Een van de meest populaire modellen voor onderzoek naar welzijn, stress en bevlogenheid van medewerkers is het Job Demands-Resources model (JD-R model). Voor onderzoek naar het welzijn van studenten heeft het lectoraat Studiesucces het Student Wellbeing model ontwikkeld, een model gebaseerd op het JD-R model. Het Student Wellbeing model beschrijft net als het JD-R model een motivatieproces en een uitputtingsproces, maar dan van studenten. Het model veronderstelt dat de balans tussen positieve (energiebronnen) en negatieve (stressoren) kenmerken van ‘het student zijn/de studententijd’ invloed heeft op het welzijn van studenten en o.a. de studieprestaties kan beïnvloeden.
DOCUMENT
Voor logistieke bedrijven en fleetowners betekent de omschakeling naar elektrisch rijden een aanzienlijke extra capaciteit om de voertuigen op te laden. Om inzichtelijk te maken hoeveel ruimte er nog is op een locatie om elektrische voertuigen op te laden binnen het gecontracteerde vermogen en het aansluitvermogen, is in 2018 door de Hogeschool van Amsterdam het EVEC model ontwikkeld (EVEC: Electric Vehicle Expansion Calculator), met als case het bedrijf Deudekom. Vervolgens kwamen de vragen om het model uit te breiden met de mogelijkheid van zonnepanelen en een vaste elektriciteitsopslag. Deze toevoegingen zijn onder het project Nationaal Dataonderzoek Slimme Laadstrategieën (NDSL) gedaan. Om het model nog wat flexibeler te maken is het ook uitgebreid met laadpatronen.
DOCUMENT
Sport Education (SE) is een didactisch model dat ontwikkeld is om alle leerlingen op school binnen de LO ‘echte’ en vooral prettige sportervaringen op te laten doen. Ondanks het feit dat dit model met name ontwikkeld is op basis van de Amerikaanse situatie, waarin de toegang tot sportclubs en -verenigingen niet voor ieder kind vanzelfsprekend is, is het model ook voor de Nederlandse LO-context bruikbaar. In dit artikel wordt deze meerwaarde verder uiteengezet.
DOCUMENT
Het Meta-Model of Interprofessional Development wordt beschreven. Deze bestaat uit diverse factoren die prioriteit zouden moeten krijgen om verschillende beroepsgroepen complementair te laten samenwerken om zo tot optimale en gezamenlijke uitkomsten te kunnen komen. Deze factoren vormen tezamen een systemische samenhang omdat zij een wisselwerking op elkaar hebben. Diverse wetenschappelijk toetsbare assumpties worden beschreven voor elk van deze factoren (fasen) in relatie tot interprofessionele ontwikkeling en in relatie tot hun onderlinge samenhang.
DOCUMENT
Dit artikel beschrijft een onderzoek naar werkzame elementen in de samenwerking binnen innovatieve leeromgevingen, professionele werkplaatsen (PW) genoemd. In PW werken onderwijs en beroepspraktijk samen aan complexe vraagstukken waarbij de ontwikkeling van betrokkenen en de innovatie van de beroepspraktijk centraal staan. Op basis van literatuuronderzoek, verkennende interviews met 11 sleutelfiguren en een meervoudige casestudie waarin vanuit 4 cases 75 betrokkenen participeerden, is het model Lerend en Onderzoekend Samenwerken in PW ontwikkeld. Het model omvat zes elementen en laat zien dat het lerend en onderzoekend samenwerken centraal staat in een PW en zich ontwikkelt binnen een grensoverstijgende en ontwikkelingsgerichte cultuur. Betrokkenen in een PW leren gezamenlijk doordat ze samenwerken in de dienstverlening en hierbij waarde hechten aan het delen van verschillende perspectieven. Door facilitering van mensen en middelen en door de samenwerking vorm te geven vanuit een gezamenlijke visie, kunnen betrokkenen elkaar leren kennen en afstemmen op welke manier zij samen kunnen bijdragen aan de innovatie van de beroepspraktijk. Hiervoor zijn zowel het opbouwen van relaties als het expliciteren en verdelen van taken en verantwoordelijkheden essentieel. Het model, dat een systemisch perspectief kent, biedt uitgangspunten en handvatten om de samenwerking binnen een PW te evalueren en te versterken.
