Voor het lectoraat staat het beantwoorden van de volgende vraag centraal: hoe kunnen professionals, werkzaam in de praktijk, de gezondheid en het welzijn van kwetsbare ouderen bevorderen? Door antwoorden te zoeken op deze vraag draagt het lectoraat bij aan een gezonde samenleving, een profilerend thema voor Hogeschool Inholland dat richting geeft aan de inrichting van het onderwijs en onderzoek. De Gezonde Samenleving verwijst naar een integrale benadering van zorg en welzijn, waarin de mens zelf centraal staat en niet de afzonderlijke problemen waar hij of zij tegenaan loopt.
Het Nederlandse overheidsbeleid is erop gericht dat burgers met gezondheidsproblemen zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen thuissituatie blijven wonen. Volgens ouderenorganisatie ANBO kan dit beleid uitsluitend worden gerealiseerd wanneer er voldoende woningen zijn voor mensen met een beperking. Er is een behoefte aan levensloopbestendige woningen die geschikt zijn of eenvoudig geschikt te maken zijn om een persoon tot op hoge leeftijd, met of zonder beperkingen en al dan niet met zorg, te ondersteunen bij zelfstandig wonen. In Horst aan de Maas bundelden Zuyd Hogeschool en verschillende MKB-bedrijven hun krachten met de ergotherapeut en de gemeente om particuliere woningbezitters te stimuleren deze woning levensloopbestendig te maken.
Full text beschikbaar met HU-account Achtergrond Multimorbiditeit, functionele beperkingen en kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen leiden tot een toenemende zorgcomplexiteit in de eerstelijn. Een proactieve, integrale aanpak is hierbij noodzakelijk. In de periode oktober 2014–oktober 2015 is een evidence-based proactief zorgprogramma voor kwetsbare ouderen geïmplementeerd in de regio Noord-West Veluwe en Zeewolde. In deze studie is de haalbaarheid van de implementatie geëvalueerd. De focus lag op de verbinding en samenwerking tussen het medische en sociale domein. Methoden Met een mixed-methods design zijn verschillende procesindicatoren geanalyseerd. Data waren afkomstig van routine zorggegevens uit de huisartsenpraktijk, vragenlijsten en interviews met ouderen. De vragenlijsten gaven inzicht in verwachtingen en ervaringen ten aanzien van het programma en waren op baseline en na zes maanden follow-up afgenomen bij huisartsen, praktijkondersteuners ouderenzorg (POH’s-OZ) en na 12 maanden bij andere professionals uit verschillende domeinen (stakeholders). Interviews met ouderen en hun mantelzorgers brachten de ervaringen in kaart. Regionale werkgroepen waren opgezet waarin verschillende professionals participeerden om de verbinding tussen de domeinen te realiseren. Resultaten Het proactieve zorgprogramma is geïmplementeerd in 42 huisartsenpraktijken die zorg verlenen aan 7904 75-plussers. In totaal vulden 101 zorgverleners en 44 stakeholders de vragenlijst in. Voorafgaand aan de implementatie bleek zowel bij zorgverleners als bij de stakeholders behoefte aan meer structuur, samenwerking en coördinatie in de zorgverlening aan kwetsbare ouderen. De implementatie van het proactieve zorgprogramma verbeterde significant de structuur in de organisatie van zorg en transparantie over verwijsmogelijkheden met respectievelijk 34 % (p ≤ .001) en 27 % (p = .009). Zowel zorgverleners als stakeholders gaven na afloop van de implementatie aan kwetsbare ouderen beter in beeld te hebben dan voor de implementatie (p = .005). Ongeveer de helft van de deelnemers vond na afloop dat de regionale afstemming is verbeterd. Kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers waren tevreden met de insteek, opzet en uitvoering van de nieuwe proactieve zorg. De POH’s-OZ gaven aan dat de screeningsvragenlijst te lang was en veel tijd kostte. Ook is niet voor alle ouderen die kwetsbaar waren een zorgplan opgesteld. Conclusie De implementatie van het proactieve zorgprogramma bleek haalbaar. Een sterke verbinding en domein overstijgende samenwerking is gerealiseerd. Het programma kon eenvoudig aangepast worden aan de actualiteit en de lokale context.
