Vandaag de dag lijkt de focus van docenten en andere onderwijsontwerpers vooral te liggen op het uitvoeren van het onderwijs. Kortgezegd, we evalueren te weinig terwijl dat juist hard nodig is om ons onderwijs te verbeteren. Als we wel evalueren doen we dat vaak op basis van studentenevaluaties, maar die worden weer als minder betrouwbaar en niet valide gezien. Wil jij simpel en snel inzicht krijgen in manieren waarop je jouw onderwijsontwerp verder kunt ontwikkelen? Zoek je concrete handvatten op maat die je helpen om snel en op een heldere manier te evalueren? Antwoord op deze en andere vragen vind je in deze publicatie van het lectoraat Teaching, Learning & Technology zodat je in zeven minuten weer bent bijgepraat over het ontwerpen, evalueren en door ontwikkelen van je onderwijs.
DOCUMENT
Technologie in het onderwijs wordt mondjesmaat toegepast (zie bijvoorbeeld Schildkamp, Wopereis, KatDe Jong, Peet & Hoetjes, 2020). Alle onderwijsinstellingen hebben tegenwoordig weliswaar een digitale leeromgeving, doch een optimaal gebruik ervan is nog niet gerealiseerd. In veel situaties wordt de digitale leeromgeving voornamelijk gebruikt voor administratieve functies en voor de beschikbaarstelling van leermiddelen. De Coronapandemie heeft voor een ongekende exponentiële groei in het gebruik van technologie gezorgd. Eenvoudigweg omdat de gebruikelijke manieren van lesgeven onmogelijk werden. In een mum van tijd schakelden docenten over naar Teams, Zoom of andere vergelijkbare technologie, werden colleges opgenomen of gestreamd, webinars ontwikkeld, kennisclips gemaakt en online gezet en werd de leeromgeving verder doorontwikkeld om communicatie synchroon en asynchroon te verbeteren. Dat is een prestatie van formaat waardoor het onderwijs in tijden van de pandemie online door kon blijven gaan. Zo ontstonden er door een mix van fysiek en online onderwijs allerlei vormen van blended learning. Blended Learning is een populair concept waar echter zeer uiteenlopende betekenissen achter schuil gaan (Oliver & Trigwell, 2005). Een allesomvattende definitie die op ieders instemming kan rekenen, is een utopie maar de omschrijving van SURF (2020) wordt frequent gehanteerd: Blended learning is een mengvorm van face-to-face en online (ICT-gebaseerde) onderwijsactiviteiten, leermaterialen en tools. Beide soorten leeractiviteiten maken een substantieel onderdeel uit van het onderwijs; idealiter versterken ze elkaar. Het doel is onderwijs te ontwikkelen dat gebruik maakt van ICT om effectief, efficiënt en flexibel leren mogelijk te maken, met een stijging van het leerrendement en de student- en docenttevredenheid tot gevolg. Vanwege het Coronavirus zien we dat onderwijsactiviteiten die voorheen op locatie in een onderwijssetting plaatsvonden, nu voornamelijk online plaatsvinden waarbij studenten en docenten inloggen in Teams, Zoom, Bluejeans of een vergelijkbare omgeving. De inhoud van het onderwijs of manier van lesgeven verandert echter niet of nauwelijks. Dit is illustratief voor wat we verstaan onder blended learning in de vorm van substitutie. Er is dan sprake van een vervanging: Het klaslokaal wordt ingeruild voor Teams. Ook al is straks de coronapandemie voorbij, dan gaan we er van uit dat het onderwijs meer blended zal blijven dan voorheen, omdat we nu op grote schaal de mogelijkheden ervaren van technologische toepassingen en die willen we behouden en verder uitbouwen. Er is momentum om na te denken over hoe te komen tot een meer optimale blend, en dus niet in de fase van substitutie te blijven verkeren, hetgeen vraagt om een herontwerp van het onderwijs. Met dit essay willen we hier de aandacht op vestigen.