MULTIFILE
Deze handleiding “Evidence-based ontwikkelen van business modellen voor het valoriseren van innovatieve sensortechnologie” kunnen studenten tijdens hun stage- of afstudeerproject kunnen gebruiken om onderbouwde business modellen te ontwikkelen. Deze handleiding is ontwikkeld in het kader van het ID3AS-project.De handleiding is geïnspireerd op meerdere afstudeer-onderzoeken aan de Hanzehogeschool Groningen waarin een business model ontwikkeld is voor de toepassing van innovatieve technologie. Het eindproduct was steeds een relevant een business model dat mede gebaseerd is op actuele ondernemersinitiatieven, expertise en inzichten uit de praktijk.In de instructieparagrafen van deze handleiding staat daarom centraal hoe de studenten een projectconsortium kunnen informeren en laten meedenken, adviseren en meebeslissen in alle fasen van business model development. De studenten worden, als eerste doelgroep van deze handleiding, daarom aangesproken in hun rol als business developer voor een projectconsortium.Terwijl dit bedoeld is om de relevantie voor een projectconsortium van het business model te vergroten, hebben de studenten echter ook te maken met eisen van methodologische grondigheid van hun business model.Aan de Hanzehogeschool ontwikkelen veel studenten een business model voor bijvoorbeeld een ID3AS-project als stage- of afstudeeropdracht. Aangezien zij dan aan kwaliteitscriteria uit de methodologie van toegepast praktijkgericht onderzoek moeten voldoen, beschrijven de paragrafen met theoretische uitleg welke theorieën, modellen, methoden, begrippen en criteria relevant zijn per fase van business model development.Deze handleiding beoogt daarom de studenten te leren hoe zij in hun business model ontwikkeling kunnen voldoen aan zowel “relevance and rigour”. De rapportage over het business model moet twee doelgroepen kunnen bedienen: projectconsortia van bedrijven die op zoek zijn naar een kansrijk business model in de praktijk, en docenten en beoordelaars vanuit de Hanzehogeschool die eisen stellenaan het eindproduct, de onderbouwing en rapportage van een business model als produkt waarmee getoetst kan worden of studenten bepaalde competenties bezitten, zoals onderzoekend vermogen, creativiteit en innovativiteit.
DOCUMENT
Model, geschreven in de programmeertaal Delphi, dat bedoeld is economische impacts van toeristische activeiteiten te berekenen. Gebaseerd op grootschalig onderzoek dat als doel had bestedingen door bezoekers aan evenementen in kaart te brengen. In dit model worden deze bestedingen gekoppeld aan het profiel van een bezoeker en berekent het model de impact.
DOCUMENT
The purpose of the model is to explore the influence of the design of circular business models (CBMs) on CBM viability. The model represents an Industrial Symbiosis Network (ISN) in which a processor uses the organic waste from suppliers to produce biogas and nutrient rich digestate for local reuse. CBM viability is expressed as value captured (e.g., cash flow/tonne waste/agent) and the survival of the network over time (shown in the interface).In the model, the value captured is calculated relative to the initial state, using incineration costs as a benchmark. Moderating variables are interactions with the waste incinerator and actor behaviour factors. Actors may leave the network when the waste supply for local production is too low, or when personal economic benefits are too low. When the processor decides to leave, the network fails. Theory of planned behaviour can be used to include agent behaviour in the simulations.
DOCUMENT
Het ontbreekt fysiotherapie aan een breed theoretisch kader (grand theory)en helder omschreven termen die ten dienste staan van praktijk, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Na een schets van de historische ontwikkeling van fysiotherapie wordt in het artikel onderzocht inhoeverre het MDBB-model en de theorie van het bewegingscontinu'm als een grand theory kunnen worden beschouwd en in hoeverre deze modellen de essentikle elementen van fysiotherapie en hun onderlinge samenhang bevatten.
DOCUMENT