In de tweede kamer zijn onlangs vragen gesteld over de ‘niet-bezoeker’. In deze notitie schetsen we, op basis van bestaand onderzoek, een beeld van wat er bekend is over de ‘niet-bezoeker’. Uit onderzoek blijkt dat het cultuurbereik in Nederland boven de 90% van de Nederlandse bevolking ligt; beperken we ons tot voorstellingen van gecanoniseerde cultuur dan gaat het om circa 40%. Met die cijfers behoren we tot de Europese koplopers. Daarnaast participeert een aanzienlijk deel van de bevolking – in een sterk veranderende context –actief in cultuur.Om na te denken over het verder vergroten van cultuurbereik is het onderscheid zoals gehanteerd in Van den Broek (2013) nuttig: er bestaan (regelmatige en incidentele) bezoekers, geïnteresseerde niet-bezoekers en niet-geïnteresseerde niet-bezoekers. Voor het verhogen van bezoek onder niet-bezoekers bestaan in de huidige situatie twee aangrijpingspunten: het vergroten van interesse en het wegnemen van praktische drempels. Analyse van huidig onderzoek leert dat het weliswaar voor specifieke groepen nodig zal zijn om in te zetten op het slechten van praktische drempels (bijvoorbeeld fysieke drempels voor mindervaliden of financiële drempels voor gezinnen met een laag inkomen), maar dat een minstens zo grote uitdaging ligt in het opwekken of vergroten van interesse onder de niet-bezoekers. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van kennis omtrent de motieven van de huidige bezoekers, maar er mag niet van uit gegaan worden dat de mogelijke bezoekmotieven van niet-bezoekers op hetzelfde vlak liggen.Pogingen om de interesse te vergroten kunnen op verschillende manieren vorm krijgen. Educatie, het aanbod aanpassen aan de smaak van groepen niet-bezoekers, en vormen van dialoog en co-creatie met het beoogde publiek worden alle al in de praktijk gebracht, met wisselend succes. In al deze activiteiten is het fundamenteel doordenken van de waarde van kunst en cultuur van groot belang. Het loslaten van een strikt marktdenken waarin de markt bestaat uit vraag en aanbod en uit producenten en consumenten ten faveure van een meer dialogische en procesgerichte benadering van de waarde van kunst en cultuur kan de basis daarvan zijn. Een belangrijke vraag betreft de overheidsondersteuning en -financiering van kunst en cultuur in Nederland. Indien men van opvatting is dat de waarde van cultuur zich niet beperkt tot gecanoniseerde cultuur en/of dat het van belang is te komen tot een meer gelijkmatige verdeling van overheidsgelden voor cultuur over de hele bevolking, kan het nodig zijn om de uitgangspunten van cultuursubsidiëring opnieuw te doordenken. Het aangaan van deze discussie is geen sinecure omdat het gaat over de grondslagen van ons bestel.Op basis van de huidige kennis over de ‘niet-bezoekers’ lijken er geen ‘quick wins’ te zijn. Daarvoor is enerzijds de mate van cultuurparticipatie in het algemeen te hoog; en waar het het achterblijven van participatie aan gecanoniseerde cultuur betreft, zullen maatregelen op het gebied van het wegnemen van drempels en het vergroten van de motivatie naar verwachting bescheiden resultaat opleveren. Indien de ‘niet-bezoeker’ werkelijk een problematische categorie vormt, dan is het grondig doordenken van de fundamenten van cultuurbeleid geboden.
All over the world, sport events are seen as significant tools for creating positive social impact. This is understandable, as sport events have the power to attract enthusiastic participants, volunteers and to reach large audiences of visitors and followers via (social) media. Outbursts of excitement, pleasure and feelings of camaraderie are experienced among millions of people in the case of mega events. Still, a fairly large section of the population does not care that much for sports. Some may experience road blocks, litter and noise disturbance from the events. Sport events generally require investments, often from local or national authorities. Concerned citizens rightfully point at alternative usage of public money (e.g. schools, health care). Thrills and excitement are good things, but does that warrant public money being spent on? Or is there a broader social significance of sport events? Can sport events help alleviate societal issues (like cohesion, inequality and non-participation), do they generate a social impact beyond what spectators experience during the event? In this report the authors have aimed to describe the state of play as regards the evidence for the occurrence of a social impact from sport events and the strategies that are required to enhance social impact from sport events. For the report, an extensive scan of the literature was performed and input was collected from a key group of international experts.
In Luganda, the widest spoken minority language in East African country Uganda, the word for photographs is Ebifananyi. However, ebifananyi does not, contrary to the etymology of the word photographs, relate to light writings. Ebifananyi instead means things that look like something else. Ebifananyi are likenesses.My research project explores the historical context of this particular conceptualisation of photographs as well as its consequences for present day visual culture in Uganda. It also discusses my artistic practice as research method, which led to the digitisation of numerous collections of photographs which were previously unavailable to the public. This resulted in eight books and in exhibitions that took place in Uganda and in Europe.The research was conducted in collaboration with both human and non-human actors. These actors included photographs, their owners, Ugandan picture makers as well as visitors to the exhibitions that were organised in Uganda and Western Europe. This methodology led to insights into differences in the production and uses of, and into meanings given to, photographs in both Ugandan and Dutch contexts.Understanding differences between ebifananyi and photographs shapes the communication about photographs between Luganda and English speakers. Reflection on the conceptualisations languages offer for objects and for sensible aspects of the surrounding world will help prevent misunderstandings in communication in general.