Het bewegingsonderwijs op scholen draagt nadrukkelijk bij aan de sport- en beweegcultuur in Nederland. In dit artikel wordt de staat van het bewegingsonderwijs in Nederland opgemaakt. Soms wordt dit type onderwijs ook genoemd gymnastiek of Lichamelijke Opvoeding. Bewegingsonderwijs staat op het lesrooster in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs (algemeen vormend en beroepsonderwijs) en soms op het middelbaar beroepsonderwijs. We nemen ook mee hoe NOC*NSF en de politiek staan tegenover het bewegingsonderwijs. Daartoe spraken we met Erik Lenselink, manager sportontwikkeling NOC*NSF en lid van de BVVS. We ronden dit artikel af met enkele opmerkingen over he belang van bewegingsonderwijs.
DOCUMENT
Sportbonden staan onder grote druk om steeds marktgerichter te opereren. De koepelorganisatie NOC*NSF constateerde enkele jaren geleden dat de georganiseerde sport marktaandeel aan het verliezen was.Volgens NOC*NSF kwam dat doordat de bonden en verenigingen niet met de tijd meegingen. Met hulp van een gerenommeerd marketingbureau hebben vervolgens zestig sportbonden een marketingplan opgesteld om hun activiteitenaanbod te vernieuwen. De voorbeelden die daarbij gebruikt werden waren veelal afkomstig uit het bedrijfsleven. Marketingtechnieken, ontleend aan het bedrijfsleven, zijn voor sportbonden echter slecht toepasbaar gebleken. Sportbonden zijn nu eenmaal geen innovatieve, bedrijfsmatig gerunde organisaties. Zo zijn zij niet gewend te werken met investeringen vooraf, is belangenbehartiging van hun leden hun belangrijkste taak, worden hun verenigingen niet van bovenaf aangestuurd, en worden zij gekenmerkt door een democratische besluitvormingscultuur. Eigenschappen die zich slecht laten verenigen met een snelle, marktgerichte besluitvorming, waarbij inspringen op wensen en behoeften en een ruime blik op potentieel interessante doelgroepen een vereiste is. Bij het verruimen van hun aanbod kunnen sportbonden zich volgens dan ook beter richten op initiatieven die dichter bij hun eigen praktijk staan en dichter bij hun traditionele achterban. Zo heeft de Korfbalbond de zogenaamde 'Kangoeroe Klup' ontwikkeld, met de bedoeling om de jongste familieleden van korfballers op een speelse manier met korfbal kennis te laten maken. Een concept dat wel zijn vruchten heeft afgeworpen. Een ander, belangrijk aspect waar sportbonden rekening mee moeten houden is de van oudsher democratische besluitvorming bij die sportbonden. Dat deze tot grote frustratie kan leiden bij sommige, meer innovatief ingestelde bondsmedewerkers die zo hun vernieuwende ideeën zien sneuvelen, is begrijpelijk. Maar het inperken van de macht van de achterban is volgens de promovenda geen oplossing voor dit probleem. Daarmee raak je immers aan het bestaansrecht van sportbonden, bestaande uit belangenbehartiging van en dienstverlening aan verenigingen.
DOCUMENT
Special Heroes is een sportstimuleringsprogramma die zich richt op kinderen in het speciaal onderwijs. Het doel is om deze kinderen te laten ervaren hoe leuk sport kan zijn en daarbij de sportdeelname van deze doelgroep te verhogen. Om dit te bereiken wordt de stap naar de vereniging verkleind door de sportvereniging clinics te laten geven op speciaal onderwijs scholen. De monitor van dit sportstimuleringsproject in het cluster 4 geeft aan dat de kinderen hebben ervaren hoe leuk sport kan zijn en heeft een aantal aspecten in kaart gebracht die sportdeelname bij deze doelgroep kan verhogen. Publicatie In opdracht van de programmaorganisatie Special Heroes (samenwerkingsverband van Stichting Onbeperkt Sportief, NOC*NSF en PO-raad)
DOCUMENT
Om de maatschappelijke waarde van topsportevenementen te vergroten heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) samen met NOC*NSF en de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) een Nationale Topsportevenementen Strategie (NTS) voor de periode 2021-2030 ontwikkeld. De minister voor Medische Zorg en Sport geeft in de kamerbrief (d.d. 25 november 2020) aan daaraansluitend een onderzoeksprogramma naar de maatschappelijke betekenis van sportevenementen te willen (laten) ontwikkelen en financieren, zoals ook de Nationale Sportraad eerder adviseerde. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft aan de Haagse Hogeschool (HHS) en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) gevraagd om gezamenlijk een eerste stap te zetten voor een breed gedragen en duurzaam onderzoeksprogramma op het gebied van (top)sportevenementen. De onderzoeksvragen daarbij luiden: 1) Welke kennisbehoefte is er bij stakeholders om een breed palet aan maatschappelijk verantwoord georganiseerde topsportevenementen te realiseren, waarbij gebruik wordt gemaakt van het bijkomende podium en 2) op welke manier dient het proces georganiseerd te worden volgens stakeholders om te komen tot bruikbare inzichten die voorzien in deze kennisbehoeften.
