We laten steeds meer sporen na: door op internet te surfen, door onze mobiele telefoon te gebruiken, door RFID-labels bij ons te dragen of door ons binnen het blikveld van camera’s te bewegen. Door de contextuele informatie die dit genereert te gebruiken als aanvulling op de ‘klassieke’ methode van gezichtsherkenning kunnen we de identificatie van personen sterk verbeteren. Bob Hulsebosch en Wouter Teeuw van het Telematica-instituut leggen uit hoe. Identificatie is het herkennen van een specifiek persoon – van wie de identiteit bekend is – in de menigte. Gezichtsherkenning speelt hierbij een grote rol. Uit camerabeelden leiden we een aantal gelaatskenmerken af, die we vergelijken met profielen in een database. Een match is mede afhankelijk van de tolerantie die we instellen. Bij een strenge instelling, met weinig ruimte voor onnauwkeurigheid, is de kans klein dat iemand ten onrechte wordt herkend (een lage false acceptance rate, of FAR), maar wordt de kans groter dat iemand uit de database ten onrechte niet wordt herkend (hogere false rejection rate, of FRR).
MULTIFILE
Het lectoraat Transmurale Ouderenzorg is onderdeel van het kenniscentrum ACHIEVE van de faculteit Gezondheid. ACHIEVE heeft ‘Complex Care’ als focus. De complexiteit van de acute zorg voor oudere patiënten, waarin samenwerking en coördinatie van essentieel belang zijn, sluit hier naadloos op aan.
Knowledge of spatial and temporal trends in the environmental exposure to radiofrequency electromagnetic fields (RF-EMF) is a key prerequisite for RF-EMF risk assessment studies attempting to establish a link between RF-EMF and potential effects on human health as well as on fauna and flora. In this paper, we determined the validity of RF exposure modelling based on inner-area kriging interpolation of measurements on the surrounding streets. The results vary depending on area size and shape and structural factors; a Spearman coefficient of 0.8 and a relative error of less than 3.5 dB are achieved on a data set featuring a closed measurement ring around a decently sized area (1 km2, with an average minimum distance of the encircled area to the ring of less than 100 m), containing mainly low, detached buildings. In larger areas, additional inner-area sampling is advised, lowering the average minimum distance between sampled and interpolated locations to 100 m, to achieve the same level of accuracy. https://doi.org/10.1016/j.envint.2016.06.006 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/john-bolte-0856134/
Slaapproblemen zijn een van de meest voorkomende bijkomende klinische aandoeningen bij autisme. Docenten in het Voortgezet Speciaal Onderwijs merken dat veel leerlingen met autisme problemen in de klas laten zien die zij toeschrijven aan deze slaapproblemen. De leerlingen komen te laat op school, zijn vermoeid, maken een sombere indruk en zijn snel geïrriteerd, wat soms uitmondt in verbale of fysieke agressie naar medeleerlingen of leerkrachten. Het schools functioneren heeft er duidelijk onder te lijden: de leerlingen kunnen zich slecht concentreren, slaan informatie minder goed op en krijgen hun taken niet af. In de periodes dat er sprake is van slaapproblemen neemt daarnaast ook het autistisch gedrag toe, waaronder stereotype en dwangmatig gedrag en overgevoeligheid voor omgevingsprikkels. Docenten geven aan behoefte te hebben aan een gedegen wetenschappelijk onderbouwde methode om in hun dagelijkse werk in de klas adequaat op de slaapgerelateerde problemen te kunnen anticiperen. Dit betekent dat zij inzicht moeten hebben in de relatie tussen de problemen die zij in de klas zien en het slaapgedrag thuis, zodat zij zowel in hun pedagogisch optreden als in hun communicatie met ouders gericht actie kunnen ondernemen. Het inzetten van een mobiele applicatie (app) zou hier mogelijk uitkomst kun bieden. Een app die dagelijks monitort op relevante aspecten van slaapgedrag en schoolfunctioneren zou de docent snel en gericht van de benodigde informatie kunnen voorzien om te kunnen handelen. Het huidige voorstel betreft de ontwikkeling en toetsing van een slaapinterventie-programma op basis van een dergelijke app, in co-creatie met de driehoek leerkracht-leerling-ouder. De centrale onderzoeksvraag hierbij is: hoe kan de inzet van een app - waarmee slaapgedrag en schoolfunctioneren dagelijks wordt gemonitord – de docent helpen om samen met leerlingen en ouders het slaapgedrag en het schoolfunctioneren van de leerlingen met een autismespectrumstoornis te verbeteren? In een effectonderzoek wordt uiteindelijk de werkzaamheid van dit slaapprogramma getoetst.
Jaarlijks worden er in Nederland meer dan 1.6 miljoen mensen opgenomen in het ziekenhuis. Een ziekenhuisopname gaat voor veel mensen gepaard met verlies van conditie en een langdurig herstel. Fysieke inactiviteit van de patiënt gedurende de ziekenhuisopname is een belangrijke reden voor de afname van de zelfredzaamheid. Zonder medische noodzaak liggen patiënten 60-90% van de tijd in bed terwijl onderzoek laat zien dat spierkracht met 1 tot 5% per dag bedrust kan afnemen. Het beweeggedrag van de patiënt heeft in het ziekenhuis echter geen hoge prioriteit. Aan de andere kant laat literatuur zien dat het stellen van doelen (‘goal setting’) en het monitoren van eigen lichaamsfuncties (‘self-monitoring’) twee effectieve strategieën zijn om gedragsverandering teweeg te brengen. Binnen verschillende beweeginterventies bleek een stappendoel hét succesvolle ingrediënt. Daarom heeft consortiumpartner UMC Utrecht het initiatief genomen om fysieke activiteit als nieuwe maat te introduceren in de klinische zorg. Zij hebben recent in samenwerking met MKB-partijen Peercode en Pam een koppeling gerealiseerd met een beweegsensor en hun elektronisch patiëntendossier. Middels deze beweegsensor kan het beweeggedrag gemeten worden van patiënten waarmee bewegen als objectieve maat beschikbaar wordt voor zorgverleners én patiënten. Ondanks de technische koppeling, wordt het systeem nog weinig gebruikt. Fysiotherapeuten en verpleegkundigen werkzaam in het UMC Utrecht vragen naar concrete handvatten voor gepersonaliseerde inzet van het systeem. Zonder concreet plan of interventie voor zorgverleners en patiënten, bestaat het risico dat deze zorginnovatie niet of suboptimaal geïmplementeerd wordt, zoals vaak bij technologische innovaties gebeurt. Door met de Hogeschool Utrecht te gaan samenwerken zal, met studenten en medewerkers uit het werkveld, een beweegdoelinterventie worden ontwikkeld passend bij de behoeftes van zorgverleners en patiënten in de klinische setting om daarmee de kans op adoptie in de zorg te vergroten van deze veelbelovende technische innovatie.