Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
DOCUMENT
De Nederlandse samenleving is multicultureel met burgers, die afkomstig zijn uit meerdere werelddelen. In Deze openbare les zullen wij grondig naar hun onderlinge omgangsvormen kijken. Meer specifiek ga ik zowel in op de vraag of men elkaar als medeburger accepteert als op de vraag hoe wit en zwart tegen elkaar aankijken. Ik maak duidelijk dat diverse blokkades die de onderlinge omgang belemmeren, niet herkend of onderkend worden. Mijn vertrekpunt is dat te verbeteren. Multiculturele competentie vraagt dan wel een visie waarin niet alleen burgers, maar ook etnische groepen gelijkwaardig zijn. Met behulp van zo’n visie kan gezocht worden naar de juiste toon in het multiculturele debat en naar de juiste aanpak van multiculturele vraagstukken. Multiculturele competentie kan dan relaties versoepelen en onderlinge goodwill bevorderen, waardoor de kans op succesvol of resultaatgericht handelen groter wordt. Dit is van groot belang voor de werkvelden waarvoor Hogeschool De Horst haar professionals opleidt. Vanuit dit gezichtspunt wil het lectoraat ‘Diversiteit en de multiculturele competentie’ educatieve activiteiten ontwikkelen om multiculturele competentie te bevorderen. Dit doen wij niet door in leersituaties hapklare brokken te serveren of standaardrecepten aan te reiken, maar wel door vanuit onze visie, in dialoog met deelnemers, te zoeken naar aanknopingspunten en richtlijnen voor multiculturele competentie. Bij competentie spelen altijd de concrete situatie, kennis-, vaardigheden- en houdingsdimensies een rol (Cluitmans, 2002).
DOCUMENT
Deze meetladder biedt vragen om onderwijs te onderzoeken en verbeteren op diversiteitsgevoeligheid. Wat moeten studenten leren om als professionals om te kunnen gaan met een diverse cliëntenpopulatie, te werken in divers samengestelde teams en hoe moet dat leerproces eruit zien? Welke eisen stelt professionele ondersteuning en begeleiding van gezinnen in een multi-etnische context aan het curriculum van pedagogische en sociaal-agogische opleidingen? Welke communicatieve en didactische vaardigheden zijn nodig? Zelfonderzoek in het onderwijs biedt aandachtspunten om met elkaar tot veranderingen te komen.
LINK
Verslag van een onderzoek naar de omgang van leerkrachten met potentieel problematische kinderen in een multiculturele basisschool, met oog voor het contact tussen kinderen en leerkrachten. Betsy Hijlkema schetst een portret uit het dagelijks leven van twee leerkrachten. Dit onderzoek beoogt een beeld te geven van de competenties die leerkrachten in een etnisch heterogene school nodig hebben om de risicos die kinderen lopen op gedragsproblemen te vermijden. De resultaten zijn bedoeld als input voor opleiders en hun studenten in de lerarenopleiding en professionalisering.
DOCUMENT
Wat moeten hbo-studenten kennen en kunnen om straks als professionals ouders en kinderen van diverse culturele achtergronden te ondersteunen bij hun opvoeding en ontwikkeling? Hoe moet zo'n leerproces en curriculum eruit zien, wat vraagt dit van docenten? Het rapport Opleiden en professionaliseren in diversiteit en opvoeding beschrijft kernbegrippen die met diversiteit en opleiden samenhangen en analyseert onderwijsonderdelen van het curriculum Pedagogiek en Social Work op diversiteitgevoeligheid. Management, studenten en docenten spreken zich uit over de noodzaak tot (meer) aandacht voor culturele diversiteit in de klas, in de lessen, in de beroepspraktijk. Diversiteit moet steviger, als een rode draad in het onderwijs verweven zijn.
DOCUMENT
In het Adaptieve Expertise World café geven we deelnemers inzicht in de manieren waarop studenten in het hoger onderwijs middels werkplekleren adaptieve expertise ontwikkelen. Adaptieve expertise (AE) is het vermogen van professionals om om te kunnen gaan met veranderingen en vernieuwingen. Het is een uitdaging voor het hoger onderwijsinstellingen en de beroepspraktijk het onderwijs te (her-)ontwerpen met het oog op AE. In een groot project over adaptieve expertise hebben we een initiële programma theorie ontwikkeld dat gaat over: (1) de relatie tussen studentkenmerken en AE, (2) de invloed van de authenticiteit en complexiteit van taken en AE, (3) interactie met anderen en AE en (4) het leerwerkklimaat en AE. Onze volgende stap is het aanscherpen van de initiële programma theorie middels informatie uit case studies. In het Wold café stellen we een selectie van vier cases centraal en gaan we in twee rondes de cases middels een dialoog uitdiepen. Vervolgens scherpen we in een gezamenlijk gesprek onder leiding van een referent de initiële programma theorie aan. Dit vormt input voor verdere synthese en geeft deelnemers inspiratie over de ontwikkeling van AE tijdens werkplekleren en de verschillende factoren die daarin een rol spelen.
DOCUMENT
Het is evident dat leerlingen op kleurrijke scholen baat bij hebben bij een goede relatie tussen leerkrachten en ouders. Hijkema is vooral geïnteresseerd in de vraag wat leerkrachten op kleurrijke scholen moeten weten, kunnen en doen om contact met ouders te leggen en te houden, om (toekomstige) leerkrachten beter toe te rusten in deze taak.