DOCUMENT
Special Heroes heeft als doel om de beoefening van sportieve activiteiten door leerlingen in het speciaal onderwijs te bevorderen. Na een succesvolle pilot, hebben Gehandicaptensport Nederland, NOC*NSF en de Landelijke Vereniging voor Cluster 3-scholen (LVC3) vanaf 2009 het programma Special Heroes verder uitgerold. Om te evalueren hoe het programma is verlopen, is bij de start en aan het eind van de programmaperiode onderzoek uitgevoerd onder cluster 3-scholen van het speciaal onderwijs (SO en VSO). Deze scholen zijn gespecialiseerd in onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke of lichamelijke handicap, een meervoudige handicap en aan langdurige zieke leerlingen. Dit rapport gaat in op de eindsituatie bij de cluster 3-scholen en hun leerlingen, zoals we vaststelden medio 2012 (1-meting). Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van vragenlijsten onder deelnemende scholen (n=34) en ouders/leerlingen (n=3.004). Daarnaast is kwalitatief onderzoek uitgevoerd bij tien scholen (interviews met vakleerkrachten, trainers, leerlingen en ouders) en bij programmamedewerkers van Special Heroes (7 bijeenkomsten). Tussentijds is een vragenlijst afgenomen onder sportaanbieders (n=136). Het rapport beschrijft de behaalde resultaten van Special Heroes op organisatieniveau en op het niveau van de einddoelgroep (cluster 3-leerlingen).
DOCUMENT
Sports constitute a basis of fun for many (young) people and can contribute to important social developments. Sport can also yield opposite results:: arrogance, bullying, (sexual) intimidation, discrimination. Effects are largely influenced by the context of (youth) sport participation. In facing the reality of organized sport, creating a safe and pedagogical environment is not a priori inherent in sports. Many sports associations and clubs still primarily and too often focus on issues like schedules, organizing training and competitions, being financially sound and ensuring the continuity of their organizations. Specific policies for the prevention of harassment and abuse in sport hardly ever reach a local level. Experts speak of an implementation issue. In search for innovative approaches, Positive Behavior Support (PBS) was also introduced in the sport context. In this article, the preliminary evaluation of first experiences with PBS in local sport clubs (which are mostly run by volunteers) is described on the basis of seven insights. Conclusions can be drawn that PBS can be a guiding principal in sport clubs with organizational strength, although it needs specific translation within the context of sport. Further research is required to determine those significant adjustments.
DOCUMENT
In 2005 and 2006, almost sixty Dutch National Sport Federations (NSFs) participated in a special program for creating a marketing strategy for the next four years. This program was initiated and organized by NOC*NSF (the Dutch Olympic Umbrella Sports Organization). The NSFs had to joint the project to receive funds. For most of them it was the first time they seriously analyzed the market with the aim of developing new programs. The purpose of this paper is to explore to what extent Dutch NSFs are capable to change their structures to become more market oriented and more market responsive in order to write strategic plans. The changed structures are investigated using the "institutional theory" (Tolbert & Zucker, 1996) and are explained by exogenous (market context and institutional context) and endogenous (interests, values, power dependencies, and capacity for action) dynamics from the neo-institutionalist framework (Greenwood & Hinings, 1996). In 2005 NSFs were expected to be in a pre-institutionalized stage, i.e. they were supposed to develop new organizational structures in response to specific problems (Kikulis, 2000). Now, approximately 1½ years after finishing their strategies, the question arises whether they have reached the semi-institutional stage, i.e. whether the new structures or actions are diffused across organizations, yet still subject to change and whether old structures are yet eroding (Kikulis, 2000). Methods Studying the intended structural change of NSFs requires an in-depth study of their social reality and the reactions and interpretations of involved actors, including their applied meanings to certain situations. Greenwood & Hinings (1996) plead for detailed comparative case-studies when studying institutional changes. Therefore three NSFs has been selected: The Royal Dutch Korfball Federation (KorfFed); The Royal Dutch Billiards Federation (BillFed); and the Dutch Jeu de Boules Federation (JeuFed). These three federations differ on size, amount of housed sports, number of associated clubs, sorts of intermediary decision making bodies, employed FTE's, and more. Therefore it is expected that the tempo of institutionalization of the new, market oriented, structures, will differ among them. Sugden & Tomlinson (2002) developed a multi-method style of qualitative research for making sense of the deep, inside information below the surface of everyday life. They call it the "Brighton method. Applying the Brighton method for this research implies that the three cases will be studied with respect to their history, their present marketing actions, their results and the