Lerarenopleidingen kunnen studenten beter voorbereiden op het terugdringen van kansenongelijkheid door de ontwikkeling van contextbewuste professionaliteit al in de opleidingen centraal te stellen. Deze professionaliteit formuleren de auteurs als het “continu bewegen tussen individueel situationeel handelen in een specifieke context en collectieve duiding en onderzoeksmatige verbetering op basis van een collectief geformuleerde pedagogische opdracht”. In hun betoog beschrijven de auteurs, geïllustreerd met anekdotes uit de praktijk, hoe ze bij Hogeschool Inholland een onderzoekend curriculum vormgeven dat opleidt tot contextbewuste leraren met onderzoekend vermogen. Lerarenopleidingen kunnen studenten beter voorbereiden op het terugdringen van kansenongelijkheid. Dit doen de opleidingen door de ontwikkeling van contextbewuste professionaliteit al in de opleidingen centraal te stellen. Deze professionaliteit van de leraar werpt een nieuw licht op het te ontwikkelen onderzoekend vermogen van aankomende leraren. Voor deze studenten is het zaak dat zij leren waarnemen en ervaren voor de klas in uiteenlopende schoolcontexten. Bovendien is het belangrijk dat zij leren de ervaringen met het collectief van studenten of het schoolteam te duiden met behulp van literatuur. In hun betoog beschrijven de auteurs, geïllustreerd met anekdotes uit de praktijk, hoe ze bij Hogeschool Inholland een onderzoekend curriculum vormgeven dat opleidt tot contextbewuste leraren met onderzoekend vermogen.
DOCUMENT
Opinieartikel over naschoolse muziekeducatie gepubliceerd in Dagblad van het Noorden en Leeuwarder Courant
DOCUMENT
Effectmetingen naar de opbrengsten van brede scholen en integrale kindcentra leveren opnieuw geen bewijs voor de meerwaarde van deze pedagogische netwerkorganisaties in de wijk. Toch ervaren veel professionals, kinderen, ouders en andere buurtbewoners deze meerwaarde dagelijks. Zeggen deze teleurstellende uitkomsten iets over de effectiviteit van brede scholen, of (ook) over de insteek van deze evaluaties? Jacques Verheijke en Dirk Willem Postma van Hogeschool Utrecht leggen de blinde vlekken van de recente landelijke effectmeting bloot. Aan de hand van kwalitatief evaluatieonderzoek naar brede scholen laten zij zien dat een ontwikkelingsgerichte onderzoeksbenadering beter aansluit bij de complexe realiteit van het samenwerken aan ontwikkelingskansen voor kinderen.
DOCUMENT
Centraal in het werk van het lectoraat ‘Leerkracht in Samenwerken’ staat de leerkracht, die samen met ouders, professionals en de leerling werkt aan de ontwikkelingskansen van leerlingen. Taal is bij dat samenwerken tussen leerkrachten, ouders, professionals en leerlingen een cruciaal instrument en is een kernwaarde voor identiteit. Taal is de sleutel voor een succesvolle school- of levensloopbaan. Aandacht voor taal in het samenwerken is dus cruciaal. In de praktijk krijgen de meer technische aspecten van taal, zoals taal en spellingproblemen, voldoende tijd en ruimte. De taalaspecten die binnen samenwerken van belang zijn, komen minder aan bod. In dit artikel presenteren wij een voorzichtige analyse van helpende en belemmerende factoren in een klein maar belangrijk onderdeel van samenwerken, namelijk de talige interactie. Daarbij tonen we aan dat die talige interactie op zich al een complexe activiteit is. Wij gebruiken daarbij met name het bekende communicatiemodel (zender-boodschap-ontvanger) als uitgangspunt om te onderbouwen hoe leerkrachten in het samenwerken gebruik maken van taal. Na een theoretische inleiding analyseren we binnen het lectoraat verzamelde data en beargumenteren we ons pleidooi.
LINK
De werkgroep heeft een instrument ontwikkeld waarmee in de verschillende teams doelen, middelen, effectiviteit van middelen en wensen met betrekking tot ouderbetrokkenheid zijn geïnventariseerd. Hierbij is uitgegaan van de 4 vormen van ouderbetrokkenheid: informatievoorziening, ouderparticipatie, opvoedings-/onderwijsondersteunend gedrag en opvoedingsondersteuning. Daarnaast is er in verschillende opzetten onderzoek onder ouders gedaan naar hun verwachtingen en wensen. Hieruit is naar voren gekomen dat de teams verwachten dat ouders betrokken zijn bij hun kinderen en wat hun kinderen binnen de verschillende instellingen meemaken, een deel van de instellingen ziet zichzelf als partner in de opvoeding. Over het algemeen lijkt men nog zoekende hoe men ouders kan betrekken/meer betrokken kan krijgen. Vanuit de ouders is het beeld ontstaan dat men over het algemeen tevreden is over de instellingen, maar dat er verschillen zijn over de rol die de instelling in de opvoeding toebedeeld wordt. De volgende stap behelst de uitwisseling tussen de teams om tot een gezamenlijk beleid voor de Vensterschool te kunnen komen. Daarbij is het bepalen van de visie en doelstelling een belangrijk onderdeel, waarbij men een keuze moet maken of men zich op het kind gaat richten of op de community om via die weg de ontwikkelingskansen voor de kinderen in de wijk wil vergroten. Uit de professionals is de wens geuit het overleg met ouders en de training ‘communicatie met ouders’voort te zetten".
