Relaties, seks, alcohol en drugsgebruik. Het zijn onderwerpen waarover jongeren vaak vragen hebben, maar die ze niet makkelijk bespreken. Dat geldt vooral voor migrantenjongeren. Op basis van drie onderzoeken van het lectoraat Leefwerelden van Jeugd vatten Mieke van Heerebeek en Veerle Knippels samen met wie en hoe migrantenjongeren 'lastige' onderwerpen bespreken. En worden suggesties gedaan welke ondersteunende rol Centra voor Jeugd & Gezin hierin kunnen vervullen.
DOCUMENT
Al geruime tijd is bekend dat de kansen op succes voor hoger opgeleide jongeren, te weten het vinden van een stage- of afstudeerplek en het behalen van een hbo-diploma, nog altijd niet gelijk zijn voor jongeren met en jongeren zonder migratieachtergrond. De eerste groep blijft nog altijd achter, ook als zij in Nederland zijn geboren (Kappe e.a., 2014). Rond de eeuwwisseling werd de positie van niet- westerse jongeren op de arbeidsmarkt als ‘erg slecht’ getypeerd en zelfs ‘alarmerend’ genoemd (Ballafkih e.a., 2008). We zijn bijna twintig jaar verder en nog altijd is sprake van ongelijke kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt.
DOCUMENT
Dit artikel beschrijft een project, gericht op de sociale leefbaarheid en veiligheid in de wijk Meulbenberg, gemeente Houthalen (Belgie). Deze wijk heeft jarenlang te maken gehad met overlast van voornamelijk migrantenjongeren. Vanuit het lokale buurtopbouwwwerk is een groep Marokkaanse en Turkse buurtvaders begeleid, die verantwoordelijkheid hebben genomen voor het verbeteren van de contacten tussen vaders en jongeren en voor de sociale samenhang in de wijk.
DOCUMENT
Met genoegen presenteren wij hierbij ‘Succesvol in Den Haag’; de eerste Haagse Sociale en Culturele Verkenningen. De tweejaarlijkse Amsterdamse Sociale en Culturele Verkenningen van SISWO/Social Policy Research inspireerden de kenniskring van het Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling tot het maken van een Haagse variant. Doel is het voor een breed publiek toegankelijk maken van ontwikkelingen rond een voor Den Haag actueel thema. In een reeks oriënterende gesprekken van de kenniskring met vertegenwoordigers van de gemeente Den Haag en de Haagse ‘business community’ bleek grote interesse te bestaan voor de volgende vraagstelling voor een onderzoek: welke factoren bepalen in hoeverre jongeren uit de Haagse regio succesvol zijn in hoger-onderwijsland? Bij de opzet van het onderzoek, de verslaglegging en de redactie van deze studie is nauw samengewerkt met medewerkers van SISWO/ Social Policy Research. Carolien Bouw en Kitty Roukens van dat instituut waren betrokken bij de verslaglegging van het onderzoek van de Kenniskring en de opzet en redactie van deze studie. Vanwaar die grote belangstelling voor mobiliteit van Haagse jongeren in onderwijsland? Allereerst omdat een goede opleiding een steeds belangrijkere voorwaarde vormt voor ontplooiïngskansen van individuen in een complexe maatschappij. Ook op macroniveau is deze vraagstelling relevant. De Haagse regio krijgt te maken met een krimpende beroepsbevolking. De economische toekomst ligt daarom in specialisatie op hoogwaardige activiteiten; dit veronderstelt een hoogopgeleide beroepsbevolking. Om te voorkomen dat op grote schaal kenniswerkers uit het buitenland moeten worden gehaald, of bedrijven uitwijken naar elders, is het zaak het potentieel van de aanwezige toekomstige beroepsbevolking ten volle te benutten. Dat hier nog veel mis gaat is alom bekend. Vergrijzing en ontgroening gaan immers hand in hand met een steeds verdere ‘verkleuring’ van de toekomstige beroepsbevolking. Onvermijdelijke demografische veranderingen zijn immers onlosmakelijk verbonden met het vraagstuk van de integratie van migrantenjongeren. Deze verkenningen tonen aan dat verreweg de meeste studenten van de Haagse Hogeschool een opleidingssprong maken vergeleken met het opleidingsniveau van hun ouders. Dat geldt voor zowel autochtone als allochtone studenten. Vooral laatstgenoemden maken grote sprongen. Dat is verheugend want onderwijssucces is een essentieel element van de ‘sociale liftfunctie’ van Den Haag.
