De studies in dit proefschrift onderzochten cognitieve en emotionele factoren die een goede gewichtsuitkomst na bariatrische chirurgie bevorderen of belemmeren. Vrijwel alle variabelen, inclusief de psychologische, laten vóór operatie een veel slechtere toestand zien dan ná operatie. Dit wijst erop dat na bariatrische chirurgie niet alleen het gewicht en bijbehorende chronische ziekten verminderen, maar ook er ook een verbetering optreedt van het algemeen functioneren, de kwaliteit van leven en de cognities.Een uitgangspunt van dit proefschrift was dat handvatten om de gewichtsuitkomst van bariatrische chirurgie te verbeteren gevonden konden worden door het bestuderen van cognities en emotionele factoren die eetgedrag van de patiënten beïnvloeden. De psychologische aspecten, zelfregulatie cognities, uitkomstverwachtingen en tevredenheid met de operatie blijken echter geen voorspellers voor de korte en lange termijn gewichtsuitkomsten na bariatrische chirurgie, terwijl ze dat wel zijn bij patiënten met overgewicht en obesitas die een niet-operatieve behandeling ondergaan. De enige voorspeller voor meer gewichtsverlies op de lange termijn na bariatrische chirurgie is een lage mentale kwaliteit van leven. Patiënten met een lagere mentale kwaliteit van leven vóór operatie en één jaar na operatie (= korte termijn) hadden meer gewichtsverlies op de lange termijn. De eerste implicatie uit het onderzoek van dit proefschrift is dat algemene psychologische theorieën uit de Gezondheidspsychologie niet automatisch gelden voor patiënten bariatrische chirurgie. Morbide obese mensen die zich aanmelden voor bariatrische chirurgie en de operatie ondergaan, verschillen duidelijk van mensen met overgewicht die een niet-operatieve behandeling krijgen. Dat het gewichtsverlies na bariatrische chirurgie onafhankelijk is van preoperatieve zelfregulatie cognities, uitkomstverwachtingen en tevredenheid met de operatie, impliceert dat preoperatieve psychologische variabelen niet gebruikt kunnen worden als criterium om te voorspellen welke patiënten veel gewichtsverlies zullen bereiken dan wel aanvullende zorg, voorlichting of therapie nodig zullen hebben. De tweede implicatie is dat patiënten met een betere mentale kwaliteit van leven vóór en ná operatie het risico lopen minder gewichtsverlies op de lange termijn te bereiken. Het bariatrisch-chirurgisch team zou zich bewust moeten zijn dat het bereiken van gewichtsverlies en gewichtstabilisatie juist voor de patiënten met een betere mentale kwaliteit van leven wat moeilijker kan zijn en dat ook deze patiënten voldoende begeleiding en aandacht nodig hebben.
DOCUMENT
In Amsterdam heeft één op de vijf kinderen last van overgewicht en hiervan hebben ruim 2.000 kinderen (ernstige) morbide obesitas. Het gaat in totaal om 24.500 kinderen met overgewicht en obesitas in de stad. In Amsterdam is daarom een integraal en langdurig programma opgezet, de ‘Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht’ (AAGG), om alle Amsterdamse kinderen op een gezond(er) gewicht te krijgen.Binnen de AAGG wordt ingezet op preventie, ondersteuning en zorg. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) speelt hierin een belangrijke rol. De JGZ begeleidt jeugdigen en hun ouders vanuit de Ouder- en Kindteams Amsterdam. De jeugdverpleegkundige heeft naast de reguliere JGZ taken een nieuwe rol gekregen in het kader van de zogenaamde ketenaanpak bij kinderen met overgewicht en obesitas: de rol van centrale zorgverlener (CZV). De vervulling van deze rol is voorbehouden aan jeugdverpleegkundigen die de interne opleiding ‘Leerlijn Centrale Zorgverlener’ hebben gevolgd. Kinderen met obesitas en multiproblematiek of morbide obesitas die ondersteuning en zorg nodig hebben worden begeleid door een CZV. De CZV fungeert als eerste aanspreekpunt voor kind en ouders en zorgt er voor dat alle professionals die bij de ondersteuning en zorg rondom het kind en het gezin