DOCUMENT
Iselinge Hogeschool wil de Impuls 2020 aanwenden voor behoud en versterking van de Academische Werkplaats Oost-Gelderland (AWOG). Binnen de AWOG wordt gewerkt aan onderwijsvraagstukken in netwerken – werkplaatsen genaamd. Werkplaatsdeelnemers in de driehoek student - educatief professional - docentonderzoeker verrichten praktijkgericht onderwijsonderzoek dat leidt tot kennisontwikkeling en innovatie van het werkveld en het hogeschoolcurriculum. Het oogmerk van de AWOG is toekomstgericht onderwijs. Dit wordt in de onderzoeksprogrammering van Iselinge Hogeschool geconcretiseerd in onderwijsontwerpen op vier thema’s: onderwijsontwikkeling in de regio, innovatieve didactieken, digitale geletterdheid en pedagogische sensitiviteit. Centraal staan het verbinden van professionals in het educatieve domein, het ontwikkelen van kennis en concrete tools die toekomstgericht onderwijs mogelijk maken én het delen hiervan. Om het verbinden, ontwikkelen en delen in de AWOG een impuls te geven, wil Iselinge Hogeschool toewerken naar een digitaal open-science-platform waarop kennisproducten en concrete opbrengsten op het gebied van netwerkleren en toekomstgericht onderwijs toegankelijk zijn voor professionals in het educatieve domein. Om dit doel te bereiken, bouwen we voort op ‘good practices’ voortgekomen uit de coronacrisis. Iselinge Hogeschool heeft recent onderzoek uitgevoerd naar afstandsleren in de regio Achterhoek tijdens de lockdown. Hieruit komt onder andere naar voren dat professionals in het educatieve domein behoefte hebben aan verruiming van blended samenwerkingsmogelijkheden met partners en de mogelijkheid om nieuwe kennis en tools laagdrempelig met elkaar te delen. Daartoe heeft Iselinge Hogeschool een digitaal systeem nodig dat blended samenwerking binnen de AWOG ondersteunt. Dit systeem moet passen bij de bestaande digitale infrastructuur van de hogeschool. De snelle ontwikkeling van leren en samenwerken op afstand geeft ons de bouwstenen om nieuwe, efficiënte manieren van blended samenwerken te realiseren. De besteding van de Impulsgelden versnelt en ondersteunt de positie van Iselinge Hogeschool als kennisinstelling in de regio op het gebied van leven lang ontwikkelen in het educatieve domein.
Handreiking voor docenten / onderwijsontwerpers voor verschillende soorten leergemeenschappen
Het grootste deel van studenten in het beroepsonderwijs doet een economisch-administratieve opleiding. De vraag is of er voor hen allemaal wel plek op de arbeidsmarkt is. Opvallend is dat mbo-studenten relatief vaak uitvallen of switchen van opleiding. Zij zien hun opleiding als opstap naar het hbo en willen nog niet voor een beroep kiezen. Wat doen beroepsonderwijsinstellingen hieraan? Doel In dit project volgen we beroepsonderwijsinstellingen uit vier regio’s die (een deel van) hun economisch-administratieve opleidingen herontwerpen. Zij willen hun studenten en de arbeidsmarkt beter bedienen, en zo bijdragen aan kansengelijkheid van studenten in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Resultaten Wij brengen de onderwijsontwerpen in kaart. En ook de redeneringen waarmee de instellingen onderbouwen dat hun onderwijsontwerpen werken. Daarmee willen we komen tot een ideaaltypisch ontwerp van economisch-administratieve opleidingen. Looptijd 20 oktober 2020 - 31 december 2021 Aanpak Het onderzoek is opgezet als een meervoudige case study. Daarnaast is het participatief van aard. De onderzoekers reiken concepten en modellen aan waarmee de instellingen zelf de ontwerpen van hun economisch-administratieve opleidingen kunnen duiden en doorontwikkelen. Advies De Commissie Macrodoelmatigheid MBO (CMMBO) heeft beroepsonderwijsinstellingen geadviseerd hun opleidingen te versterken door: studenten te laten oriënteren op economisch-administratieve én aanpalende werkvelden en minder te concentreren op een specifiek beroep; hun curricula meer af te stemmen op de actuele en regionale vraag van de arbeidsmarkt; studenten vanaf de start van de opleiding kennis en vaardigheden voor succesvolle doorstroom naar het hbo te helpen ontwikkelen. Financiering Dit project wordt gefinancierd door de NVAO uit naam van de Commissie Macrodoelmatigheid MBO (CMMBO).