In het kader van actualisering van voorlichtingspublicaties (een samenwerkingsverband tussen FDP, FME, NIL, NIMR, Syntens en TNO Industrie & Techniek), is deze voorlichtingspublicatie aangepast aan de huidige stand der techniek. De originele publicatie is in 1992 tot stand gekomen door samenwerking van de Vereniging FME/CWM en het Nederlands Instituut voor Lastechniek in het kader van het FME/NIL project "Het lijmen als verbindingstechniek".
Deze voorlichtingspublicatie is bedoeld voor allen die te maken hebben of te maken krijgen met de selectie, toepassing en uitvoering van warmtebehandelingen. Daarbij moet gedacht worden aan constructeurs, lastechnici, werkvoorbereiders, enzovoorts. Deze voorlichtingspublicatie is een update van de bestaande NIL-voorlichtingspublicatie V990906 (september 1999) "Warmtebehandeling van metalen in relatie tot de lastechniek". De updating was noodzakelijk omdat er enerzijds geen document beschikbaar was met een duidelijk overzicht van de (belangrijkste) warmtebehandelingen en anderzijds omdat de ontwikkelingen in onder andere de nieuwe staalsoorten beperkingen (kunnen) stellen aan de uitvoering van warmtebehandelingen. De in deze voorlichtingspublicatie genoemde warmtebehandelingen zijn die, welke veel voorkomen in de staalverwerkende industrie en dus ook in de lastechniek. De meest belangrijke warmtebehandelingen worden in beknopte vorm behandeld. Doel van deze publicatie is voornamelijk basisinformatie te verschaffen over de warmtebehandelingen. Warmtebehandelingen hebben effecten op de metaalkundige aspecten, zoals de structuur en de daaraan gerelateerde mechanische eigenschappen. Daarom wordt in een aantal hoofdstukken aandacht besteed aan de opbouw (kristalstructuur) van de metalen, alsmede de invloed van het opwarmen naar en (snel) afkoelen vanaf een bepaalde warmtebehandelingstemperatuur. Daarnaast wordt ook beknopt ingegaan op de uitvoering van warmtebehandelingen. Het is echter geenszins de bedoeling met deze publicatie volledig te zijn.
Deze publicatie is gemaakt om een overzicht te geven van de mogelijkheden en onmogelijkheden van het toepassen van dunne deklagen (<10 μm) op producten. De nadruk wordt gelegd op PVD- en CVD-lagen en hun mechanische eigenschappen. Naast deze publicatie verschijnen in het kader van het project "Nieuwe coatingtechnieken voor het MKB" nog vier andere publicaties die gezamenlijk een, zij het niet volledig, beeld geven van coatingtechnologie in het algemeen en de vele aspecten die daarmee samenhangen.
Het door de Nederlandse overheid ingezette klimaatbeleid noodzaakt een efficiënter en circulair gebruik van grondstoffen en materialen. Innovatie speelt hierbij een sleutelrol. Met steeds minder grondstoffen moet hetzelfde bereikt worden, hiermee wil de Nederlandse samenleving ‘volhoudbaar’ zijn. Het gebruik van hernieuwbare grondstoffen, zoals lokaal hout gekapt uit duurzaam beheerde bossen levert hieraan een substantiële bijdrage. Veel inheemse houtsoorten moeten voor buitentoepassingen verduurzaamd of gemodificeerd worden om een goede levensduur te bereiken. Deze verduurzaming of modificatie gaat veelal gepaard met technische en milieutechnische nadelen. De veredeling van vurenhout met behulp van (biobased) Polypyrrool ondervangt veel van de gesignaleerde nadelen. Verschillende eigenschappen verbeteren door deze veredeling. Hiermee wordt het ruim beschikbare vurenhout (met minimale milieu-impact), geschikt gemaakt voor exterieur-toepassingen. Verrijking van het hout gebeurt op basis van een oxidatieve in-situ polymerisatie van Pyrrool in het hout. In dit onderzoek wordt verkend hoe bij de veredeling van vurenhout een grotere indringing in vurenhout bereikt kan worden. Dit is belangrijk omdat daardoor de effecten van de veredeling dieper in het hout aanwezig zijn. Een efficiëntere productiewijze is een aanvullend neveneffect. Op termijn kunnen via deze methode ook andere interessante eigenschappen van Polypyrrool zoals UV-absorptie, elektrische geleiding en reflectie van straling overgedragen worden aan het behandelde vurenhout.
