Met dit onderzoek is getracht een indruk te krijgen van de overtuigingen die er in de praktijk bestaan ten aanzien van effectief ingrijpen om de ontwikkeling van ernstig crimineel gedrag in de adolescentie te voorkomen. Bij dit onderzoek is aan alle kanten de breedte opgezocht. Er is gekeken naar een brede range van factoren die van invloed zijn op een antisociale ontwikkeling en naar een heel scala aan inter-venties dat hierop aan kan grijpen. Dit heeft een breed overzicht van mogelijke aangrijpingspunten en daarop aansluitende, beschikbare interventies opgeleverd. De bij de praktijk opgehaalde resultaten dui-den op grote overeenstemming tussen respondenten over de prioritering van beschikbare interventies. Daarbij zien de respondenten duidelijk meerwaarde, voor de gehele ontwikkelingsperiode, in het ver-sterken van goed opgroeien (universele preventie) nog vóór er sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag. In grote lijnen zijn respondenten het ook eens over het inzetten van interventies gericht op het bijsturen in reactie op zorgwekkende signalen (primaire preventie) of op het stoppen en ombui-gen van delictgedrag (secundaire preventie). Wel is de mate van overeenstemming daarvoor iets min-der groot dan bij universele preventie. Praktijkprofessionals, onderzoekers en ervaringsdeskundigen sluiten met hun keuze voor deze interventies vooral aan bij interventies gericht op Familie, Kind en School om bijtijds in te grijpen op een antisociale ontwikkeling. Voor het bij bewoners versterken van gedeelde opvattingen rondom prosociaal gedrag in hun buurt is minder support, maar in de literatuur zijn er duidelijke aanwijzingen die het belang ervan onderschrijven. Tenslotte toont de literatuurstudie de meerwaarde om interventies multimodaal in te zetten, maar de wijze waarop dit het meest effectief is vraagt om aanvullend onderzoek. De resultaten van dit onderzoek bieden houvast voor beleidskeuzes, zowel landelijk als meer regionaal en lokaal. In respons op gesignaleerde problemen kan als eerste stap, met de praktijkprofessionals, lo-kaal informatie verzameld worden over: • beschikbare interventies voor 0-15 jarigen, gericht op Kind, Familie, School en Buurtfactoren op de verschillende preventieniveaus; • de wijze waarop deze interventies gecombineerd en multimodaal ingezet kunnen worden, best passend bij gesignaleerde problemen. • de keuze van interventies die ingezet kunnen worden als een antisociale ontwikkeling persistent en in toenemende mate ernstig blijkt te zijn. Ook kan er meer kennis opgedaan worden in het combineren van erkende interventies met ondersteunende vormen van advies, belangenbehartiging en begeleiding op dagelijkse stress verhogende om-standigheden. Beperkingen van het onderzoek liggen in: • de brede spreiding van respondenten waardoor zij als beroep of functie niet representatief zijn; • de beknopte vertaalslag van de interventies naar vragen in het Delphi-onderzoek die respondenten ruimte bood tot interpretatie; • de beperkte mate waarin respondenten op elkaars uitslag konden reageren.
Background: Multimodal prehabilitation programs are effective at reducing complications after colorectal surgery in patients with a high risk of postoperative complications due to low aerobic capacity and/or malnutrition. However, high implementation fidelity is needed to achieve these effects in real-life practice. This study aimed to investigate the implementation fidelity of an evidence-based prehabilitation program in the real-life context of a Dutch regional hospital.Methods: In this observational cohort study with multiple case analyses, all patients who underwent colorectal surgery from January 2023 to June 2023 were enrolled. Patients meeting the criteria for low aerobic capacity or malnutrition were advised to participate in a prehabilitation program. According to recent scientific insights and the local care context, this program consisted of four exercise modalities and three nutrition modalities. Implementation fidelity was investigated by evaluating: (1) coverage (participation rate), (2) duration (number of days between the start of prehabilitation and surgery), (3) content (delivery of prescribed intervention modalities), and (4) frequency (attendance of sessions and compliance with prescribed parameters). An aggregated percentage of content and frequency was calculated to determine overall adherence.Results: Fifty-eight patients intended to follow the prehabilitation care pathway, of which 41 performed a preoperative risk assessment (coverage 80%). Ten patients (24%) were identified as high-risk and participated in the prehabilitation program (duration of 33-84 days). Adherence was high (84-100%) in five and moderate (72-73%) in two patients. Adherence was remarkably low (25%, 53%, 54%) in three patients who struggled to execute the prehabilitation program due to multiple physical and cognitive impairments.Conclusion: Implementation fidelity of an evidence-based multimodal prehabilitation program for high-risk patients preparing for colorectal surgery in real-life practice was moderate because adherence was high for most patients, but low for some patients. Patients with low adherence had multiple impairments, with consequences for their preparation for surgery. For healthcare professionals, it is recommended to pay attention to high-risk patients with multiple impairments and further personalize the prehabilitation program. More knowledge about identifying and treating high-risk patients is needed to provide evidence-based recommendations and to obtain higher effectiveness.