betrokken zijn goed met elkaar samenwerken en afstemmen.Deze nieuwe rol vraagt van jeugdverpleegkundigen nieuwe competenties en vaardigheden, waaronder de zogenaamde 21th Century Skills (onder andere creatief denken, probleemoplossend vermogen en media-wijsheid). Daar waar jeugdverpleegkundigen voorheen gewend waren om spreekuur te ‘draaien’ op een consultatiebureau, wordt nu van hen verwacht dat zij in hun rol van CZV naast de gezinnen staan, de begeleiding rond gezinnen organiseren, de uitvoering coördineren en oplossingen realiseren.Het doel van dit verkennende onderzoek is een eerste indruk te krijgen van de vaardigheden die jeugdverpleegkundigen nodig hebben om de nieuwe taak als CZV uit te voeren en wat dit betekent voor de voorbereiding van (toekomstige) jeugdverpleegkundigen. De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Welke competenties vergt de taak van centrale zorgverlener (CZV) binnen de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht van de jeugdverpleegkundigen werkzaam binnen de Ouder- en Kindteams Amsterdam in Amsterdam?In interviews met vijf CZV’s en dertien ketenpartners is informatie verzameld over de taken, competenties, de leerlijn CZV en de sterke en minder sterke punten. Dit heeft geresulteerd in vijf kernaanbevelingen, gericht op:• Uitvoeren van vervolgonderzoek met deelname van ouders en jeugdigen zelf• Het opstellen van een functieprofiel CZV• In de wijk/buurt uitdragen/inzichtelijk maken wie CZV zijn• In de opleiding voor CZV en toekomstige verpleegkundigen (meer) casuïstiek opnemen, evenals aandacht voor bijzondere doelgroepen, inzet van nieuwe media, het voeren van casuïstiek-overleg met ketenpartners en aandacht voor zelfreflectie en leren op de werkvloer• Verbeteren van de randvoorwaarden, onder andere op het gebied van beschikbare tijd, caseload en het organiseren van korte lijnen
DOCUMENT
Een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) richt zich op het aanleren van een gezonde leefstijl bij mensen met gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico’s. Een GLI is een persoonlijk begeleidingstraject uitgevoerd door (post-)hbo-opgeleide leefstijlcoaches (kortheidshalve hierna steeds ‘leefstijlcoaches’ genoemd), en duurt gemiddeld twee jaar, met aandacht voor bewegen, gezonde voeding, slaap en ontspanning. Het inzetten van de juiste gedragsveranderingstechnieken is belangrijk bij het starten met en het volhouden van gezond gedrag. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het type gedragsveranderingstechnieken dat wordt gebruikt bij GLI’s, en de mate waarin deze worden ingezet in erkende GLI’s. Onderzoeksvraag. Welke gedragsveranderingstechnieken zijn opgenomen in erkende GLI’s, en wanneer en waarom passen leefstijlcoaches deze toe bij cliënten met een gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico? Onderzoeksmethode. Via documentanalyse is bestudeerd welke gedragsveranderingstechnieken zijn beschreven in de protocollen van de in 2019 erkende GLI’s (de BeweegKuur, CooL en SLIMMER). Deze analyse op gedragsveranderingstechnieken is aangevuld met ervaringsverhalen van veertien leefstijlcoaches die een erkende GLI uitvoeren. Deze ervaringsverhalen zijn verkregen met behulp van semigestructureerde interviews. Resultaten. Protocollen en de interviewresultaten tonen aan dat het formuleren van persoonlijke doelen en subdoelen met bijbehorende actieplannen terugkerende technieken zijn binnen de erkende GLI’s. Kennis en vaardigheidstraining worden in de eerste fase van een GLI-traject in groepsverband aangeboden om cliënten te leren omgaan met barrières en het proces van gedragsverandering te omarmen. Het tweede deel van de erkende GLI’s bestaat uit individuele begeleiding tijdens het veranderproces, met daarbij oefeningen om te voorkomen dat cliënten terugvallen in ongezond gedrag. De training in deze periode is meer gericht op de eigen regie, en deze fase bevat minder contactmomenten.
