn voor het gebruiken van democratiesimulaties. Ten tweede een evidence-informed docentprofessionaliseringstraject (DPT) om docenten te professionaliseren in deze competenties. Hiervoor worden professionaliseringsactiviteiten, professionaliseringsmaterialen en handelingsprotocollen ontwikkeld en wordt bestaand simulatielesmateriaal aangescherpt. Deze producten worden ontworpen met het oog op brede toepasbaarheid, ook binnen het voortgezet onderwijs, hbo en universiteit, en specifiek voor lerarenopleidingen. Het project bestaat uit drie onderzoeksfasen: in fase 1 worden de pedagogisch-didactische competenties geconcretiseerd en een DPT ontwikkeld, gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en in samenwerking met een expertgroep. In fase 2 wordt het DPT gepilot bij mbo-docenten. In fase 3 doen 40 docenten mee met het DPT en geven zij simulatielessen. Het DPT zal kwalitatief worden geëvalueerd (via observaties, docent-interviews en student-focusgroepen) en het effect op docentcompetenties zal worden gemeten via experimenteel onderzoek.
De Nederlandse maakindustrie staat voor de uitdaging om met een afnemend aantal technici te blijven voldoen aan de groeiende klantvraag. Robotisering biedt een oplossing, maar de implementatie ervan is complex en vereist specifieke ontwerpkracht. Vooral midden- en kleinbedrijven (mkb’ers) missen de ervaring en middelen om robotisering effectief door te voeren. Er zit nog veel onbewuste en onbenutte ontwerpkracht in de groep praktische-geschoolde technici. Dit project plant een zaadje dat moet ontkiemen in een betere benutting van de ontwerpkracht van praktische-geschoolde technici. Hetgeen om andere onderwijsinvulling vraagt. Niet alleen op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), maar ook op het hoger beroepsonderwijs (hbo). Om deze insteek haalbaar, opschaalbaar en duurzaam te maken, richt dit project zich specifiek op het vergroten van de ontwerpkracht van techniekdocenten en productieleiders. Dit zodat zij de huidige en komende generaties mbo- en hbo-technici beter kunnen voorbereiden op een actieve rol in robotiseringsprocessen. In samenwerking met hogescholen, vakscholen en het bedrijfsleven ontwikkelen we een robotiseringsclinic integraal ontwerpdenken, gebaseerd op Design Thinking en het VIDIRE-model. Dit gebeurt via een serie creatieve activiteiten waarin techniekdocenten en productieleiders aan de slag gaan met het integraal ontwerpen van robotsystemen. De informatie en tools voor deze robotiseringsclinic worden ingebracht vanuit een langlopend onderzoeksprogramma op het thema van integraal robotiseren en op creatieve wijze aangeboden. De door techniekdocenten en productieleiders opgedane kennis en ontwikkelde vaardigheden worden vervolgens geïntegreerd in het onderwijs, toegepast in maakbedrijven en breed gedeeld binnen de maakindustrie. Er wordt expliciet aandacht besteed aan de doorwerking. De centrale vraagstelling is als volgt: hoe ziet een robotiseringsclinic integraal ontwerpdenken eruit waarmee de ontwerpkracht van productieleiders en techniekdocenten op het thema van integrale robotisering vergroot kan worden? Dit project draagt bij aan een bredere inzetbaarheid van mbo-technici in robotiseringsprocessen, een verhoogde adoptie van robottechnologie in het mkb en een duurzame versterking van het maatschappelijk verdienvermogen.