LINK
Patiënten die fit een zware operatie in gaan hebben minder kans op complicaties en een betere kans om goed te herstellen na de operatie. Met prehabilitatie worden patiënten in een zo goed mogelijke algehele conditie gebracht voorafgaand aan hun operatie, met als doel de uitkomsten na de operatie te verbeteren. Prehabilitatieprogramma’s zijn bij voorkeur multimodaal. Multimodale prehabilitatie bestaat uit interventies die gericht zijn op het verbeteren van de fysieke fitheid, voedingsstatus, mentale status en eventuele andere leefstijlfactoren.
Jaarlijks worden er in Nederland ongeveer anderhalf miljoen operaties uitgevoerd. Na een operatie ontstaan vaak complicaties die het herstel van de patiënt ernstig kunnen belemmeren. Voor een beter herstel kan voorafgaand aan de operatie de belastbaarheid van de patiënt worden vergroot. Hiervoor wordt multimodale prehabilitatie ingezet, waarbij actief wordt geïntervenieerd op leefstijlfactoren zoals beweging, voeding, rookgedrag en alcoholgebruik. Eerstelijns MKB-fysiotherapeuten begeleiden prehabiliterende patiënten tijdens hun training. Het trainingsprogramma is gericht op het vergroten van de spierkracht en conditie. Patiënten volgen hiervoor driemaal per week een geprotocolleerd trainingsprogramma, gedurende een periode van ongeveer vier weken. Het trainingsprogramma is de centrale component van elk prehabilitatieprogramma en draagt in belangrijke mate bij aan een verbeterd postoperatief herstel. Voor het opstellen van een trainingsprogramma maken MKB-fysiotherapeuten gebruik van (regionale) protocollen en/of standaarden. Alhoewel deze voor een eenduidige aanpak zorgen, blijkt uit een steekproef bij 17 MKB-fysiotherapeuten dat deze nooit exact (kunnen) worden gevolgd. Patiënten verschillen immers in belastbaarheid, motivatie en/of beweegervaring, waardoor maatwerk noodzakelijk is. Een MKB-fysiotherapeut kan een trainingsprogramma op verschillende manieren aanpassen, waarbij de gevolgen voor de effectiviteit van de interventie niet altijd duidelijk zijn. MKB-fysiotherapeuten geven daarom aan dat er behoefte is aan een leidraad, waarin wordt geëxpliciteerd wat gewenste of ongewenste variatie is, zodat de gevolgen van gemaakte keuzes duidelijk zijn voor de zowel MKB-fysiotherapeut als de prehabiliterende patiënt. In dit project wordt in nauwe samenwerking met MKB-fysiotherapeuten onderzocht welke dilemma’s MKB-fysiotherapeuten ervaren bij het prehabiliteren van patiënten, waarna een leidraad wordt ontwikkeld waarmee effectieve prehabilitatie kan worden afgestemd op de mogelijkheden van de patiënt. Hiervoor wordt onderzocht wat gewenste en ongewenste variatie is bij prehabilitatie. Deze leidraad wordt vervolgens persoonsgericht en contextueel toegepast, geëvalueerd en doorontwikkeld in samenwerking met de eindgebruikers, waarna een implementatie -en disseminatieplan wordt ontwikkeld voor de ontwikkelde leidraad.