Fysieke onderwijsruimtes worden niet alleen anders ingericht in het kader van de gewenste flexibiliteit in de onderwijsvormgeving, ook de beschikbare technologie wordt in die ruimtes belangrijker. Daarmee ontstaan nieuwe learning spaces in instituten voor hoger onderwijs die ook nieuwe mogelijkheden bieden voor het vormgeven van een grote variatie aan onderwijsleerpraktijken. Het verkennend onderzoek had als doel het in kaart brengen van de ontwikkelingen in Nederlandse hoger onderwijs met betrekking tot technologierijke learning spaces, en inzicht krijgen in het gebruik van deze technologierijke learning spaces in een aantal instituten die er gebruik van maken. Een van de inzichten uit het onderzoek is de indeling in vier verschillende typen op basis van het gebruik van de ruimte.
DOCUMENT
Fysieke onderwijsruimtes worden niet alleen anders ingericht in het kader van de gewenste flexibiliteit in de onderwijsvormgeving, ook de beschikbare technologie wordt in die ruimtes belangrijker. Daarmee ontstaan nieuwe learning spaces in instituten voor hoger onderwijs die ook nieuwe mogelijkheden bieden voor het vormgeven van een grote variatie aan onderwijsleerpraktijken. Het verkennend onderzoek had als doel het in kaart brengen van de ontwikkelingen in Nederlandse hoger onderwijs met betrekking tot technologierijke learning spaces, en inzicht krijgen in het gebruik van deze technologierijke learning spaces in een aantal instituten die er gebruik van maken. Een van de inzichten uit het onderzoek is de indeling in vier verschillende typen op basis van het gebruik van de ruimte. In dit document zijn de uitkomsten van het onderzoek beknopt en visueel weergegeven.
DOCUMENT
In een project van de Digitale Universiteit hebben ict-opleidingen van verschillende hogescholen gewerkt aan een model voor metadatering van onderwijs- objecten. Uit die samenwerking is een werkwijze ontstaan voor het inrichten van een competentiegerichte opleiding waarmee tegelijk op een gestructureerde manier een zogenaamde 'body of knowledge' wordt ingericht.
MULTIFILE
In een hybride virtueel klaslokaal (HVC) zijn docenten en/of studenten zowel fysiek als digitaal synchroon bij een onderwijsonderdeel aanwezig. De online studenten danwel docenten kunnen thuis zijn, of bevinden zich bijvoorbeeld in een authentiek werksituatie of ergens in het buitenland. Hybride virtuele klaslokalen zijn ontworpen om studenten op locatie en studenten op afstand aan elkaar te verbinden. De fysieke en digitale onderwijsactiviteiten lopen synchroon aan elkaar. Het kan daarmee ook digitaal aanschuifonderwijs genoemd worden. Wat zijn de voordelen van het HVC? Wanneer gebruik je het en wanneer gebruik je het niet? Op welke manier gebruik je het dan en welke consequenties heeft dit voor het didactische repertoire? Welke technische opstellingen horen hierbij? Het lectoraat Teaching Learning & Technology heeft onderzoek gedaan naar de inzet van HVC in het onderwijs en vanuit interviews met docenten en ondersteuners praktische handvaten ontwikkeld op zowel didactisch als technisch niveau. Deze zijn te lezen in het onderzoeksrapport.
MULTIFILE
De Hogeschool Utrecht heeft een experiment uitgevoerd om het curriculum van de Pabo te flexibiliseren, zodat het beter aansluit op de leerbehoeften van studenten. Dit project richtte zich op het verbeteren van zelfregulatie door middel van ontwikkelingsgerichte feedback. In twee nieuw ontworpen cursussen werd programmatisch toetsen toegepast, waarbij feedback centraal stond dat werd vastgelegd in het digitale portfolio Scorion. Studenten verzamelden bewijsmateriaal in dit systeem, waarop verschillende feedbackgevers feedback gaven. Daarnaast werden studenten in kleinere leerteams begeleid en getraind in feedbackgeletterdheid, wat hen hielp om feedback beter te begrijpen, te gebruiken en erop te reageren. De resultaten van het project toonden aan dat het mogelijk is om onderwijs en toetsing zodanig te ontwerpen dat studenten meer regie krijgen over hun leerproces. Het project biedt een solide basis voor verdere ontwikkeling en verbetering van het onderwijsprogramma.
MULTIFILE
Deze bijlage is onderdeel van het project en het eindrapport Benutting van kennis uit onderzoek bevorderen in het onderwijs: hoe doe je dat? Een onderzoek naar kennisbenutting in de context van practoraten.
