As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
Studenten ontwerpen steeds vaker innovatieve oplossingen in praktijkprojecten samen met stakeholders. Zulke studieopdrachten vergen een systematische aanpak: het doel is om een onderbouwde en beoordeelbare praktijkoplossing en verantwoordingsdocument te ontwikkelen. Dit boek geeft studenten en docenten een concreet stappenplan en tools voor onderzoek, ontwerp, en rapportage om praktijkoplossingen te ontwikkelen. Met een beslisboom van de verschillende vormen van praktijkgericht onderzoek kan de student bepalen welke vorm past bij zijn studieopdracht. Studenten kunnen vervolgens het bijpassende hoofdstuk over onderzoek en ontwerp in de interventiecyclus gebruiken: probleemidentificatie, diagnostisch onderzoek, ontwerpgericht onderzoek, implementatiegericht onderzoek of evaluatieonderzoek.
Gezond beweeggedrag bevordert de kwaliteit van leven en helpt bij het verminderen of voorkomen van gezondheidsklachten en heeft een positieve invloed op sociaal welbevinden, participatie en welzijn. Gezond leven is primair de verantwoordelijkheid van mensen zelf, maar niet iedereen is in staat om gezond gedrag zelfstandig te initiëren en vol te houden. Voor deze mensen is in de eerstelijnszorg veel aandacht. Frustrerend is dat ondanks alle inspanningen de zorgprofessionals, zoals de fysiotherapeut, praktijkondersteuner en beweegconsulent, zelf inschat-ten dat 50-90% van de cliënten binnen een jaar terugvalt in ongezond beweeggedrag. Hoewel aansluiten bij de mate van zelfmanagement van de cliënt hierbij kansrijk lijkt, blijkt de huidige aanpak onvoldoende. Bewijskracht voor het belang van het stimuleren van gezond gedrag in de context, een combinatie van achtergrondkenmerken en sociaal, psychisch en fysiek functioneren in de leefomgeving, neemt toe. Maar hoe betrek je als professional deze context in een persoonsgericht ondersteuningstraject? Hogeschool Leiden, De Haagse Hogeschool en Hogeschool Rotterdam gaan samen een methodiek ontwikkelen die antwoord geeft op deze vraag. Het BiBoZ project identificeert functioneringsprofielen vanuit cliëntenperspectief en identificeert profielspecifieke bouwstenen voor duurzaam gezond beweeggedrag. De functioneringsprofielen zijn gebaseerd op individuele kenmerken en gedrag beïnvloedende componenten zoals het fysieke, sociale en psychische functioneren in de dagelijkse leefomgeving van de cliënt. Bouwstenen zijn bestaande interventies en diensten zoals: beweeginterventie, een app of verwijzing naar een beweegaanbod of burgerinitiatief. Voor het definiëren van de functioneringsprofielen en bouwstenen starten we bij de cliënt, werken we gedurende het hele traject in co-creatie met de praktijk, gebruiken we het Behavioural Change Wheel als theoretisch raamwerk en gebruiken we naast kwalitatieve technieken ontwerpgerichte onderzoekstechnieken. Vanuit deze nieuwe open en brede blik werken we toe naar een prototype van een methodiek te gebruiken door zorgprofessionals voor op maat ondersteunen van hun cliënten in het bereiken van duurzaam gezond beweeggedrag.
Het ontwerpen van diensten voor gezond gedrag is een steeds belangrijker taak voor de creatieve industrie. Echter, het ontbreekt de sector aan kennis en gereedschappen om vanuit wetenschappelijke theorie en bewijs gefundeerd te kiezen voor een interventiestrategie die past bij de context, de doelgroep en het doelgedrag. Bestaande tools en methoden missen een stevige (gedrags)theoretische onderbouwing of zijn te complex voor de ontwerppraktijk. Door de zeer recente ontwikkeling van nieuwe, bruikbare classificaties van gedragsveranderende technieken en onderliggende theoretische werkingsmechanismen is de ontwikkeling van een evidence-based strategiekeuze-tool nu mogelijk. Dit project wil deze nieuwe inzichten dan ook koppelen aan een bestaand product voor theorie-gedreven ontwerpen voor gedragsverandering: het gedragsmodel Persuasive by Design en de daarop gebaseerde Gedragslenzentoolkit. Hiermee levert dit project alle nodige input en randvoorwaarden voor een nieuwe, bruikbare tool die de bestaande lacune tussen doelgroeponderzoek en conceptontwikkeling opvult en de creatieve industrie in staat stelt kansrijkere gedragsveranderende interventies producten, diensten en communicatie-uitingen te ontwikkelen.
Praktijksignalen geven aan dat heel wat leerlingen in het voortgezet onderwijs (vo) worstelen met school. We zien dalende leerresultaten, verminderd welbevinden en afnemende leermotivatie. Scholen en leraren(teams) zoeken naar manieren om onderwijs anders te organiseren, om leren meer af te stemmen op verschillende leerbehoeften van een diverse groep leerlingen en hun intrinsieke motivatie aan te wakkeren. Het principe van ‘Student Voice’ (SV) biedt waardevolle perspectieven: de leerling krijgt meer een ‘stem’ en ze worden actief betrokken bij het ontwerpen van onderwijs. Er is groeiend wetenschappelijk bewijs dat SV tot verhoogde motivatie en welbevinden leidt (Mitra, 2008; Rudduck, 2007). Binnen SV zijn er verschillende gradaties van betrokkenheid van leerlingen. Dit loopt van lage betrokkenheid (bv. feedback van leerlingen op een les) tot hoge betrokkenheid (leerling als medeeigenaar en mede-ontwerper van onderwijs). De praktijk beperkt zich vaak tot het eerste: leerlingen kunnen advies geven, maar mogen niet mee beslissen over bijvoorbeeld leerdoelen. Dat heeft mogelijk te maken met de taakopvatting of competenties van leraren. Wat is hun opvatting over goed onderwijs, hoe vaardig voelen ze zich om gesprekken met leerlingen aan te gaan en het onderwijsproces (samen) te herontwerpen? Onderzoeken hoe verschillende aspecten van SV de leermotivatie van leerlingen verhoogt, vraagt zowel aandacht voor het perspectief van leerlingen, als van leraren. Met deze projectaanvraag willen we samen met vo-scholen en lerarenopleidingen onderzoeken hoe we onderwijs anders kunnen organiseren door middel van SV zodat leerlingen meer gemotiveerd zijn om te leren op school. De didactische aanpak SV wordt in co-creatie ontwikkeld met leraren en leerlingen in een doorlopend professionaliseringstraject met flankerend onderzoek gebaseerd op design based research