Het lectoraat Curriculumvraagstukken beoogt kennis te leveren waar de praktijk iets mee kan. Opbrengsten van onderwijskundig ontwerponderzoek vinden echter vaak maar moeizaam hun weg naar de praktijk. Lector Elwin Savelsbergh laat zien waar het schuurt en zoekt mogelijkheden voor verbetering.
DOCUMENT
Nieuwe onderwijsvormen onderzoeken terwijl je ze ontwerpt en uittest in de praktijk, dat is de kern van onderwijskundig ontwerponderzoek (OO). Hoewel steeds vaker toegepast in het hoger onderwijs, is deze onderzoeksvorm bij velen nog onbekend. ‘OO is geen wetenschap die verschijnselen beschrijft of verklaart, het doel is kennis te ontwikkelen om daarmee iets te veranderen in de werkelijkheid.'
DOCUMENT
Ontwerponderzoek heeft als doel op onderzoek gebaseerde oplossingen te ontwikkelen voor complexe problemen uit de onderwijspraktijk en door het evalueren van deze oplossingen bij te dragen aan wetenschappelijke kennis. Ontwerponderzoek vindt in een aantal cycli en altijd in nauwe samenwerking met de schoolpraktijk plaats. Van cruciaal belang hierbij is om de belangrijkste ontwerpproblemen grondig te begrijpen, de meest veelbelovende kenmerken voor het ontwerp te identificeren, op basis hiervan prototypen te ontwerpen en deze in de praktijk uit te proberen.
DOCUMENT
Het toenemend gebruik van AI-toepassingen binnen de gezondheidszorg levert een complex vraagstuk op ten aanzien van de toekomstbestendigheid van opleiden: werkzaamheden en verantwoordelijkheden van betrokken zorgprofessionals veranderen, evenals de mate waarin en de wijze waarop zij (interdisciplinair) samenwerken. Dit beïnvloedt de behoefte en noodzaak voor scholing, zowel voor studenten als voor reeds werkzame zorgprofessionals.
DOCUMENT
Uit onderzoek blijkt de kwaliteit van de leraar voor de klas de meest belangrijke factor is op het leerresultaat van leerlingen.Leraarschap is een professie en net als andere professionals moeten leraren hun vak bijhouden en constant hun eigen handelen evalueren en verbeteren. Soms gaat dat vanzelf, bijvoorbeeld bij beginnende leraren. Om te overleven, zijn zij gedwongen heel snel te leren en zich verder te ontwikkelen. Maar meer ervaren leraren hebben inmiddels allerlei routines opgebouwd en missen vaak wat Koffeman (2011) noemt de 'noodzaak tot leren'. Het proefschrift beschrijft mogelijkheden om de professionalisering van leraren te stimuleren door middel van reflectiegesprekken met collega's en het gebruik van videofeedback. Het proefschrift betreft een ontwerponderzoek met als doel: op onderzoek gebaseerde oplossingen te ontwikkelen voor complexe problemen uit de onderwijspraktijk en tevens bij te dragen aan wetenschappelijke theorievorming, door het bestuderen van de onderliggende ontwerpprincipes. Samen met een school voor voortgezet onderwijs is een concreet programma ontworpen dat meer informele vormen van leren op de werkplek tussen leraren stimuleert. Door het ontwerpproces en de uitkomsten stap voor stap te beschrijven, levert dit onderzoek niet alleen een kant-en-klaar professionaliseringsprogramma dat andere scholen kunnen gaan gebruiken, maar levert het vooral ook bouwstenen op in de vorm van ontwerpprincipes en kennis over hoe en onder welke voorwaarden deze in de school kunnen werken. Met deze bouwstenen worden ook andere scholen in staat gesteld om het programma aan te passen aan de context van de eigen school.