DOCUMENT
Sinds 1995 is het aantal brede scholen (ook wel 'vensterscholen' genoemd) in snel tempo toegenomen. In een brede school werken professionals van verschillende instellingen (bv. basisscholen, peuterspeelzalen, SKSG kinderopvang, het CJG en de MJD) samen om de ontwikkelingskansen van jongeren van 0-15 jaar te vergroten. Het idee is dat als verschillende instellingen onder één dak geplaatst worden (wat niet bij alle brede scholen het geval is), de samenwerking bevorderd wordt. Door een nauwe samenwerking zou niet alleen onderwijs en zorg beter op elkaar aansluiten, maar ook de overgang van school naar opvang beter verlopen.Het bundelen van instellingen lijkt een goed idee, maar werkt het ook in de praktijk? Zorgt nabijheid voor bekendheid en, beter nog, voor meer onderlinge afstemming? In dit onderzoek is bestudeerd in hoeverre professionals van verschillende instellingen van een concrete brede school elkaar kennen en willen kennen, samenwerken en willen samenwerken. Ook is onderzocht of de professionals enkele kernwaarden van de brede school onderstrepen, welke knelpunten ze ervaren en wat ze als successen beschouwen. Tevens is een screeningsinstrument ontwikkeld (een korte variant van een van de toegepaste onderzoeksinstrumenten) om de ontwikkeling van brede scholen in Nederland in kaart te brengen en verschillen tussen brede scholen te identificeren.
DOCUMENT
Sinds de transitie van het jeugddomein in 2015 zijn we als gemeenten de verantwoordelijkheid aangegaan om alle kinderen, jongeren en gezinnen optimale ontwikkelingskansen te bieden. Wij hebben gewerkt aan nieuwe vormen van samenwerking tussen hulpverleners, onderwijsinstellingen en vrijwilligersorganisaties. Regionale samenwerking is hierin ook ontzettend belangrijk gebleken. We zijn aan de slag gegaan met nieuwe werkwijzen, samenwerkingsverbanden en een andere inzet van bestaande mogelijkheden. Dat was een fikse opgave en er is door alle betrokkenen veel inzet voor geleverd. Nu, ruim twee jaar na de transitie, wordt het resultaat van al die inzet steeds beter zichtbaar. We hebben ervaren welke werkwijzen samenwerkingsverbanden, functies en mogelijkheden goed werken
DOCUMENT
In deze handreiking wordt een aanpak geïntroduceerd waarmee vensterscholen zichzelf kunnen evalueren. Deze werkwijze tracht sturing te geven aan de ontwikkeling van vensterscholen in het kader van de nieuwe impuls Vensterscholen 2.0. Zelfevaluatie geeft vensterschoolpartners bovendien zicht op hun eigen opbrengsten; hoe vergroten zij ontwikkelingskansen van kinderen.
DOCUMENT
Het is één augustus geweest. De Wet Passend Onderwijs is in werking getreden. Er is afgelopen jaren al veel te doen geweest over de invoering van de wet en de daarbij horende zorgplicht. Ideologisch gezien gaat Passend Onderwijs over optimale ontwikkelingskansen voor alle kinderen, maar welke impact hebben de veranderingen in de praktijk voor de gymdocent in het primair onderwijs?
LINK
Uit onderzoek blijkt dat het met kinderen die in verbindende omgevingen opgroeien beter gaat dan met hun leeftijdsgenoten bij wie het daaraan ontbreekt (Garbarino et al. 1997; De Winter 2004, 2006; Moritsugu et al. 2010). Ze hebben meer ontwikkelingskansen, minder gedragsproblemen en ervaren meer verbondenheid met elkaar en met de omgeving. Verbindende omgevingen zijn omgevingen waar kinderen zich welkom en gerespecteerd voelen en merken dat ze ‘ertoe doen’. Een belangrijk kenmerk is de (al dan niet lichte) pedagogische afstemming tussen ouders, buurtbewoners, vrijwilligers en professionals zoals docenten, kinderleidsters, jongerenwerkers of sportbuurtcoaches. Brede scholen zijn bij uitstek verbindende settings, althans op papier. Brede scholen zijn samenwerkingsverbanden tussen scholen, kinderopvang, welzijn, naschoolse opvang en overige instellingen in de wijk. Door de samenwerking, zo stellen pleitbezorgers van de brede school, kan een integraal dagprogramma worden geboden, waarbij de ontwikkeling van het kind centraal staat en de instellingsbelangen naar de achtergrond worden verschoven. Bovendien kunnen ouders en wijkbewoners bij de brede school worden betrokken, waardoor brede scholen veel meer kunnen bereiken met ‘hun’ kinderen. Ouders kunnen op hun beurt op allerlei manieren bij de brede school worden betrokken. Een belangrijke kwestie daarbij is welke ruimte voor eigenheid de partners in de brede school (zouden moeten) hebben en welke keuzes voor gezamenlijk denken en handelen er (zouden moeten) worden gemaakt
DOCUMENT