DOCUMENT
De persoonlijkheid van de leraar is essentieel voor de kwaliteit van het onderwijs. De leraar in opleiding moet daarom leren zich bewust te worden van het subjectieve karakter van zijn beroepsuitoefening – ondanks alle protocollen en gestandaardiseerde kwaliteitsmetingen.
LINK
Antenne Gooi en Vechtstreek brengt jaarlijks het gebruik van alcohol, tabak, cannabis en andere drugs in de regio in kaart. Dat gebeurt op basis van een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden: interviews met een panel van deskundigen, een survey (vragenlijsten) en een analyse van uitslagen van de drugstestservice. In de panelstudie vertellen vijf professionals en twee jongeren over de leefwereld, vrijetijdsbesteding en middelengebruik in straat- en uitgaansgroepen in Gooi en Vechtstreek. Cijfers over middelengebruik zijn afkomstig van een survey onder mbo-studenten. Informatie over de aanbodzijde van de genotmiddelenmarkt in de regio komt van verhalen van de panelleden en cijfers over zuiverheid, dosering en prijzen van drugs die door gebruikers bij de Jellinek drugstestservice in Hilversum worden aangeboden.In deze Antenne Gooi en Vechtstreek 2021 vertellen we over een jaar met twee gezichten, fors alcoholgebruik, soms zware rokers, zorgen over blowers, kleinschalige maar ernstige lachgasproblematiek, overige drugs vooral bij uitgaanders, en de Gooise drugsmarkt.
DOCUMENT
Maatjesprojecten zijn er in alle soorten en maten. Volgens de geinterviewde ama's verruimen deze projecten hun leefwereld door contacten en activiteiten buiten het opvangcentrum. De rol van hun maatje is hen niet altijd duidelijk. Weten wat ze van een maatje en het contact kunnen verwachten wordt belemmerd door de taalbarriere, maar ook door onbekendheid met de mores en gewoontes van professionele en vrijwillige begeleiders in Nederland. Vanuit het perspectief van de jongeren is niet de rol of kwaliteiten van het maatje doorslaggevend, maar de daadwerkelijke betrokkenheid bij hun situatie. Zowel leeftijdgenoten kunnen als maatje van betekenins zijn, maar ook volwassenen - professionals en vrijwilligers - die aandacht geven, hen stimuleren en ondersteunen.
DOCUMENT
In de stadsdelen Slotervaart, Zuidoost en Noord zijn door zestien studenten Pedagogiek in de periode maart en april 2009 onder begeleiding van lectoraat Leefwerelden van Jeugd van Hogeschool INHolland interviews gehouden met 73 ouders en 89 jongeren. De interviews moeten antwoord geven op de vraag: Rond welke kwesties en op welke manier sluiten voorzieningen volgens migrantenouders en tieners aan bij wat ze in de leeftijd van 10 tot 14 jaar, bij de overgang van basis naar voortgezet onderwijs, nodig hebben?
DOCUMENT
Om de brug te kunnen slaan tussen onderzoek en praktijk hebben twee ministeries academische werkplaatsen opgericht. Een academische werkplaats is een samenwerkingsverband tussen een praktijkinstelling en een hogeschool of universiteit. De praktijkinstelling krijgt toegang tot onderzoeksresultaten en haar methode en aanpak kunnen wetenschappelijk worden getoetst. Andersom kunnen hogescholen en universiteiten de opgedane kennis toepassen met hulp van de praktijk instelling. Er zijn drie academische werkplaatsen (Amsterdam, Tilburg en Rotterdam), waar professionals, jeugdorganisaties, gemeenten, universiteiten en hogescholen samenwerken aan de ontwikkeling van praktische en bewezen effectieve aanpakken in het bereik van etnische doelgroepen. De academische werkplaats in Rotterdam draagt de naam DWARS: Diversiteit vraagt om kennis en vakmanschap in de Werkplaats voor Academische vorming in de Rotterdamse Stadsregio. DWARS is een netwerkorganisatie, waarin kennis en vakmanschap worden gedeeld tussen doelgroep, praktijk, onderzoek, onderwijs en beleid.
