Background: The number of people with multiple chronic conditions increases as a result of ageing. To deal with the complex health-care needs of these patients, it is important that health-care professionals collaborate in interprofessional teams. To deliver patient-centred care, it is often recommended to include the patient as a member of the team. Objective: To gain more insight into how health-care professionals and patients, who are used to participate in interprofessional team meetings, experience and organize patient participation in the team meetings. Methods: A qualitative study including observations of meetings (n=8), followed by semi-structured interviews with participating health-care professionals (n=8), patients and/or relatives (n=11). Professionals and patients were asked about their experiences of patient participation immediately after the team meetings. Results from both observations and interviews were analysed using content analysis. Results: The findings show a variety of influencing factors related to patient participation that can be divided into five categories: (i) structure and task distribution, (ii) group composition, (iii) relationship between professionals and patients or relatives, (iv) patients’ characteristics and (v) the purpose of the meeting. Conclusion: Patient participation during team meetings was appreciated by professionals and patients. A tailored approach to patient involvement during team meetings is preferable. When considering the presence of patients in team meetings, it is recommended to pay attention to patients’ willingness and ability to participate, and the necessary information shared before the meeting. Participating patients seem to appreciate support and preparation for the meeting.
Nursing Leadership is an important competence to develop for providing quality of care and preventing attrition of nurses. This study looked into the perceptions and experiences of nurses on practising leadership related to performing bachelor nursing competencies. Next to that awareness of the development of nursing leadership was addressed.
Background: Non-technical errors, such as insufficient communication or leadership, are a major cause of medical failures during trauma resuscitation. Research on staffing variation among trauma teams on teamwork is still in their infancy. In this study, the extent of variation in trauma team staffing was assessed. Our hypothesis was that there would be a high variation in trauma team staffing. Methods: Trauma team composition of consecutive resuscitations of injured patients were evaluated using videos. All trauma team members that where part of a trauma team during a trauma resuscitation were identified and classified during a one-week period. Other outcomes were number of unique team members, number of new team members following the previous resuscitation and new team members following the previous resuscitation in the same shift (Day, Evening, Night). Results: All thirty-two analyzed resuscitations had a unique trauma team composition and 101 unique members were involved. A mean of 5.71 (SD 2.57) new members in teams of consecutive trauma resuscitations was found, which was two-third of the trauma team. Mean team members present during trauma resuscitation was 8.38 (SD 1.43). Most variation in staffing was among nurses (32 unique members), radiology technicians (22 unique members) and anesthetists (19 unique members). The least variation was among trauma surgeons (3 unique members) and ER physicians (3 unique members). Conclusion: We found an extremely high variation in trauma team staffing during thirty-two consecutive resuscitations at our level one trauma center which is incorporated in an academic teaching hospital. Further research is required to explore and prevent potential negative effects of staffing variation in trauma teams on teamwork, processes and patient related outcomes.
Verpleegkundig specialisten (VS’en) zijn hbo-master-opgeleide professionals die acteren op het hoogste beheersingsniveau binnen de verpleegkunde (NLQF 7). Zij hebben in Nederland hun intrede gedaan sinds de eeuwwisseling. Binnen de ggz is de inzet van de VS als regiebehandelaar echter pas sinds januari 2017 bekrachtigd in het Model Kwaliteitsinstituut. Elke ggz-instelling is verplicht om een Kwaliteitsstatuut te heb-ben, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de kwaliteit en doelmatigheid van de zorgverlening vorm krijgt. De VS als regiebehandelaar wordt in het Model Kwaliteitsstatuut aanbevolen voor cliënten waarbij de pri-maire focus van de behandeling gericht is op de gevolgen van de psychiatrische stoornis. VS’en-ggz vragen zich af hoe zij invulling kunnen geven aan de rol van regiebehandelaar. Het resultaat van dit RAAK-project moet een handreiking worden voor VS’en-ggz om hen te ondersteunen bij het invullen van de rol als regie-behandelaar binnen het multidisciplinaire team. We richten ons in dit project op de basis- en specialistische ggz die geboden wordt vanuit de ggz-instellingen. Om te komen tot een handreiking kiezen we voor data-triangulatie door drie verschillende methoden in te zetten, namelijk 1. nationale survey, 2. multiple casestu-die met mixed methods en 3. ontwerpgericht design om een handreiking te ontwikkelen. Tijdens het onder-zoeksproject en bij de verspreiding van kennis werken we samen met: cliëntraden, cliënten/naasten, VS’en-ggz, psychiaters en psychologen uit zeven ggz-instellingen; lectoren en docenten uit zes instellingen voor Hoger Beroeps Onderwijs; beroepsverenigingen voor VS’en, psychiaters en psychologen; hoogleraar verple-gingswetenschap en brancheorganisatie GGZ Nederland. Op deze wijze borgen we dat het onderzoek en de handreiking daadwerkelijk leiden tot breed gedragen handvatten voor de dagelijkse praktijk die bijdragen aan de invulling van de rol van regiebehandelaar door de VS, wat resulteert in kwaliteitswinst voor cliënten die in behandeling zijn bij een ggz-instelling.