changes in their organization. In-depth interviews, document analysis (policy plans, marketing plans and more), and where possible observations and participations are used to create a critical and investigative view of the organizations in change. Results The KorfFed used the marketing program to further develop existing programs. Although the outcomes of these programs were not new, the program has opened the eyes of the president, director and staff members. They are now conscious of the urgency of a market orientation, and a marketing orientation (a marketing position has already been introduced), and they see opportunities in attracting non-competition playing korfball players. They have, however, not yet reached the phase of semi-institutionalization of the market oriented structures. This can be concluded from the following: - The organization still has an ad-hoc character; - Some board members still make decisions based on their own insights rather than on information from the professional part of the organization; - Decisions to start programs are still grounded on subsidy possibilities rather than on market possibilities. Interest dissatisfaction and power dependencies are the main dynamics that form barriers in the planned organizational change. The BillFed is a federation that covers four disciplines, i.e. pool, snooker, carom, and billiard 3 cushions. The federation used to act upon these four disciplines. The marketing program has made clear that the BillFed should act upon target groups instead of on these disciplines. Therefore, the federation created a vision to reach youth, young adults, as also elderly people. Carrying out this new vision requires a market orientated structure (focus on target groups) instead of an internal orientated structure (focus on discipline groups). This new vision is created on an upper level (general board together with professional staff) in the organization. This federation also introduced a professional marketing position. Unfortunately, the underlying layers remain slightly passive and are not willing to work along the new structures, which mean that the new structures have not been diffused across the whole organization. Interest dissatisfaction, value commitments and power dependencies are the problematic dynamics. The JeuFed used to have a strong competition and tournament (internal) orientation, while many jeu-de-boules players play the game just for fun. The marketing program has created the insight that the just-for-fun players are also an important target group. Hence, 3 projects are developed to make club membership more attractive for all jeu-de-boules players. Since the federation never worked with projects before, they just found out that implementing projects such as these requires new structures. The JeuFed has just arrived in the pre-institutionalized phase, still far away from the semi-institutionalized chapter. Power dependencies and a lack of capacity for change are influencing dynamics in this case. Discussion Although it is already 1½ years ago that Dutch NSFs finished their marketing program, in none of the described cases the new structures have reached the semi-institutional stage. These new structures or actions are not yet diffused across the organizations, and the old structures are not eroding. In all three cases another combination of endogenous dynamics are influencing the process of organizational change. Continuing research is needed to find out whether these federations will ever reach the next stage of institutionalization and which dynamics will play an important role.
DOCUMENT
Opkomst en ontwikkeling van de Olympische Wereldspelen met aandacht voor Nederlandse prestaties.
DOCUMENT
De aanleiding voor de ontwikkeling van het Spoorboekje is het project Vrijwilligersbeleid in de Sport van NOC*NSF dat in samenwerking met de NFWS en andere sportorganisaties wordt uitgevoerd. De uiteindelijke bedoeling van dit project is dat alle sportverenigingen een eigen beleid -in welke vorm dan ook- ontwikkelen dat ondersteunend werkt en richting geeft aan het vrijwillige werk in de sportvereniging. Het beleid van NOC*NSF en andere partners is erop gericht om praktische ondersteuning te bieden bij een aantal zaken waarvan verenigingen melden dat zij daarmee moeite hebben. Dit zijn: werven en plaatsen van vrijwilligers begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers deskundigheid bevorderen van vrijwilligers afspraken maken met vrijwilligers Deze onderwerpen zijn uitgewerkt in een serie van vijf praktische handboekjes (het vijfde boekje zet de vier bovengenoemde onderwerpen om in een beleidsmatig verband). Naast kennisname en het gebruik maken van de boekjes kunnen verenigingen gebruik maken van de cursus 'Vrijwilligerscovrdinator', voorlichtingsbijeenkomsten over het onderwerp vrijwilligersbeleid in de sportvereniging en zich door een zogenaamd verenigingsondersteuner (van de bond of provinciale sportraad) laten adviseren en/of begeleiden.
DOCUMENT
Deel 2 van een drieluik over de Olympische Spelen in de Griekse oudheid. De eerste bijdrage ging over begin en einde van deze Spelen, de relatie met andere grote sportevenementen en de context van de Griekse oudheid. In deze bijdrage gaat het om de religieuze oorsprong en de organisatie van de Spelen.
DOCUMENT