De huidige dronetechnologie beperkt zich tot het in lucht brengen van sensoren: ‘ogen en neuzen in de lucht’, ofwel tele-detectie. Partijen in de domeinen: energie (Groningen Seaports, Field Lab Zephyros, AmperaPark), landbouw (Drone4Agro, WUR) en veiligheid (Brandweer Twente, DronExperts) zijn nieuwsgierig naar de volgende doorbaak: ‘handen in de lucht’ ofwel tele-interactie. De UT, Saxion en NHL-Stenden onderschrijven deze ambitieuze doelstelling en gaan onderzoeken of het daadwerkelijk mogelijk is en tot welke ongekende mogelijkheden die nieuwe drone-technologie zal leiden. Het onderzoek richt zich zowel op de vraag of het mogelijk is een prototype van een modulaire en autonome luchtmanipulator (drone + robot-arm) te ontwikkelen die fysiek kan interacteren met een realistische buitenomgeving, als op de vraag welke mogelijkheden dat creëert. In essentie fungeert de luchtmanipulator als ‘armen en handen in de lucht’, die kunnen worden gebruikt voor zowel actieve interactie (onderhoud van offshore windmolen) als passieve interactie (selectieve behandeling van planten en brandbestrijding). In dit project wordt de eerste praktisch toepasbare luchtmanipulator ter wereld ontwikkeld. De consortiumpartners denken dat de doelstellingen zeer ambitieus zijn, maar dat deze door de ervaring van de betrokken partners wel haalbaar zijn. De modulaire luchtmanipulator bestaat uit vier fundamentele bouwstenen: - missie-specifieke interactie-module(s), - intelligente oppervlakteverkenning, - adaptieve interactie control algoritme(s), - geavanceerde on-board perceptie en beslissingsmodule(s). Om onderzoek te doen naar deze bouwstenen zal de “design based research” methodologie worden gebruikt, waardoor meerder iteraties leiden tot nieuwe inzichten en kennis. In dit project zijn de vragen en eisen van de stakeholders het uitgangspunt. Met dit project verrijken Saxion en NHL-Stenden hun kennis op het gebied van autonome systemen, modulaire robotica, manipulatie van de lucht en het gebruik ervan in realistische omgevingen. De project resultaten geven Nederland een voorsprong op nieuwe spin-offs voor inspectie-robotica, agro-robotics en veiligheidssystemen. Bovendien versterkt het project de onderwijsprogramma's door middel van state-of-the-art cases en studentenprojecten.
Met het project ‘Printing on a Cloud’ willen projectpartners Rolan Robotics en J.C.Herman Ceramics samen met de Hogeschool van Amsterdam (HvA) onderzoeken hoe zij robotgestuurde bewerkingsprocessen kunnen uitvoeren op niet-standaard objecten. Onderzocht wordt op hoe 6-assige robottechnologie te gebruiken voor geautomatiseerde 3D-oppervlaktebehandelingsprocessen op ingescande objecten. Inzicht in het efficiënt uitvoeren van dergelijke processen (zoals printen, frezen, slijpen en polijsten) op unieke, complex gevormde objecten opent nieuwe mogelijkheden voor smart industry, met name bij circulair hergebruik van bestaande producten en afvalmaterialen (en er dus niet met vooraf goed gedefinieerde basismaterialen wordt gewerkt). Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Digital Production Research Group van de HvA, samen met Rolan Robotics (een van de grootste integrators van robotsystemen in Nederland) en J.C. Herman Ceramics (ontwerper en producent van unieke keramische stukken). Rolan Robotics zal de resultaten van het onderzoek gebruiken voor digitale productieoplossingen voor hun klanten (initieel in het bijzonder voor het 3D slijpen en polijsten van lasnaden). Voor J.C. Herman Ceramics leidt het project tot inzicht hoe robotgereedschappen te gebruiken voor het afwerken (beschilderen of graveren) van keramische objecten, om een grotere variatie en creatieve expressie te bereiken (door hetzelfde patroon op verschillende objecten te kunnen toepassen) of eenvoudig om een nieuwe dimensie van creativiteit te verkennen (i.e. een uniek beglazingspatroon op elke plaat te tekenen, gegenereerd door een wiskundig algoritme). Het project bestaat uit het ontwikkelen en testen van een aanpak voor het geautomatiseerd genereren van bewerkingspaden voor 3D-oppervlaktebehandelingsprocessen. Aan het einde van dit onderzoek zal het proof-of-principle van deze benadering worden gegeven door in het HvA Robotics Lab een patroon te tekenen op een specifiek object dat door de projectpartners worden aangeboden. Het project is een essentiële stap in de richting van industriële 3D-robotproductie, met name wanneer bestaande objecten en afvalmateriaal worden gebruikt als circulaire grondstoffen voor nieuwe toepassingen.