Jongeren met chronische aandoeningen worden vaak geconfronteerd met problemen in het dagelijks functioneren, waarbij vermoeidheid wordt genoemd als het meest invaliderend. De prevalentie van vermoeidheid onder jongeren met chronische aandoeningen varieert tussen de 51-75%. Vermoeidheid kan onafhankelijk ontstaan van het onderliggende pathologisch mechanisme; uit literatuur blijkt dat ziekte-specifieke benaderingen weinig of nauwelijks effect hebben op vermoeidheid. Vermoeidheid wordt bovendien te laat opgemerkt of blijft onbehandeld. Inzicht in de ziekte-overstijgende mechanismen van vermoeidheid is van belang om vroegtijdig opsporen en de ontwikkeling van passende interventies te faciliteren. Dit postdoc onderzoek richt zich op het ontrafelen van ziekte-overstijgende mechanismen van vermoeidheid vanuit het perspectief van jongeren, het gezin en de fysieke en sociale leefomgeving. Binnen een longitudinale cohortstudie gedurende 12 maanden worden 208 jongeren met verschillende chronische aandoeningen gemonitord. Naast traditionele onderzoeksmethodieken zoals vragenlijsten en fysieke testen, wordt gebruik gemaakt van remote sensoring, linked data en context mapping (=kwalitatieve methode). Studenten die participeren in het onderzoek zullen de mogelijkheden en beperkingen van zulke methoden ervaren. Dit kan o.a. bijdragen aan het integreren van zorgtechnologie in het dagelijks (kinder)fysiotherapeutisch handelen. We ontwikkelen een theoretisch raamwerk dat de basis legt voor betere vroegdetectie (op afstand en non-invasief) van vermoeidheid en voor het identificeren van mogelijke aangrijpingspunten voor behandeling (doelstelling 1 en 2). Verder draagt het postdoc onderzoek bij aan een beter inzicht in de rol van de sociale en fysieke leefomgeving bij de maatschappelijke participatie van jongeren met chronische aandoeningen (doelstelling 3). Studenten zullen in veldwerk ter plaatse metingen doen, de leefsituatie verkennen en samen met zorgprofessionals en docenten hun klinische blik verrijken. Doordat zij daadwerkelijk in de leefomgeving van jongeren zelf aanwezig zijn kan dit bijdragen aan bewustzijn over de rol van verschillende sociale en fysieke factoren op vermoeidheid en op de maatschappelijke participatie van jongeren met uiteenlopende chronische aandoeningen.
Binnen de spoedzorg groeit het aandeel patiënten met meerdere complexe aandoeningen. De spoedzorg is primair ingericht op levensreddend handelen, maar dit kan leiden tot onbedoelde schade. Naast de focus op levensreddend handelen moet de spoedzorg afgestemd worden op specifieke en context-gebonden zorgbehoeften van patiënten met meerdere complexe aandoeningen.
Binnen de spoedzorg groeit het aandeel patiënten met meerdere complexe aandoeningen. De spoedzorg is primair ingericht op levensreddend handelen, maar dit kan leiden tot onbedoelde schade. Naast de focus op levensreddend handelen moet de spoedzorg afgestemd worden op specifieke en context-gebonden zorgbehoeften van patiënten met meerdere complexe aandoeningen.Doel Doel van dit project is het afstemmen van spoedzorg op behoeften en ervaringen van patiënten (en hun naasten) met meerdere complexe aandoeningen om onbedoelde schade door spoedzorg te minimaliseren of te voorkomen, zonder de essentiële focus op levensreddend handelen uit het oog te verliezen. Resultaten Inzicht in de aard en impact van onbedoelde schade door spoedzorg vanuit het perspectief van patiënten en hun naasten evenals de uitdagingen en barrières die betrokken zorgprofessionals hierin ervaren. Een duurzame wetenschappelijke en kennisinfrastructuur rond spoedzorg voor patiënten met meerdere complexe aandoeningen waar praktijk, onderwijs en wetenschap nauw samenwerken om maximale impact op dit onderwerp te krijgen. Looptijd 01 januari 2022 - 31 december 2025 Aanpak Door het toepassen van kwalitatieve onderzoeksmethoden krijgen we inzicht in de aard en impact van onbedoelde schade door spoedzorg bij ‘kwetsbare ouderen’ en ‘psychisch ontregelde patiënten’. Om de onderzoeksresultaten te kunnen vertalen naar praktijk en onderwijs, wordt een wetenschappelijk netwerk opgebouwd waarin zowel praktijk, onderwijs en onderzoek vertegenwoordigd zijn. Het perspectief van patiënten (en hun naasten) speelt een centrale rol in het onderzoek zelf, maar ook binnen het wetenschappelijke netwerk. Financiering Het opzetten van deze onderzoekslijn wordt gefinancierd met een ZonMw Fellowship voor talentvolle onderzoekers, registratienummer 10040022110004.