Hoe veilig is het internet voor jongeren? Zijn online pesterijen, seksuele intimidatie en online oplichting eerder uitzondering of regel? Hoe gaan jongeren om met desinformatie en nepnieuws? Kortom, wat speelt er in deze coronatijd nu jongeren nòg meer afhankelijk zijn van internet? Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar online veiligheid en mediawijsheid onder 423 Amsterdamse scholieren in het voortgezet onderwijs.
Dit onderzoek is een eerste verkenning in Nederland naar de impact op slachtoffers van online delicten, de behoeften van slachtoffers en de verantwoordelijkheden van politie, justitie en andere instanties bij de afhandeling van dergelijke delicten. Daarbij is er bijzondere aandacht voor de vraag in hoeverre en hoe de situatie en behoeften van slachtoffers van online criminaliteit afwijken van de situatie en behoeften van slachtoffers van traditionele offline delicten. Immers, als daar meer zicht op is wordt ook duidelijk of het bestaande slachtofferbeleid – dat ontwikkeld is voor traditionele offline delicten – voorziet in de behoeften van slachtoffers van online criminaliteit. Onder de noemer ‘online criminaliteit’ vallen diverse delicten die kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën: cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit. Onder cybercriminaliteit vallen delicten waarbij de ICT-structuur zelf doelwit is én waarbij voor het plegen van dat delict ICT van wezenlijk belang is voor de uitvoering. Voorbeelden zijn het hacken van een database met persoonsgegevens of het platleggen van een website van een bank met een zogenaamde DDoS-aanval. Dit soort delicten wordt ook wel cyber dependent crimes genoemd. Onder gedigitaliseerde criminaliteit vallen traditionele offline delicten die ook online kunnen worden gepleegd. Voorbeelden zijn fraude via internet en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. Dit soort delicten wordt ook wel cyber enabled crimes genoemd. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/rutgerleukfeldt/
Deze review van de literatuur richt zich in het bijzonder op de sociale dynamiek rondom geweld in de publieke ruimte. In gevallen waarin de online dynamiek het gebruik van geweld oproept of stimuleert spreken we van ‘online aanjaging’. Hoe kunnen netwerkpartners die verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en veiligheid zich in deze online dynamiek mengen, en welke gevolgen heeft de online aanwezigheid van deze netwerkpartners? Gemeenten werken in deze vraagstukken samen aan een integrale aanpak in een netwerk van partners zoals politie en jongerenwerk, maar ook scholen en reclassering. Om het raakvlak met het werkveld voldoende te borgen is de review aangevuld met een stakeholdersbijeenkomst van AcVZ met netwerkpartners, waarnaar we op relevante plaatsen in dit rapport verwijzen. Deze vond plaats voordat de review is uitgevoerd.
Naast de grote voordelen van social media, zijn er ook risico’s. Jongeren moeten zich veilig kunnen voelen in het digitale domein. Daarom is het belangrijk dat ze leren wat de impact is van hatelijke, discriminerende en schadelijke berichten op social media en wat ze ertegen kunnen doen.Doel Doel van dit project is jongeren bewust maken van de negatieve effecten van online hate speech via video workshops en hen te leren om hate speech te herkennen en daar adequaat mee om te gaan. Resultaten Het project levert de volgende resultaten op: Lesstof en workshops over hate speech Een interactieve game over hate speech Een doorlopende leerlijn (praktijk – VWO, alle niveaus en leerjaren) over hate speech Looptijd 01 december 2019 - 30 juni 2022 Aanpak Na het uitvoeren van onderzoek naar online hate speech, wordt er lesmateriaal en een workshop ontwikkeld. Na het draaien van een pilot worden de workshops breed uitgerold bij in totaal zo’n 6000 leerlingen. Met behulp van learning analytics, observaties en interviews meten we het effect van de workshops. Cofinanciering Dit project wordt gefinancierd door het Ministerie van Justitie & Veiligheid.
Binnen dit Europees project zal met samenwerkingspartners uit Nederland, België en Slowakije samengewerkt worden aan een systeem voor het detecteren van online hate speech in de verschillende Europese talen. Het project richt zich op het ontwikkelen en opzetten van een monitor van online hatespeech en desinformatie: de European Observatory of Online Hate . De inzichten worden verwerkt in informatie dashboards, rapportages en bijeenkomsten voor relevante stakeholders op het gebied van beleidzaken, veiligheid en sociaal werk.Doel Met dit project wordt een Europees onderzoekscentrum naar onlinehaatspraak en desinformatie opgezet: European Observatory of Online Hate (EOOH). De opgedane inzichten moeten experts helpen om onder andere online radicalisering vroegtijdig te detecteren in de 24 landstalen van de Europese Unie. Bij dit project wordt een netwerk aan experts opgebouwd om de observaties om te zette naar inzichten en concreet beleid. Resultaten Dit project richt zich op de volgende doelen: Inzicht in online verspreiding hate speech en desinformatie Versterken samenwerking en kennisuitwisseling met stakeholders in de praktijk in de publieke en private sector. Bewustwordingscampagnes i.h.b. gericht op jongeren ResultatenHet project heeft al geleid tot verschillende resultaten waaronder de volgende blogs: Facebook revelations and the fundamental problems of platform monopolies Moderation after the deed always comes too late Meer resultaten waaronder andere blogs en nieuwsbrieven zijn te vinden op: eooh.eu Looptijd 01 januari 2021 - 01 juli 2023 Aanpak Ontwikkelen van Explainabale AI technologie voor online hate speech detectie en monitoring en een lexicon in 24 EU talen. Bij de European Observatory of Online Hate (EOOH) worden meer dan 50 experts en organisaties betrokken, van AI onderzoekers, sociaal werk deskundigen, Europese politiediensten, mensenrechtenorganisaties tot beleidsmakers. Doorwerking van het onderzoek Inzichten in verspreiding en adequate counter narratieven en interventies voor online social werk onderwijs. Inzichten voor de beroepspraktijk voor AI onderzoek, sociaal werk deskundigen, Europese politiediensten, mensenrechtenorganisaties en beleidsmakers.