DOCUMENT
Design en onderzoek zijn twee kennisgebieden die elk hun eigen tradities, methoden, standaarden en praktijken hebben. Deze twee werelden lijken behoorlijk gescheiden, waarbij onderzoekers onderzoeken wat er is en ontwerpers visualiseren wat er zou kunnen zijn. Dit boek slaat een brug tussen beide werelden door te laten zien hoe design en onderzoek geïntegreerd kunnen worden om een nieuw kennisveld te ontwikkelen. Dit boek bevat 22 inspirerende beschouwingen die laten zien hoe de unieke kwaliteiten van onderzoek (gericht op het bestuderen van het heden) en ontwerp (gericht op het ontwikkelen van de toekomst) gecombineerd kunnen worden. Dit boek laat zien dat de transdisciplinaire aanpak toepasbaar is in een veelheid van sectoren, variërend van gezondheidszorg, stedelijke planning, circulaire economie en de voedingsindustrie. Het boek bestaat uit vijf delen en biedt een scala aan illustratieve voorbeelden, ervaringen, methoden en interpretaties. Samen vormen ze het kenmerk van een mozaïek, waarbij elk stukje een deel van het complete plaatje bijdraagt en alle stukjes samen een veelzijdig perspectief bieden op wat toegepast ontwerponderzoek is, hoe het wordt geïmplementeerd en wat de lezer ervan kan verwachten.
DOCUMENT
HBO studenten gaan vaak niet kritisch om met informatiebronnen en hebben moeite met het beoordelen en verwerken van informatie. Dit heeft zijn weerslag op de kwaliteit van hun producten. De eisen vanuit de overheid ten aanzien van het gewenste afstudeerniveau worden echter steeds strenger. Zijn studenten wel voldoende informatievaardig? En hoe staat het met hun onderzoekend vermogen? Hogeschoolbibliotheken strijden al jaren voor een stevige verankering van informatievaardigheid in het curriculum, bijvoorbeeld door in trainingen en workshops aansluiting te zoeken bij verschillende (onderzoek)leerlijnen. Bij het Instituut ICT van de Faculteit Natuur & Techniek (FNT) Hogeschool Utrecht (HU) zien het management en de docenten in toenemende mate het belang in van structurele onderwijsondersteuning door informatiespecialisten van de HU bibliotheek (HUB). In een kwalitatief ontwerponderzoek is nader onderzocht hoe de HUB zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van de competentie informatievaardigheid van ICT bachelor studenten. Met behulp van de literatuur zijn de bouwstenen voor een adviesrapport aangeleverd. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat er vooral in het tweede en derde leerjaar behoefte is aan inbedding van instructies en trainingen in het curriculum. Hierbij is integratie in de nieuwe leerlijn Professional Skills één van de aanbevelingen. Een andere conclusie is dat de instructies en workshops van de HUB nog beter kunnen aansluiten bij de onderzoeksmethodiek en specifieke bronnen die worden gebruikt bij het Instituut ICT. Tenslotte is HUB ondersteuning bij het toetsen van informatievaardigheid een belangrijk issue. 1
DOCUMENT
Geleide Audiomotor Exploratie (GAME) is een innovatieve lesmethode waarmee slechthorenden met een Cochleair Implantaat (CI) piano kunnen leren spelen zonder muzieknotatie. Het doel van GAME is om door actief muziek te maken, transfereffecten van muziek- naar het spraakdomein te realiseren. Hierdoor kunnen CI-gebruikers zowel muziek als spraak beter gaan verstaan. Hoewel GAME ontworpen is om in de gewone lespraktijk gebruikt te worden, vereist het lesgeven met GAME nieuwe kennis en vaardigheden van pianodocenten. Dit onderzoek is daarom gericht op het ontwikkelen van instructiemateriaal en scholing voor het lesgeven met GAME. Zes pianodocenten en een ‘critical friend’ deden mee aan dit onderwijskundig ontwerp onderzoek. Tijdens het onderzoek zijn de lesmethode en het lesmateriaal aangepast en doorontwikkeld. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat docenten een ‘totaalpakket’ nodig hebben: (1) een handleiding gecombineerd met (2) demonstratie video’s, (3) lesmateriaal en voorbeeld lesplannen, (4) workshops en (5) collegiaal overleg. Deelnemende docenten vonden vooral de video’s gecombineerd met uitleg belangrijk omdat GAME totaal anders is dan traditionele lesmethodes. Het onderzoek heeft geleid tot suggesties voor implementatie in lespraktijken en Hoger Beroeps Onderwijs en aanbevelingen voor mogelijke toepassingen van GAME bij andere doelgroepen, zoals leerlingen met leerproblemen.
DOCUMENT
Een beschrijving van een concreet ontwerponderzoek en van ervaren dilemma's en keuzes en de implicaties hiervan voor het uitgevoerde onderzoek.