DOCUMENT
De lichamelijke gezondheid van patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) verdient veel aandacht. Zij hebben een sterk verhoogd risico op verschillende lichamelijke aandoeningen. Verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en andere hulpverleners kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een betere lichamelijke gezondheid van deze patiënten. Dit artikel beschrijft hoe hieraan systematisch kan worden bijgedragen door de inzet van e-health. Na het lezen van dit artikel: • kent u de belangrijkste gezondheidsrisico’s voor patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening; • kunt u beschrijven welke factoren bijdragen aan deze gezondheidsrisico’s; • kunt u de belangrijkste onderdelen voor een somatische screening beschrijven; • kent u de stappen voor het uitvoeren van een leefstijlanamnese; •weet u hoe u samen met de patiënt een leefstijlplan kunt opstellen en monitoren; •weet u hoe e-health u kan ondersteunen bij het werken aan een betere lichamelijke gezondheid van de patiënt.
DOCUMENT
Combined lifestyle interventions (CLIs) are designed to reduce risk factors for lifestyle-related diseases through increasing physical activity and improvement of dietary behaviour. Objective. To evaluate the effects of a CLI for overweight and obese patients on lifestyle-related risk factors and health care consumption, in comparison to usual care. Methods. Data on anthropometric and metabolic measurements, morbidity, drugs prescriptions and general practitioner (GP) consultations were extracted from electronic health records (timeframe: July 2009–August 2013). Using a quasi-experimental design, health outcomes of 127 patients who participated in a 1-year CLI were compared to a group of 254 matched patients that received usual care. Baseline to post-intervention changes in health outcomes between intervention and comparison group were evaluated using mixed model analyses. Results. Compared to baseline, both groups showed reductions in body mass index (BMI), blood pressure, total cholesterol and low density lipoprotein cholesterol in year post-intervention. For these outcome measures, no significant differences in changes were observed between intervention and comparison group. A significant improvement of 0.08 mmol/l in high density lipoprotein (HDL) cholesterol was observed for the intervention group above the comparison group (P < 0.01). No significant intergroup differences were shown in drugs prescriptions and number of GP consultations. Conclusion. A CLI for overweight and obese patients in primary health care resulted in similar effects on health outcomes compared to usual care. Only an improvement on HDL cholesterol was shown. This study indicates that implementation and evaluation of a lifestyle intervention in primary health care is challenging due to political and financial barriers.
LINK
Het boekje Kracht van Sport in de Wijk betreft een leesbare weergave van de lezingen die in het voorjaar van 2017 verzorgd zijn over dit thema door externe deskundigen. De onderwerpen van de lezingen zijn samen met vertegenwoordigers uit zowel zorg en welzijn als de sport gekozen. Het betreft de doelgroepen: 1) mensen met een beperking 2) kwetsbare jongeren 3) migranten en vluchtelingen 4) mensen met psychische problemen 5) senioren en ouderen.
DOCUMENT
At the beginning of the twenty first century obesity entered Dutch maternity care as a ‘new illness’ challenging maternity care professionals in providing optimal care for women with higher BMI’s. International research revealed that obese women had more perinatal problems than normal weight women. However, the effect of higher BMIs on perinatal outcomes had never been studied in women eligible for midwife-led primary care at the outset of their pregnancy. In the context of the Dutch maternity care system, it was not clear if obesity should be treated as a high-risk situation always requiring obstetrician-led care or as a condition that may lead to problems that could be detected in a timely manner in midwife-led care using the usual risk assessment tools. With the increased attention on obesity in maternity care there was also increased interest in GWG. Regarding GWG in the Netherlands, the effect of insufficient or excessive GWG on perinatal outcomes had never been studied and there were no validated guidelines for GWG. A midwife’s care for the individual woman in the context of the Dutch maternity care system - characterised by ‘midwife-led care if possible, obstetrician-led care if needed’ - is hampered by the lack of national multidisciplinary consensus regarding obesity and weight gain. Obesity has not yet been included in the OIL and local protocols contain varying recommendations. To enable sound clinical decisions and to offer optimal individual care for pregnant women in the Netherlands more insights in weight and weight gain in relation to perinatal outcomes are required. With this thesis the author intends to contribute to the body of knowledge on weight and weight gain to enhance optimal midwife-led primary care for the individual woman and to guide midwives’ clinical decision-making.
