Paper which introduces an method developed by the research group Duurzame Projectontwikkeling of the SIA-RAAK project Energieke Restauratie. Besides an discription of the method, it also describes the application of the method for three (fictional) case study projects: Dairy Factory Dongeradelen (Lioessens), Strawboard Factory Free (Oude Pekela) and Der Aa church (Groningen).
Uit de resultaten wordt duidelijk dat - alhoewel verduurzaming een koppelkans was van restauratie en groot onderhoud - verduurzaming een positief effect heeft op duurzame instandhouding. Door de verbetering van de energieprestatie, het verhoogd thermisch comfort en verlaagde energiekosten (in bijna alle gevallen) is het voor eigenaren interessanter en/ of gemakkelijker geworden om deze gebouwen te gebruiken en zich in te zetten voor onderhoud. In bijna alle gevallen was sprake van een positieve impact op de milieubelasting voor de komende 30 jaar, met de kanttekening dat niet alle milieuimpact is meegenomen (vermoed wordt dat de impact nog positiever is). In één geval was de milieuimpact negatief, de oorzaak is dat het energieverbruik al zeer laag was dus de materiele impact in verhouding erg groot is en in dit geval tot een negatief resultaat leidt. Samengevat wordt geconcludeerd dat erfgoedwaarden deels verloren gaan, maar in het brede perspectief op instandhouding op de lange termijn acceptabel is. En dus een positief effect heeft op de energieprestatie (één keer meer dan de landelijke ambities) en de milieubelasting. Verduurzaming is dus goed voor het gebruik en mileu, maar doet soms wel een beetje pijn. Op welke manier verduurzamen particuliere eigenaren hun rijksmonumenten? En wat zijn effecten op erfgoedwaarden, energieprestatie en milieubelasting? Deze vragen zijn in samenhang onderzocht in dit project en geven inzicht in het maatwerkproces: welke opgaven speelden er, wie waren er betrokken en waarom werden deze oplossingen gekozen. Daarnaast is de impact in kaart gebracht.
Veranderd landgebruik en klimaatverandering zetten de natuur onder druk en leiden steeds vaker tot maatschappelijke vraagstukken die om duurzame oplossingen vragen. Antwoorden liggen vaak in de natuur om ons heen, maar de vraag is hoe we die vinden terwijl de natuur door ons onder druk wordt gezet. Het voorgestelde lectoraat ‘Ecologische Wijs: Insecten & Maatschappij’ maakt via ecologisch en praktisch onderzoek aan insecten verbanden inzichtelijk tussen organismen en hun omgeving, en tussen mens, omgeving en natuur. Het voorgestelde lectoraat verbindt de educatieve kracht van Aeres Hogeschool Wageningen (AHW) met natuurwetenschappelijke onderzoek van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). Deze verbinding zorgt voor synergie die nodig is om vooruitgang te boeken bij de transitie naar een maatschappij die duurzaam met natuur kan samenwerken. Het voordeel is tweeledig: onderwijs van AHW-studenten en hun toekomstige leerlingen in groen (V)MBO wordt verrijkt met het denken in verbanden en systemen terwijl fundamenteel onderzoek van het NIOO-KNAW sneller kan inspelen op praktijkvragen. De voorgestelde onderzoekslijn bestaat uit twee subthema’s: (1) het beheersen van insectenplagen en (2) het stimuleren van insectenbiodiversiteit. Hierbij snijdt het mes eveneens aan twee kanten: door biodiversiteit te bevorderen krijgen plaaginsecten minder kans, en door ecologische beheersing van plaaginsecten, kan biodiversiteit toenemen. De lector zal starten met onderzoek aan natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups. Deze insecten veroorzaken in toenemende mate overlast in Nederland door veranderd landgebruik en klimaat-gerelateerde factoren. Het NIOO-KNAW heeft de unieke mogelijkheid om het hele scala aan natuurlijke vijanden (gewervelden, ongewervelden en micro-organismen) systematisch te onderzoeken. Het tweede subthema richt zich op de vraag hoe vegetatiebeheer kan worden ingezet om insectenbiodiversiteit te stimuleren. Deze thema’s spreken naast een breed publiek ook een breed scala aan stakeholders aan. Met dit lectoraat worden dan ook veel kansen gecreëerd om ecologische kennis te ontwikkelen en benutten met de groene beroepspraktijk en beroepsonderwijs.
Achtergrond. Zeespiegelstijging vormt wereldwijd een bedreiging voor laaggelegen kustgebieden. Na 2050 treedt mogelijk een versnelling op, maar onduidelijk is wanneer deze versnelling optreedt en hoe groot de versnelling zal zijn. Het landelijk Kennisprogramma Zeespiegelstijging (KPZ-2020-2026) tracht hierin meer inzicht te krijgen en eerste stappen te zetten in de ontwikkeling van alternatieve waterveiligheidsstrategieën. Vraagarticulatie. In 2020 is een zorgvuldig proces gevolgd voor de vraagarticulatie waaraan onderzoekers, Zeeuwse overheden en enkele maatschappelijke partners hebben deelgenomen. Het proces heeft geresulteerd in de (hoofd)praktijkvraag: “Hoe kan in de ruimtelijke inrichting van land-waterovergangen geanticipeerd worden op verschillende scenario’s voor (versnelde) zeespiegelstijging?” Hoofdvraag en doelstelling. Dit voorstel benadert de ontwikkeling van waterveiligheidsstrategieën als een ruimtelijk vraagstuk waarbij we onderzoek doen naar het verbinden van gebiedsopgaven, toepassing van dijkconcepten gebaseerd op Bouwen met Natuur (BmN), en het ontwikkelen van maatschappelijk draagvlak voor ingrijpende landschapsveranderingen, aan de hand van vier onderzoeksvragen die zich richten op: • Ruimtelijke kwaliteit landschap en samenhang met draagvlak voor ruimtelijke strategieën; • Fysische en ecologische randvoorwaarden voor BmN-oplossingen en inpassing in ruimtelijke strategieën; • Drijvende krachten en barrières voor draagvlak via participatieve ontwerpprocessen; • Richtlijnen voor ontwikkeling van ruimtelijke strategieën, zowel voor het ruimtelijk ontwerp als het ontwerpproces. Methoden. Het onderzoek wordt uitgewerkt voor de Westerschelde waarbij wordt geschakeld tussen twee ruimtelijke schaalniveaus: de Westerschelde (bekken-niveau) en living labs (op drie locaties). Een mix van methoden wordt toegepast waaronder surveys (Public Participation GIS), interviews, GIS-analyses, modellering van BmN meegroei-oplossingen (Delft3D-FM), en evaluatie van het ‘sociaal leerproces’ in research-through-design ontwerpateliers. Resultaat. Het onderzoek resulteert in een methodiek/werkwijze die vanaf 2026 (na afloop van huidige Kennisprogramma Zeespiegelstijging) kan worden toegepast door publieke professionals in (bedijkte) kustgebieden. Consortium. HZ University of Applied Sciences (penvoerder), Wageningen University, NIOZ, Natuurmonumenten, Provincie Zeeland, Rijkswaterstaat Zee en Delta, Waterschap Scheldestromen, Gemeenten Borsele, Hulst, Kapelle, Reimerswaal, Vlissingen. In de livings labs worden lokale stakeholders betrokken.