DOCUMENT
De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Amsterdam (verder DMO te noemen) heeft het lectoraat School en Omgeving in de grote stad om een onderzoek gevraagd over scholierenparticipatie op Amsterdamse vmbo-scholen. De volgende probleemstelling stond daarbij centraal: Hoe krijgt scholierenparticipatie op Amsterdamse vmbo-scholen gestalte en welke vormen zijn het meest kansrijk om zoveel mogelijk scholieren te laten participeren? Dit onderzoek is een project van de Academie van de Stad (www.academievandestad.nl) – een samenwerkingsverband tussen de gemeente Amsterdam (stadsdelen), woningcorporaties en opleidingen van de hogescholen en universiteiten in Amsterdam. Het initiatief is erop gericht om studenten in staat te stellen praktijkgerichte (onderzoeks)projecten uit te voeren, opdat zij enerzijds kennis kunnen opdoen van de stad en er anderzijds een bijdrage aan kunnen leveren. Het gaat om echte opdrachtgevers en echte projecten gericht op het verbeteren van de leefbaarheid van de stad. Studenten leren hierdoor verantwoordelijkheid te nemen, wat zowel in het belang van hun eigen opleiding is als in het belang van de stad. Kenmerkend voor dit onderzoek is dus dat het is uitgevoerd door studenten van de Hogeschool van Amsterdam in een leersituatie. Het maakte deel uit van de Leerpraktijk Jeugd en Samenleven, een vak dat alle studenten in het eerste jaar van de pedagogiekopleiding volgen. De nadere analyses en rapportage zijn vanuit het lectoraat verzorgd door Hester van der Putten onder begeleiding van Edith Hooge. Het doel van dit onderzoek is drieledig. Ten eerste streeft de gemeente Amsterdam naar participatie van jongeren bij de vormgeving van het jeugdbeleid. Een manier hiervoor is de studenten van de Hogeschool van Amsterdam, zelf vaak in de leeftijd tussen de 18 en 23, onderzoek te laten uitvoeren onder jongeren die ongeveer tien jaar jonger zijn dan zijzelf. Hierdoor heeft het onderzoek een zogenaamd peer-to-peer-karakter. Ten tweede raken de studenten door het uitvoeren van dit onderzoek beter bekend met de leefwereld van jongeren, hetgeen een belangrijk doel is van de Academie van de Stad. Omdat dit onderzoek gericht is op Amsterdamse scholieren, leren de hogeschoolstudenten hen beter kennen en krijgen zij meer inzicht in wat hen beweegt en motiveert. Dit is belangrijk voor deze pedagogen-in-opleiding, omdat het waarschijnlijk is dat zij later in een grootstedelijke omgeving gaan werken, óók met vmbo-scholieren. Ten derde heeft dit onderzoek uiteraard een inhoudelijk kennisdoel. Het beoogt meer inzicht te geven in de participatie van vmbo-scholieren op school. Uit onderzoek is bekend geworden dat scholierenparticipatie op het vmbo lager is dan op de havo en het vwo (Bicknese, 2007, Elchardus, Kavadias, Siongers, 1998; De Groof, 2001). Tevens blijkt uit een onderzoek onder Amsterdamse jongeren dat adolescenten met een (v)mbo-opleiding minder participeren in het vrijetijdsaanbod en de brede talentontwikkeling van de stad Amsterdam (Bicknese, 2007). In dit onderzoek wordt onderzocht hoe vmbo-scholieren zelf wensen te participeren: waarbij (in welke activiteiten), op welke wijze (formeel, informeel), en waar (op school of erbuiten)? Ook wordt nagegaan naar wat voor soort scholierenparticipatie de schoolleiding van de vmbo-scholen streeft en hoe zij dit tracht te bereiken. Het resultaat van dit onderzoek biedt inzicht in de scholierenparticipatie op vmbo-scholen in Amsterdam vanuit het perspectief van de leerlingen zelf. Het geeft de huidige participatiemogelijkheden weer zoals die worden ervaren door leerlingen, evenals de ideeën die de leerlingen hebben over het versterken van hun positie op school. De participatie is onderzocht via de subjectieve percepties van leerlingen. Dat wil zeggen dat wordt nagegaan of leerlingen het gevoel hebben dat hun leerkrachten en schoolhoofd hen voldoende betrekken bij wat er in de klas en op school gebeurt (Hepburn, 1984). Ook wordt nagegaan wat leerlingen, en ook andere betrokkenen (schoolleiders, afdelingsleiders), zelf bijdragen aan de verbetering van de participatie van leerlingen op school. Dit onderzoek levert daarmee ook kennis en inzichten op over de leefwereld van jongeren die aansluiten bij het perspectief van jongeren zelf. Deze kennis en inzichten kunnen gebruikt worden bij het vormgeven van beleid en activiteiten rondom participatie van jongeren
DOCUMENT