DOCUMENT
Docentvaardigheden voor zelfregulatieZelfregulatie is als 21e-eeuwse vaardigheid opgenomen in het curriculum van de toekomst. De context bewegingsonderwijs is uitermate geschikt voor het stimuleren van zelfregulatie, door de mogelijkheid tot ervaringsleren en de zichtbare resultaten die leerlingen kunnen behalen. De waarde van het stellen van doelen wordt letterlijk zichtbaar en succes wordt ervaren bij het behalen daarvan (denk bijvoorbeeld aan het verbeteren van de lay up in het basketbal). Voor het stimuleren van zelfregulatie is een authentieke leeromgeving nodig (met complexe, realistische en uitdagende taken) en een adaptieve benadering van de leerling (op eigen niveau en in eigen tempo). Dat betekent dat docenten niet één manier van handelen kiezen, maar goed rekening houden met verschillen tussen leerlingen. Docenten die dit goed kunnen gebruiken een combinatie van verschillende handelingsalternatieven en weten wanneer ze deze moeten inzetten. Veel (LO) docenten geven aan zich hiervoor niet bekwaam voelen. Ze hebben behoefte aan meer kennis en vaardigheden om zelfregulatie bij leerlingen te stimuleren. Hierop richtte zich dit onderzoek naar de volgende vraag: “Hoe kunnen docenten effectief ondersteund worden bij het ontwikkelen van vaardigheden waarmee zij zelfregulatie bij hun leerlingen kunnen stimuleren?”.Onderwijskundig ontwerponderzoekOp basis van het model voor onderwijskundig ontwerponderzoek werden met betrokkenen uit praktijk en wetenschap prototypes van een ondersteuningsaanbod ontwikkeld, getest en doorontwikkeld. In de laatste fase van het onderzoek volgden 12 docenten een pilot van dit aanbod bestaande uit: een cursus van workshops aangevuld met persoonlijke coaching en beeldintervisie. Onderwerpen als ‘het ontwikkelen van een authentieke leeromgeving’, “contingent begeleiden en scaffolding” en ‘visie op zelfregulatie en de rol van beoordelen’ stonden hierin centraal. Het lesgeefgedrag van docenten werd bij de start en na afloop in kaart gebracht aan de hand van de Pedagogical Practices Inventory (PPI, van Beek et al., 2014). Deze vragenlijst, die aan de hand van de perceptie van leerlingen het gedrag van de docent in kaart brengt, bestaat uit vijf subschalen, te weten: ‘de docentgestuurde docent’, ‘de op actieve inhoudsverwerking gerichte docent’, ‘de ondersteunende docent’, ‘de regulatiegerichte docent’ en ‘de zelfstandige leerling stimulerende docent’. Daarnaast vonden na afloop interviews plaats met deelnemende docenten volgden en een vijftal focusgroepgesprekken met hun leerlingen. Docenten uit de experimentele groep scoorden na afloop significant hoger op de schaal ‘zelfstandige leerling stimulerende docent’. Op de andere schalen was ook een lichte, maar niet significante toename te zien. Leerlingen ervaren een andere lesopzet, met meer keuzevrijheid en waarin ze meer op eigen niveau aan doelen kunnen werken. Ook ervaren ze een andere rol van hun docent: “hij heeft nu meer het overzicht, hij kijkt overal een beetje rond en hij geeft meer informatie. Want eerst stond je in een rijtje en dan wachtte hij tot jij was, maar nu is hij vrij en geeft hij meer informatie”. Docenten gaven aan dat zij stappen hebben gemaakt: ‘‘ik was vrij sturend van mezelf en dit heeft geholpen om er op een andere manier tegenaan te kijken en een andere insteek in de lessen te gebruiken’. Toch geven docenten aan dat het zich eigen maken van de materie nog meer gerichte oefentijd kost: “‘Het gaat nog niet elke keer bij mij, het is iets waar ik nog wel echt tijdens de les bij stil moet staan. Dat is natuurlijk gewoon een proces, dat vraagt tijd.”Meer informatie over het onderzoek, èn het ondersteuningsaanbod zijn te vinden op https://www.hanze.nl/nld/onderzoek/speerpunten/healthy-ageing/interventiemateriaal-goalkeeper.
MULTIFILE