Personal factors, team factors, and organizational factors have a strong influence on the adoption of technology used by, for instance, nurses in homecare. This part of the research portfolio in Point of Care Diagnostics regards the adoption of diagnostic technology in the health care domain.
Aanleiding Mede door de vergrijzing groeit de zorgvraag in Nederland. Tegelijkertijd vallen veel verpleegkundigen uit door fysieke en mentale arbeidsbelasting. Dit begint al tijdens de opleiding/aan de start van de loopbaan. Dreigende arbeidstekorten en decentralisatie in de zorg vragen om verpleegkundigen die regie kunnen voeren over hun eigen werkgerelateerde gezondheid. Er is nog weinig wetenschappelijke kennis over het vroegtijdig signaleren en aanpakken van uitval onder verpleegkundigen. Bovendien hapert de invoer van effectieve interventies. Daarom willen zorginstellingen, verpleegkunde-opleidingen en wetenschappelijke organisaties onderzoek doen naar de oorzaken van uitval en een instrument ontwikkelen om problemen vroegtijdig te herkennen en te ondervangen. Doelstelling Het consortium wil een wetenschappelijk en praktisch onderbouwd instrumentarium ontwikkelen voor het signaleren van risicofactoren, gezondheidsproblemen, productiviteitsverlies en uitval bij stagiairs en beginnende verpleegkundigen, met daaraan gekoppeld effectieve preventieve interventies voor in de onderwijs- en stagepraktijk. Het programma kent twee fases. 1) literatuuronderzoek, kwalitatief onderzoek naar nog onbekende risicofactoren en longitudinaal cohortonderzoek vormen de basis voor een signaleringsinstrument/predictiemodel. In het cohortonderzoek worden van 750 (aankomend) verpleegkundigen 2,5 jaar de determinanten voor uitval gemonitord. In expertmeetings selecteert men vervolgens 6 evidencebased interventies. 2) het onderzoeksteam pre-test deze interventies op eerste haalbaarheid bij studenten verpleegkunde met risico. De 2 kansrijkste interventies, één voor mentale en één voor fysieke werkbelasting, worden in pilots op effectiviteit getoetst. In het onderzoek zet men de psychometrisch beproefde meetinstrumenten in van de European Nurses Early Exit Study (online enquêtes), aangevuld met inzichten uit interviews, fysieke metingen en praktijkobservaties. Beoogde resultaten De beoogde resultaten van het project zijn: " inzicht in de fysieke en mentale problemen van verpleegkundigen; " een gevalideerd predictiemodel voor geïndiceerde preventie in de zorg; " good practices en een kant-en-klare webapplicatie voor vroegsignalering met interventies in het stageonderwijs en het werkveld om uitval te voorkomen; " valorisatie van kennis in co-creatie met studenten, zorginstellingen en zorgprofessionals in de regio; " kennisinput voor de opleidingen Nurse practitioner, Verpleegkunde, Arbeid en Gezondheid, HRM. Een grote groep studenten is respondent in het onderzoek. In de uitvoering participeren ook studenten en daarnaast onder meer lectoren, onderzoekers en docenten van Hogeschool Rotterdam en twee promovendi. Voor de wetenschappelijke disseminatie worden refereerbijeenkomsten en presentaties gehouden op internationale congressen, en proefschriften en artikelen geschreven gepubliceerd. De verspreiding onder maatschappelijke partners gebeurt via vakpublicaties, expertmeetings en een slotsymposium. Met internationale partners uit het netwerk worden mogelijkheden verkend voor internationale parallelstudies.