Het doel van het onderzoek is om in opdracht van de directie van FHK een bijdrage te leveren aan het SHRM beleid gericht op het realiseren van strategische doelstellingen op het gebied van vakmanschap. Door met deze bijdrage inzicht te geven in de achtergronden, oorzaken en samenhang van de huidige veranderbereidheid van het docenten bij vier opleidingen van FHK (Dans, Docent Beeldende Kunst en Vormgeving, Muziek en Theater) in relatie tot de strategie in een sterk veranderende omgeving.
DOCUMENT
As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
DOCUMENT
Onderzoek naar de vormgeving van het leerecosysteem Coolhaven Collab, een culturele proeftuin, in het kader van Rotterdamse cultuurbeleid 2021-2024. In het kader van de regioplannen in het cultuurbeleid is er plaats voor regionale proeftuinen. In de regio Rotterdam bestaat de proeftuin uit het project Campus Coolhaven. In Campus Coolhaven werken Maastheater/Maaspodium, Grounds/WMDC, Jeugdtheater Hofplein, Codarts, het Albeda College (MBO theater/dans /muziek) en schoolbestuur LMC (theatermavo; havo/vwo voor muziek en dans) samen. Al deze instellingen werken in Coolhaven. De ambitie is, aldus de aanvraag, “het bieden van ruimte en perspectieven aan creatief MBO-talent (16 tot 25 jarigen) binnen de podiumkunsten, dat daarmee kan doorstromen naar een diverse creatieve beroepspraktijk of het HBO kunstvakonderwijs”. Op de achtergrond speelt de observatie mee dat in de superdiverse stad Rotterdam een deel van het potentiële talent ‘onder de radar’ van de formele culturele infrastructuur blijft, en dat dat ongewenst is. In het project wordt daarom gewerkt aan het ‘slechten van drempels’ en daarbij wordt de informele culturele infrastructuur (grassroot-organisaties, bijvoorbeeld van minderheden in Rotterdam) actief betrokken. In het projectplan is € 20.000 gereserveerd voor een onderzoek naar MBO talent dat zich zowel binnen het formele circuit ontwikkelt als erbuiten in communities en het betrekken van mensen uit die communities bij het traject. Dit doen de proeftuinorganisaties door het scouten en volgen van een aantal talenten in verschillende fases, het uitnodigen van mensen uit die communities bij de instellingen voor kennismaking/workshops/ontmoetingen etc. Aan prof.dr. Evert Bisschop Boele, bijzonder hoogleraar ‘betekenis van cultuurparticipatie’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en lector Kunsteducatie aan de Hanzehogeschool Groningen, is gevraagd om met een plan te komen om dit onderzoek uit te voeren.
De nieuwe jeugdwet (2014) en de wet op passend onderwijs (2012) hebben als doel kinderen zoveel mogelijk in hun eigen leeromgeving laten opgroeien, waarbij het onderwijs en de jeugdhulp rondom het kind en het gezin worden georganiseerd (Coalitie passend onderwijs - jeugdhulp - zorg, 2018). Als gevolg hiervan wordt van professionals in het domein ‘kind en educatie’ (onderwijs, kinderopvang, sociaal werk, jeugdzorg, buurtwerk, sociaal werk en gemeente) steeds meer verwacht dat ze samenwerken met professionals uit verschillende sectoren om de zorg rondom het kind zo optimaal mogelijk te organiseren (interprofessioneel samenwerken). Van lerarenopleiders wordt verwacht dat zij studenten voorbereiden op het interprofessioneel samenwerken in de praktijk. Hiervoor is goed inzicht in deze complexe beroepstaak essentieel. In recente literatuur wordt de noodzaak van interprofessioneel samenwerken steeds benadrukt (Peeters, 2018; Slot & Leseman, 2019), echter een eenduidig beeld van wat goed interprofessioneel samenwerken inhoudt ontbreekt nog, evenals de complexiteitsfactoren die een rol spelen in het werkveld. In het postdoconderzoek wordt door cognitieve taakanalyse (CTA) inzichtelijk gemaakt welke kennis, vaardigheden en attitudes onderwijsprofessionals nodig hebben voor interprofessionele samenwerking. Door middel van interviews, observaties en expertmeetings met onderwijsprofessionals in tien goede praktijkvoorbeelden, wordt een vaardighedenhiërarchie ontwikkeld: een overzicht van alle vaardigheden en hun onderlinge relaties. Daarnaast worden complexiteitsfactoren in kaart gebracht. Deze inzichten worden gebruikt om onderwijsmodules te ontwikkelen voor opleidingen binnen KPZ. Uitgangspunt is het vier-componenten instructiemodel dat uitgaat van een hele-taak-benadering (Van Merriënboer & Kirschner, 2018). Dit model is uitermate geschikt voor het aanleren van complexe beroepstaken waarbij kennis, vaardigheden en attitudes geïntegreerd zijn. Studenten leren in authentieke leertaken (ontleend uit de CTA) oplopend in complexiteit interprofessioneel samen te werken. Naast het ondersteunen van studenten, draagt dit onderzoek bij aan professionalisering van lerarenopleiders en geeft het inzicht aan het werkveld in de volle breedte van interprofessioneel samenwerken.
De populatie in onze grote steden diversifieert in hoog tempo. Stedelijk beleid geeft steeds vaker erkenning aan deze diversiteit waardoor diensten zich steeds opener en inclusiever opstellen. Etniciteit, leeftijd, fysieke of mentale beperking, gender of armoede zouden in theorie geen barrière meer mogen vormen om te participeren in de stad. Professionals op het gebied van cultuureducatie die in stedelijke contexten werkzaam zijn, krijgen binnenschools en buitenschools rechtstreeks te maken met deze toenemende diversiteit. Op de werkvloer zorgt deze maatschappelijke opgave echter voor lastige uitdagingen. Sociale en inclusievaardigheden zijn daarom deel gaan uitmaken van het competentieprofiel van de kunsteducator van vandaag. De kunstvakopleidingen Docent Muziek (DoMu) en Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) van de Hanzehogeschool die studenten opleidt om als kunsteducator aan de slag te gaan willen deze competenties intensiever, actueler en werkveldgetrouwer gaan faciliteren in hun onderwijs door een bestaande leeromgeving te gaan verrijken. De verrijking bestaat uit het op een intensievere, werkveldgetrouwere en actuelere manier faciliteren van inclusievaardigheden in bestaande studieonderdelen. Aanvullend en overkoepelend zal een zogenaamd innovatie-atelier worden gevormd door studenten, docenten, onderzoekers en werkveld. Het innovatie-atelier wil verdieping en actualiteit aanbrengen en innovatie aanjagen in het meerstemmig denken en handelen van studenten die in een stedelijke context opereren.Het onderzoek focust zich op de effecten van het innovatie-atelier op studenten. De concrete opbrengsten bestaan uit een open access proces- en werkvormbeschrijving van de verrijkte leeromgeving in het bijzonder bedoeld voor City Deal Kennis Maken partners, een vakinhoudelijk artikel over (het leren over) meerstemmige kunsteducatie, een openbaar disseminatieseminar en een verkenning van inbedding van het innovatie-atelier in de betrokken opleidingen.