Activity-based work environments are widely adopted; however, research shows mixed findings regarding privacy issues, satisfaction with the work environment, and task performance. To further our understanding, two complementary studies drawing on Person-Environment fit theory were conducted: (1) A field study using experience sampling, and (2) A lab study in a virtual reality studio. The results from both studies confirm that perceived fit is a function of activity, work setting, and personal need for privacy, with indirect effects on satisfaction with the work environment (Studies 1 and 2) and task performance (Study 2). Across both studies, a misfit was perceived particularly among workers high in personal need for privacy when performing high-complexity tasks in an open office work setting. Hence, we recommend that organizations facilitate and stimulate their workers to create better fits between activities, work settings, and personal characteristics.
LINK
In dit rapport zijn vier scenario’s uitgewerkt. Elk van de scenario´s kan zich in de toekomst meer of minder ontvouwen. Deze vier scenario´s vormen de inspiratiepaden die elk verschillende kansen en belemmeringen in zich hebben en daarmee mogelijkheden voor de toekomst bieden. Per scenario wordt beschreven wat de essentiële verschillen per route zijn.
DOCUMENT
Het Landelijk cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ) en MOgroep Jeugdzorg hebben gezamenlijk een projectplan ‘Cliënten op weg in jeugdzorg’ opgesteld om een aantal knelpunten die cliënten ervaren in de jeugdzorg op te lossen. Uitgangspunt is cliënten en medewerkers gezamenlijk te consulteren om tot oplossingen voor het ervaren van regeldruk te komen. Het project heeft de intentie cliënten te helpen hun weg door jeugdzorg zo duidelijk en gebruiksvriendelijk mogelijk te maken. Uitgangspunten voor het project waren de door cliënten ervaren knelpunten van regeldruk uit de nulmeting. Knelpunten die veel genoemd zijn, zijn dat de indicatieprocedure onduidelijk is; cliënten bij iedere organisatie in de keten opnieuw hun verhaal moeten doen; met veel verschillende hulpverleners te maken hebben; cliënten moeten veel papierwerk doen; cliënten hebben weinig zicht op het behandelaanbod en de keuzes die worden gemaakt; hulpverleners en organisatie zijn niet goed bereikbaar per telefoon en e-mail.
DOCUMENT
De ene projectleider doet het beter dan de ander; de vent is belangrijker dan de tent. Dat weten we in de bouw al jaren. Als er ergens problemen zijn weten we best wie we erheen moeten sturen om de zaken te regelen. Maar wat maakt dat de ene vent (of vrouw natuurlijk) zaken wel goed regelt en de ander niet? Naar onze stellige mening is dat goed projectmanagement. Projectmanagement is de core business van veel bouwbedrijven, maar het krijgt niet de aandacht die het verdient. Inzetten op een hoogwaardige projectmanagementfunctie is veruit de meest verstandige keuze die bedrijven kunnen doen.
DOCUMENT
Met dit document wil ik de lezer een nieuwe invalshoek tonen op mobiliteit (Driving Guidance) en een andere benadering van automotive hbo onderwijs. De wereld om ons heen verandert en deze nieuwe wereld zal een ander type automotive ingenieur eisen. Dit is een korte weergave van een lezing voor de MBO-raad onderafdeling docenten automotive (Onderstructuur Btg MCT). De presentatie is gehouden op Miniconferentie Onderstructuur Btg MCT op 23 april 2010 bij Innovam te Nieuwegein. Kort worden trends op wereldniveau geschetst waarna wordt afgedaald naar het niveau van mijn werkplek. Het pad verloopt via niveau van Nederland, Regio Eindhoven, Helmond en tenslotte eindigt het pad bij Lectoraat Automotive Control. Als voorbeeld wordt het project Cooperative Driving getoond. Parallel aan de schets van werkzaamheden wordt besproken wat de veranderingen zijn in automotive onderwijs. Traditioneel komt automotive vanuit de invalshoek werktuigbouwkunde. De nieuwe opleidingen automotive HBO en WO zijn meer gericht op de drie componenten werktuigbouwkunde, elektrotechniek en ICT.
DOCUMENT
Kunstsocioloog Pascal Gielen verdedigt de hypothese dat de geglobaliseerde kunstwereld een ideaal terrein voor economische uitbuiting is. In de roes van de creative cities en de creatieve industrie omarmen overheden dit postfordistische werkmodel en sluiten zo naadloos aan bij de mondiale, neoliberale markteconomie. Gielen diept deze situatie uit en wil tegelijkertijd nieuwe alternatieven aanreiken, die de kunstwereld nodig heeft om haar eigen dynamiek en vrijheid te bewaren. Zijn zoektocht leidt hem naar plaatsen van gedeelde intimiteit en ‘slowability’ temidden van de hectische, globale flow van artistieke ontwikkelingen en trends. Deze derde editie is geheel herzien en bijgewerkt met Gielens meest recente inzichten in de politieke dimensies van kunst, autonomie en de relatie tussen kunst, ethiek en democratie.