DOCUMENT
De zogenoemde “21th century skills” worden, aldus het Ministerie van Onderwijs, steeds belangrijker. Het zijn eigenschappen die we terugvinden in de eindtermen van vrijwel alle hbo-opleidingen en die – in de woorden van Donald Schön – de kern zijn van een “reflective practitioner” : een vakvrouw of –man, die zichzelf in complexe situaties kan sturen en daardoor productief blijft. Eerder onderzoek van het lectoraat Pedagogiek van de Beroepsvorming heeft aangetoond dat een leeromgeving gericht op zelfsturing aan drie condities moet voldoen: er moet sprake zijn van praktijkgestuurd onderwijs, studenten moeten de kans krijgen een dialoog aan te gaan over de zin en betekenis van hun ervaringen in het praktijkgestuurde onderwijs en studenten moeten medezeggenschap hebben over hun eigen leerproces. Met name het realiseren van een dialoog blijkt echter heel moeilijk te zijn. Zowel docenten als studenten (en ook de onderwijsmanagers) zijn gewend aan onderwijs waarin zin en betekenis nauwelijks ter discussie staat. Het gevolg is dat ze vooral gericht zijn op reproductief en niet op betekenis-gericht leren. Zelfsturing vereist evenwel deze laatste vorm van leren. Zelfsturing vereist een dialoog over de zin en betekenis van ervaringen die de student “raken”. Dergelijke ervaringen roepen veelal emoties op die in eerste instantie niet begrepen worden. Zin en betekenis zijn “geen dingen in een doosje”; ze worden gaandeweg duidelijk in een gesprek waarin de docent verklaart noch verheldert, maar samen met de student op zoek gaat naar de juiste woorden. Dat zijn woorden waarvan de student voelt dat ze haar in staat stellen iets uit te drukken dat voorheen nog niet onder woorden gebracht kon worden. In dit boek wordt vanuit verschillende perspectieven en op basis van empirisch onderzoek ingegaan op de vraag in hoeverre het hbo er in slaagt een dergelijke dialoog met haar studenten te realiseren. Tevens wordt stilgestaan bij methoden om zo’n dialoog te realiseren.
DOCUMENT
Studenten van de opleiding Realisatie van Hogeschool Van Hall Larenstein onderzoeken al jaren ongebaande paden om voor complexe problemen innoverende oplossingen te vinden en daarmee aansprekende projecten te realiseren. In deze projecten staat eco-engineering centraal, het ontwerpen met natuurlijke technieken. Dit boek geeft een beschrijving van de zoektocht naar nieuwe opdrachten vanuit de major Realisatie. Met ideeën en experimenten met olifantsgras bij Schiphol, het Dobberend bos en de ontaarde boom, die in detail worden beschreven.
DOCUMENT
De invoering van de bachelor-masterstructuur was aanleiding voor de HBO-I stichting, het samenwerkingsverband van hbo ict-opleidingen in Nederland, om de oude opleidings- en beroepsprofielen (2000) aan te passen aan de nieuwe ontwikkelingen in het Europese hoger onderwijs. In nauwe samenwerking met het bedrijfsleven heeft de HBO-I stichting vijftien bouwstenen voor competenties geformuleerd. Deze vormen de basis van de competenties die een pas afgestudeerde Bachelor of ICT, ook in internationaal perspectief, dient te bezitten. Competenties krijgen betekenis in een context. Daarom staat in het profiel een aantal karakteristieke in rekle beroepssituaties beschreven waar een pas afgestudeerde Bachelor of ICT daadwerkelijk in de praktijk mee te maken kan krijgen. De context waarin een Bachelor of ICT fungeert, bepaalt het individuele competentieprofiel. De context bepaalt tevens het niveau waarop de afgestudeerde Bachelor of ICT over de specifieke beroepscompetenties dient te beschikken. Het ict-domein is zeer breed. De nieuwe profielbeschrijving biedt ruimte aan hogescholen om specifieke invulling te geven aan hun onderwijsprogramma s die studenten opleiden tot Bachelor of ICT. Bij het (her)ontwerpen van deze onderwijsprogramma s kunnen de bouwstenen voor competenties uitstekend dienst doen. Het is aan de instelling om een specifieke invulling te geven aan een opleidingsprogramma dat de beschreven bouwstenen voor competenties omvat. Het profiel is ook een referentiekader voor de arbeidsmarkt om zicht te krijgen op wat iemand met die graad in huis heeft. En het is tevens een referentiekader voor aankomende studenten, schooldecanen en beroeps- en studiekeuzeadviseurs om gevoel te krijgen voor het werkveld van ict ers en voor de onderwijswegen daar naartoe. Binnen het nieuwe profiel van de Bachelor of ICT blijven bestaande ict-opleidingen als beroepsprofielen herkenbaar. Ook andere opleidingen leiden op tot Bachelor of ICT. Naast de bekende profielen kunnen in de toekomst andere opleidingsvarianten ontstaan. Voor al deze varianten, bestaand of toekomstig, vervullen de bouwstenen voor competenties de rol van een generieke profielbeschrijving. De opzet van het competentieprofiel is zodanig dat er uitdrukkelijk ruimte is voor opleidingen in individuele studenten om een breder opleidingsprofiel te kiezen. Daarmee is de nieuwe profielbeschrijving voorbereid op het ontstaan van een zogenaamde brede bachelor of ICT.
DOCUMENT
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp ingeleid en wordt uitgelegd hoe deze publicatie tot stand is gekomen. In hoofdstuk 2 wordt een impressie gegeven van de verschillen en overeenkomsten tussen de ateliers. In hoofdstuk 3 gaat Mathijs Rutten, directeur Facility Management, in op de vraag wat er nodig is om al die ateliers ook echt een plekje te geven in de gebouwen van de hogeschool. Daarna komt in hoofdstuk 4 Siebren Baars aan het woord. Hij is - naast zijn functie als docent-onderzoeker - een ervaren architect die verschillende schoolgebouwen heeft ontwikkeld. Hij gaat in op rol die de fysieke onderwijsomgeving van gebouwen ateliers speelt in het onderwijs. De 31 ateliers zijn beschreven in hoofdstuk 5 en worden voorafgegaan door een inleiding van Frank Scholten. In hoofdstuk 6 beschrijven Roelien Wierda en Ron Barendsen hun ervaringen tijdens de ontwikkeling van het InnovationLab. Tenslotte gaat Gerry Geitz in hoofdstuk 7 in op de relatie tussen ateliers en Design Based Education
DOCUMENT