DOCUMENT
Studenten die afstuderen aan het Instituut Theo Thijssen zullen gaan werken in een multiculturele samenleving, op scholen die meer of minder kleurrijk van samenstelling zijn. Wat betekent dat voor hun professionele kwaliteit? In het eerste half jaar van 2006 voerde het lectoraat Lesgeven in de Multiculturele School op verzoek van het Instituut Theo Thijssen een analyse uit van het ITT-curriculum. Doel ervan was als critical friends commentaar te geven op de manier waarop studenten worden voorbereid op het werken als leerkracht in een multiculturele samenleving en in het bijzonder op multicultureel samengestelde scholen. Aan de hand van de analyse kan de opleiding dan bezien waar versterking nodig is om daar de komende jaren aan te werken.
DOCUMENT
Wij staan hier aan de wieg van een nieuw project: hindoestaanse meergeneratiewoningen. Na zo'n vijfentwintig projecten van groepswonen voor ouderen van verschillende herkomst, is er nu een initiatief waarin voor één etnische groep een project voor jong en oud wordt ontwikkeld. Dus: niet één leeftijdsgroep en meerdere etniciteiten, maar één etniciteit en meerdere leeftijdsgroepen. Dit is een interessante toevoeging aan het arsenaal. Mensen worden nu niet samengebracht op basis van hun leeftijd, maar op basis van hun culturele oriëntatie. De ene clustering is niet op voorhand beter dan de andere. Het ene is er al, het andere komt er aan. Het is een verrijking van het woningaanbod, van de mogelijkheden om te wonen en te blijven wonen in de stad. En dat is al heel wat. Hoewel het project zich richt op één etnische groep, is het verleidelijk dit project te scharen onder de titel van Multicultureel Bouwen en dat is het ook als we niet de schaal van het complex, maar van de wijk of het stadsdeel als uitgangspunt nemen: "het tot uitdrukking laten komen van culturele diversiteit in de gebouwde omgeving". In de brochure lezen we ook "het complex geven we graag een uitdagende architectonische uitstraling, met Oosterse elementen". We mogen er dus op rekenen dat de stad in haar fysieke verschijningsvorm er in variëteit op vooruit zal gaan. In de uitstraling van de gebouwde omgeving zal sterker gaan doorklinken dat de stad een gevarieerde bevolking binnen haar grenzen heeft. Onvermijdelijk loopt de gebouwde omgeving altijd achter op de dynamiek in de bevolking. De bevolking verandert sneller dan de gebouwen. Dit alleen al is op zichzelf al een reden om ruimte te geven de aansluiting, ook in culturele zin, tussen vraag en aanbod te verbeteren. [21-02-2007]
DOCUMENT
Een superdiverse samenleving biedt nieuwe kansen, maar ‘super’ verwijst niet zozeer naar super goed als wel naar super complex. Toekomstig onderzoek naar praktijken van burgerschap en diversiteit staat daarom voor grote uitdagingen. De eerste uitdaging betreft ons taalgebruik. Ik stel voor dat we als onderzoekers voortaan het bijvoeglijk naamwoord ‘cultureel’ zoveel mogelijk vermijden. We kunnen constateren dat het bij Surinaamse gezinnen de gewoonte is om in huis je schoenen uit te doen, of dat Nederlanders gehecht zijn aan de traditie van Sinterklaas. Maar wat voegt de mededeling dat het gaat om een culturele gewoonte of traditie aan deze beweringen toe? Niets anders dan de suggestie dat die gewoonte of traditie veroorzaakt zou worden door een onderliggende Surinaamse of Nederlandse cultuur, terwijl het er alleen maar een (helemaal niet zo essentieel) onderdeel van uit maakt. Een tweede uitdaging is een epistemische uitdaging. In het onderzoek naar omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving moeten we, naast aandacht voor de relatie tussen immigranten en de autochtone bevolking, veel meer aandacht gaan besteden aan de relaties tussen immigrantengroepen onderling: onder welke voorwaarden ontstaan vruchtbare samenwerkings- en samenlevingsverbanden, en hoe te voorkomen dat groepen tegenover elkaar komen te staan? Welke symbolische en materiële machtsverhoudingen ontwikkelen zich, en welke rol spelen hierbij factoren als inkomen, opleiding, taal, religie en habitus? Het lijkt erop dat voor het begrijpen van deze sociale dynamiek zowel het conceptuele raamwerk van gevestigden en buitenstaanders van Elias en Scotson, als de noties van economisch, sociaal en cultureel kapitaal van Bourdieu nog steeds heel bruikbaar zijn. De derde, en misschien wel grootste uitdaging is een normatieve uitdaging. Op grond van de hier voorgestelde constructivistische conceptie van cultuur kunnen we constateren dat het geen enkele zin heeft om de vraag te stellen of ‘een cultuur’ in zijn geheel moreel beter of minder is dan andere culturen. Het is daarentegen uitermate zinvol, zelfs noodzakelijk, dat we een bepaalde traditie of praktijk onder de loep nemen, en gezamenlijk exploreren hoe rechtvaardig of hoe waardevol deze (nog) is binnen de nieuwe verhoudingen van een superdiverse samenleving. Bestuurders, beleidsmakers en professionals kunnen een positieve bijdrage leveren aan de onderlinge integratie in majority-minority steden, aan de verbetering van verstandhoudingen op de werkvloer, in het onderwijs, de gezondheidszorg, het publieke debat of de openbare ruimte, wanneer ze hun rol als normatieve professional serieus nemen. Het recente debat over de rol van de figuur van zwarte Piet in de Nederlandse Sinterklaas traditie is, hoe pijnlijk ook, een mooi voorbeeld hiervan. Een ander zinvol initiatief aan De Haagse Hogeschool is de start van een ‘dilemmabank’ een interactieve databank waar medewerkers, aan de hand van het (in overleg met veel betrokkenen ontwikkeld) Handelingskader Diversiteit, dilemma’s en oplossingen uit hun eigen praktijk kunnen indienen: als bron van discussie en reflectie.
DOCUMENT