Klimaatverandering, stikstofdepositie en schaarse ruimte zijn voorbeelden van maatschappelijke ontwikkelingen die een grote druk leggen op de mobiliteitstransitie (KiM, 2025). Rap veranderende behoeftes en omgevingen, o.a. door de digitale en energie transitie, vragen om meer flexibiliteit en innovatie. Het maakt dat reguliere samenwerkingsvormen in de mobiliteitssector, zoals langjarige concessies, niet altijd meer toereikend zijn. Nieuwe vormen van publiek-private samenwerkingen (PPS) zijn nodig om samen het mobiliteitssysteem om te bouwen en impact te realiseren op de mobiliteitstransitie (Diercks et al., 2020). Om meer wendbare publiek private samenwerkingen te vormen zijn inmiddels methodieken op het vlak van innovatiebeleid (Goetheer et al., 2018), de vorming van regionale mobiliteitsprogramma’s (Baltus & Röther, 2019) en transitie-management (Loorbach, 2007) beschikbaar. Maar wat volgens diverse regionale overheden nog mist, is een handzame methodiek die bij het najagen van disruptieve mobiliteitsinnovaties helpt om de benodigde publiek-private cocreatie vorm te geven en focus en snelheid te brengen in het gezamenlijke proces. Bij voorkeur geeft deze methodiek concrete aandachtspunten waarop partners middels interventies in proces en communicatie de kans op succesvolle cocreatie ten behoeve van een individuele mobiliteitsinnovatie kunnen vergroten. Gegeven deze behoefte naar versnelling hebben het creatieve mkb-bedrijf P2 (ontwerpers in proces-, project- en programmamanagement van o.a. de mobiliteitssector) en de HAN UAS lectoraten Smart Business en Human Communication Development de handen ineengeslagen. Zij hebben een eerste inventarisatie gemaakt van mogelijke succesfactoren en procesinterventies die binnen een PPS kunnen helpen snelheid te ontwikkelen op disruptieve mobiliteitsinnovaties. Deze inventarisatie is nog niet compleet noch gevalideerd. Het doel van het KIEM-onderzoek is om een business ecosystem solution for mobility (BESMO)-propositie uit te werken door kennishiaten en praktijkeisen ten aanzien van succesfactoren in kaart te brengen en bijbehorende interventies uit te werken. Relevante PPS-casuïstiek wordt ontsloten door aangesloten praktijkpartners gemeenten Arnhem en Nijmegen, beide gelegen in de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen.
In Nederland wordt flink nagedacht over mobiliteitsconcepten waarmee problemen als emissies, fijnstof, parkeerdruk en congestie kunnen worden teruggedrongen. Vooral in stedelijke omgevingen is hier veel aandacht voor om de leefbaarheid en toegankelijkheid binnen deze gebieden te vergroten. Lichte elektrische voertuigen (LEVs) zijn klein, schoon en wendbaar en kunnen in de mobiliteitstransitie die dit toekomstbeeld vereist een prominente rol spelen. Één van de vereisten voor deze transitie is de mogelijkheid om deze voertuigen – van monowheels tot microcars – veilig en toegankelijk te kunnen laden, zodat zij hun functie als duurzame vervanger van traditionelere vervoersmiddelen met verbrandingsmotor kunnen vervullen. Hiervoor is een wijdverspreid netwerk van laadmogelijkheden nodig. Voor LEVs is dit in theorie niet zo heel moeilijk, omdat de accu's van deze voertuigen zowel via (publieke) laadpalen als via een willekeurig stopcontact zouden kunnen worden opgeladen. Gemak dient de mens, zou je dus zeggen? Echter, bestaande laadpalen zijn hiervoor op dit moment niet beschikbaar. Daarnaast hebben veiligheidsrisicoanalisten de noodklok geluid over de veiligheidsrisico's van het laden van LEV-accu's. Zij vrezen dat door onjuist hanteren of het laten vallen of stoten van de accupakketten de brandveiligheid van de accu's niet te garanderen en controleren is; een probleem dat de brandweer publiekelijk onderschrijft. In “LEV: Laad Maar!” duiken vier praktijkpartners in deze nieuwe problematiek en beantwoorden we de vraag: Middels welke laad technologieën kan het veilig en toegankelijk laden van LEVs in Nederland worden verbeterd? Het doel is om een handreiking voor techniekontwikkelaars en veiligheidsadviseurs te ontwikkelen op basis waarvan keuzes over de laadsystemen voor LEVs kunnen worden ondersteund. Hiertoe worden in dit project literatuuronderzoek, interviews en studentenprojecten met betrekking tot optimale ontwikkeling van laadinfrasystemen uitgevoerd. De resultaten zullen worden gepubliceerd in factsheets, vakpublicatie(s) en presentatie(s) voor de doelgroep, en worden opgenomen in het onderwijs op de HAN over laadinfra en (LEV-)accusystemen.
Stedelijke regio’s streven naar een duurzame mobiliteitstransitie. Deze ambitie staat echter op gespannen voet met het hoge autobezit- en autogebruik. De stormachtige introductie van lichte elektrische voertuigen, oftewel LEVs (denk aan e-scooters, e-steps, e-(cargo)bikes en micro-cars) leek een belangrijke ‘gamechanger’ te zijn. Deze LEVs zijn namelijk klein en efficiënt, zijn nagenoeg emissievrij, bieden mogelijkheden voor het verbeteren van het voor- en natransport van het openbaar vervoer (OV) en worden bovendien door hun gebruikers als prettig ervaren tijdens het reizen.Tot op heden maken LEVs deze beloften echter onvoldoende waar. Bij de introductie, thans met name in de vorm van deelsystemen, komen diverse uitdagingen aan het licht zoals: 1) verrommeling en overlast door verkeerd gepareerde LEVs, 2) ongewenste substitutie van loop-, fiets- en OV-verplaatsingen en beperkte impact op autogebruik en 3) en zorgen over de verkeersveiligheid en beleving, met name op de (al steeds drukker wordende) fietsinfrastructuur in Nederland. Deze problemen komen mede voort uit de snelle introductie waardoor gemeenten achter de feiten aanliepen en geen gericht beleid konden voeren. Langzaam komen we nu in een periode van stabilisatie en regulering maar een doorontwikkeling naar pro-actief LEV beleid is nodig om de potentie van LEVs voor de mobiliteitstransitie te ondersteunen. Het LEVERAGE-consortium, bestaande uit sterke partners uit de triple helix, gaat daarom aan de slag met deze vraagstukken. De centrale onderzoeksvraag is:Wat is de potentie van LEVs voor de mobiliteitstransitie naar bereikbare, duurzame, verkeersveilige, inclusieve en leefbare stedelijke regio’s en hoe kan deze optimaal worden benut door een betere integratie van LEVs in het mobiliteitssysteem en het mobiliteitsbeleid en door een effectieve governance van de samenwerking tussen publieke en private stakeholders?Om deze vraag te beantwoorden heeft het consortium een ambitieus en innovatieve onderzoeksopzet gedefinieerd waarbij veel nadruk wordt gelegd op de disseminatie en exploitatie van kennis in de beleidspraktijk.Collaborative partnersProvincie Noord-Brabant, Metropoolregio Arnhem-Nijmegen, Gemeente Eindhoven, Gemeente Breda, Gemeente Arnhem, Ministerie I&W, Rijkswaterstaat, Arriva, PON, Check, Citysteps, Cenex, TIER, We-all-Wheel, Fleet investment, Goudappel, Kennisinstellingen en netwerkorganisaties, HAN, TU/e, CROW, Connekt, POLIS, SWOV.