DOCUMENT
Objective: This study evaluated the effect of an after-school group-based medium-intensity multicomponent behavioural intervention programme for children aged 8–12 years classified as overweight, obese or at risk for overweight on body mass index standard deviation score (BMI SDS). In accordance with standardized protocols body weight and height were measured in 195 participants (88 boys, 107 girls) at baseline and at the end of the programme. A total of 166 children derived from a school-based monitoring system served as control group. Multivariate regression analyses examined the effect of the intervention and the independent factors associated with better outcomes in the intervention group. Results: Analysis of covariance showed a significant intervention effect on BMO SDS in favour of the intervention group (b-coefficient - 0.13 ± 0.03; p < 0.01) compared with the control group. Change in BMI SDS between baseline and follow-up in the intervention group was associated with baseline age (b-coefficient 0.03 ± 0.02; p=0.04) but was independent from gender, ethnicity, baseline BMI SDS, time between baseline and follow-up, school year and attendance rate.
DOCUMENT
Background. One of the stakeholders in tackling the rise and health consequences of overweight and obesity is the general practice physician (GP). GPs are in a good position to inform and give nutrition guidance to overweight patients. Objective. Assessment of working mechanism of determinants of the nutrition guidance practice: noticing patients’ overweight and guidance of treatment by GPs [linear analysis of structural relations (LISREL) path model] in a longitudinal study. Methods. This longitudinal study measured data in 1992, 1997 and 2007. The 1992 LISREL path model (Hiddink GJ, Hautvast J, vanWoerkumCMJ, Fieren CJ, vantHofMA. Nutrition guidance by primary-care physicians: LISREL analysis improves understanding. Prev Med 1997; 26: 29–36.) demonstrated that ‘noticing patients’ overweight and guidance of treatment’ was directly and indirectly influenced by predisposing factors, driving forces and perceived barriers. This article defines and discusses the path analysis of the 2007 data (compared with 1997). Results. This analysis shows both similarity and differences inworking mechanism of determinants of noticing patients’ overweight and guidance of treatment between 1997 and 2007. The backbone of themechanism with four predisposing factors is the similarity. The number of driving forces and of paths through intermediary factors to the dependent variable constitutes the difference. Conclusions. The backbone of the working mechanism of determinants of the nutrition guidance practice: noticing patients’ overweight and guidance of treatment by GPs was similar in 2007 and 1997. The influence of GPs task perception on noticing patients’ overweight and guidance of treatment considerably increased in 2007 compared to 1997. The longitudinal character of this article gives a strong practice-based evidence for weight management by GPs.
DOCUMENT
Background: Parents influence their children’s nutrition behavior. The relationship between parental influences and children’s nutrition behavior is often studied with a focus on the dyadic interaction between the parent and the child. However, parents and children are part of a broader system: the family. We investigated the relationship between the family nutrition climate (FNC), a family-level concept, and children’s nutrition behavior. Methods: Parents of primary school-aged children (N = 229) filled in the validated family nutrition climate (FNC) scale. This scale measures the families’ view on the consumption of healthy nutrition, consisting of four dierent concepts: value, communication, cohesion, and consensus. Parents also reported their children’s nutrition behavior (i.e., fruit, vegetable, water, candy, savory snack, and soda consumption). Multivariate linear regression analyses, correcting for potential confounders, were used to assess the relationship between the FNC scale (FNC-Total; model 1) and the dierent FNC subscales (model 2) and the child’s nutrition behavior. Results: FNC-Total was positively related to fruit and vegetable intake and negatively related to soda consumption. FNC-value was a significant predictor of vegetable (positive) and candy intake (negative), and FNC-communication was a significant predictor of soda consumption (negative). FNC-communication, FNC-cohesion, and FNC-consensus were significant predictors (positive, positive, and negative, respectively) of water consumption. Conclusions: The FNC is related to children’s nutrition behavior and especially to the consumption of healthy nutrition. These results imply the importance of taking the family-level influence into account when studying the influence of parents on children’s nutrition behavior. Trial registration: Dutch Trial Register NTR6716 (registration date 27 June 2017, retrospectively registered), METC163027, NL58554.068.16, Fonds NutsOhra project number 101.253.
DOCUMENT