DOCUMENT
Dit artikel biedt een tussenstand van een lopend onderzoek naar het functioneren van de wijkteams die vorm gaven aan de eerste fase van het Haagse krachtwijkenbeleid. De focus ligt op het professionele handelen van ambtenaren met ‘één been in het stadhuis en één been in de wijk’. Als conceptueel kader maak ik gebruik van het concept tussenfuncties, gedefinieerd als functies binnen de organisatie van de bureaucratie die niet passen bij de logica van diezelfde bureaucratie. In de zoektocht naar wat dit bewegen tussen verschillende schurende logica’s vraagt van de vakbekwaamheid van deze ambtenaren, biedt het concept praktische wijsheid goede handvatten. Waar competenties al snel ‘ontaarden’ in mechanische, gestandaardiseerde lijstjes, verlegt praktische wijsheid de focus naar persoonlijke capaciteiten die succesvol handelen in een specifieke werkpraktijk mogelijk maken en die in die praktijk verder ontwikkeld kunnen worden. Abstract This article provides an intermediate report on an ongoing research into the functioning of teams of community civil servants who implemented the first phase of the krachtwijken (power neighbourhoods) policy in the city of The Hague in which the focus is on the professional skills of civil servants who work with ‘one foot in city hall and one foot in the community’. As a conceptual framework, I used the concept of a tussenfunctie, (in-between position) defined as position within the organisation of a bureaucracy that does not fit the logic of that bureaucracy. In the search for what this moving back and forth between different logics requires from these civil servants in terms of professional expertise, the concept of practical wisdom is useful. Whereas the use of competencies easily degenerates into mechanical one-size-fits-all lists, practical wisdom shifts the focus to personal capabilities that enable one to deal successfully with specific situations and that can be developed by acquiring hands-on experience.
DOCUMENT
Dit document is één van de twee eindproducten voor de module Green Protorype Platform. In dit deel is te lezen hoe ons proces verlopen is en ook hoe we doelstellingen behaald hebben die vooraf gesteld zijn. Tot slot is een bondige beschrijving te lezen over urban farming. Dit is een samenvatting van het onderzoek dat het eerste blok heeft plaatsgevonden. Aangezien de tijd in het eerste blok voornamelijk gestoken is in research doen, lijkt de productie op het eerste gezicht wat weinig. Het is echter goed om te weten dat het onderzoek uit blok 1 ons ontzettend geholpen heeft om in blok 2 het schetsontwerp te maken. Dit schetsontwerp is ook meteen het tweede eindproduct. Het is een opzichzelfstaand boekje, zodat daar alleen inhoudelijk op eigenschappen van het schetsontwerp ingegaan kan worden. Als bijlage bij dit procesdocument is het artikel toegevoegd dat we samen hebben geschreven voor het vak Lezingencarrousel. Dit artikel gaat nog dieper in op de kenmerken van urban farming, en kan dan ook gelezen worden als een toevoeging aan dit document. Het is niet geschreven voor het GPP, maar kan wel van waarde zijn voor het platform. Het onderzoek dat we gedaan hebben in blok 1 voor het GPP, heeft deels bijgedragen aan het tot stand komen van het artikel.
DOCUMENT
In 1999 werden de gratis kranten Metro en Spits in Nederland gelanceerd. Behalve die twee titels werden ook zes andere gratis dagbladen in Nederland gestart tussen 2000 en 2008. In 2007 bereikte de totale gratis oplage een hoogtepunt van bijna twee miljoen per dag. In dit artikel wordt de geschiedenis van de deze categorie kranten beschreven tegen de Europese achtergrond waar ook sprake is van een ‘levenscyclus’ met een snelle opkomst en een sterke sanering die tijdens de economische recessie inzette. Daarnaast wordt ingegaan op de voorlopers van deze mediasoort, op de lezers van gratis kranten en de gevolgen die gratis kranten op de totale krantenoplage in Nederland heeft gehad. Halfway the first decennium of the 21st century free newspapers in the Netherlands had a circulation of almost two million and were responsible for a third of the total newspaper circulation. Four national titles competed. They saw a quick rise and also a sudden decline after 2008. In 2015 only one national model remains. In this article we analyse this development against the European background as several countries in Europe show the same picture. Also the historical context of the global rise of free newspapers – going back to the late 19th century – and kickstarted in 1995 by Metro Sweden -is provided. As free newspapers rely only on advertising for income, a combination of economic recessions and fierce competition can be lethal. Free newspapers mainly compete among themselves which explained the sudden decline in the number of titles and circulation after 2008. Also the rise of digital media could be harmful for free newspapers as they provide a attractive alternative for young readers, the target group for free newspapers. There always has been a high overlap between the readership of free and paid newspapers, suggesting low substitution. Free newspapers seem to follow a pattern of a classic ‘life cycle’ model.
MULTIFILE