De directe aanleiding voor het onderzoek naar festivalbeleving in 2009 was een vraag van de organisatie van het festival Highlands in Amersfoort aan het Crossmedialab. Men wilde weten hoe bezoekers het festival ervoeren en waardeerden. Dit sloot ook aan bij de onderzoekslijn naar de invloed van sociale media in verschillende contexten waarvan de festivalcontext er een van was. In de jaren daarna zijn door het Crossmedialab vergelijkbare empirische onderzoeken uitgevoerd bij Appelpop, Festival de Beschaving en Gluren bij de Buren. Dit rapport poogt een gedetailleerd verslag te geven van het onderzoek naar festivals dat in de jaren 2009-2012 werd uitgevoerd. Het bevat ook een gedetailleerde verslaglegging van de analyse van de resultaten. Hoewel het als een onafhankelijk rapport kan worden gelezen, kan het tevens worden gezien als een uitgebreide appendix van het CELL cahier Festivalbeleving (Van Vliet et al 2012).
Tijdens het Futurelab VR Maestros is door het Expertisecentrum Creatieve Technologie onderzocht wat virtual reality-ervaringen kunnen toevoegen aan de praktijk van musici. Het lab vond plaats van 11 tot en met 13 april 2017 op HKU Utrechts Conservatorium.Aan het driedaagse experiment deden docenten, studenten en onderzoekers van HKU mee. Eén van de doelen was testen of het mogelijk is een muzikant met behulp van virtual reality plaats te laten nemen in een eerder opgenomen orkestomgeving of ensemble. Ook vergeleken de deelnemers verschillende microfoon-, opname-, streaming- en mixage-technieken in de context van Virtual Reality.
We bespreken hier een van de eerste resultaten van onderzoeksprogramma Curious Minds – Kunsteducatie van de Onderzoeksgroep Kunsteducatie van de Hanzehogeschool Groningen. Curious Minds is de Engelse benaming voor de TalentenKrachtbenadering, een vakoverstijgende benadering die leraren in het basisonderwijs helpt de talenten van hun leerlingen in het domein wetenschap en techniek te bevorderen door aan te sluiten bij hun nieuwsgierigheid en onderzoekende houding.In de regio Noord-Nederland wordt onderzocht of en hoe deze benadering kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van goed kunstonderwijs opde basisschool.Dit artikel gaat alleen over muziekles. Het volledige artikel waarin ook de casus van een beeldende kunstles wordt besproken, is te vinden in de LKCA-publicatie Cultuur+Educatie (2020)*.
LINK
A) De muziek uit de lange 19e eeuw (vanaf Beethoven tot Debussy) is de kern van het repertoire dat de klassieke muziekindustrie op ieder niveau domineert: vanaf de conservatoriumopleidingen tot de concert- en festivalprogrammering en het academisch onderzoek. Dit wordt vaak opgevoerd als een reden om dit repertoire ‘met rust te laten’. We weten echter dat de wereld van klassieke muziek ‘in crisis’ is, met aan de ene kant teruglopende publieksparticipatie en dalende budgetten en aan de andere kant de vrees om de status quo te verstoren en daardoor het geringe publiek en de beperkte middelen te verliezen. B) Artistiek onderzoekers hebben recentelijk een diepe kloof ontdekt in de manier waarop dit kernrepertoire in de 19e eeuw werd gespeeld, ervaren, begrepen en onderwezen, in vergelijking tot de manier waarop dit tegenwoordig wordt gedaan. Zij ontdekten ook een verontrustende kloof tussen wat ‘moderne’ musici weten, wat zij denken te doen, en wat zij feitelijk doen – met name met betrekking tot hun overtuigingen over artistieke ‘eigenaarschap’ en historische informatie. Onderzoekers hebben ontdekt dat dit uitvoerders-perspectief nieuw leven in blazen een verfrissende werking heeft op hoe wij ons verbinden met dit repertoire, terwijl tegelijkertijd oplossingen gezocht en aangedragen worden in het streven van de klassieke muziek naar relevantie en verbinding met de werkelijkheid van vandaag. Deze bevindingen dienen echter vanuit de sfeer van het artistiek onderzoek door te vloeien naar andere segmenten van de muziekindustrie. C) Dit project heeft als casus de heroverweging van het meest vereerde romantische repertoire, dat van Johannes Brahms, en stelt zich ten doel de 19e-eeuwse muzikale praktijk te ‘reanimeren’, zodat de hierboven onder A) genoemde crisis van de klassieke muziekindustrie, en ook de onder B) genoemde kloof tussen mainstream ‘moderne’ uitvoeringspraktijk en historische geïnformeerde uitvoeringspraktijk onder handen genomen worden.